Laatste nieuws
Mensje Melchior
13 minuten leestijd

Lastige zaken, lage prioriteit

Plaats een reactie

‘Officieren van justitie branden hun vingers liever niet aan medische zaken’

Het Openbaar Ministerie is huiverig om artsen en kwakzalvers te vervolgen die flink in de fout zijn gegaan, zeggen verscheidene oud-medewerkers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Medische zaken hebben een lage prioriteit en officieren van justitie zijn vaak ondeskundig, zo luidt de kritiek.

Een huisarts uit Zaandam belt in 2002 woedend de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Eén van zijn patiënten heeft malaria opgelopen tijdens een reis naar Gambia en Senegal. Een homeopaat had de patiënt het homeopathisch antimalariamiddel ‘malaria officinalis D200’ voorge­schre­ven, in combinatie met vitamine B1. De huisarts vraagt zich af of dat zomaar mag, een middel waarvan de werking niet is bewezen als malariaprofylaxe voorschrijven. Dat mag niet, concludeert de inspectie; de homeopaat heeft schade veroorzaakt aan de gezondheid van de patiënt.


De homeopaat is geen arts en kan dus niet voor de tuchtrechter worden gedaagd. Inspecteur Menso Westerouen Van Meeteren onderzoekt de zaak en stelt het Openbaar Ministerie (OM) op de hoogte. Maar de officier van justitie vindt dat het om een methodestrijd gaat die niet via het strafrecht hoort te worden uitgevochten en seponeert de zaak. Inspecteur Van Meeteren gaat in beroep tegen deze beslissing. De rechter die het beroep behandelt, gaat echter mee in de argumentatie van het OM en de homeopaat wordt niet vervolgd.


Volgens Menso Westerouen van Meeteren is deze zaak typerend voor de manier waarop het OM omgaat met medische zaken. De officier zat er duidelijk naast. ‘Dit is geen methodestrijd tussen twee gelijkwaardige wegen naar Rome. Het gaat hier om aangetoonde bescherming versus een zeker risico op malaria. Dat een officier dat niet ziet, laat zien dat er bij het OM weinig deskundigheid is over medische zaken.’

Criminaliseren


Zo’n twaalf jaar werkte Van Meeteren bij de inspectie. Hij is zeer kritisch over het vervolgingsbeleid van het OM. Nu hij een jaar weg is bij de inspectie, heeft hij naar aanleiding van de zaak Sylvia Millecam besloten om zijn kritiek naar buiten te brengen. ‘Iemand moet zijn mond opentrekken’, aldus de ex-inspecteur. Hij wil wel dat één ding vooraf duidelijk is. ‘Ik wil de zorg niet criminaliseren. Het gaat mij om die uitzonderlijke gevallen waarin mensen echt de fout ingaan en waarbij het OM in het verlengde van de inspectie een corrigerende taak heeft.’


Van Meeteren was de inspecteur die de zaak van de aan onbehandelde borstkanker overleden Millecam onderzocht. Een aantal niet-reguliere zorgverleners, onder wie artsen die haar behandelden, moeten zich voor de rechter verantwoorden, vindt hij. ‘Al was het alleen al om duidelijk te krijgen wat toelaatbaar is.’ Na een uitgebreid onderzoek deed de inspectie aangifte tegen de behandelaars. ‘Toen ik de zaak aanbracht, zei de officier letterlijk: “Ik heb hier helemaal geen trek in”. ’

Geen bewijzen


Het OM besloot in oktober geen vervolging in te stellen tegen de behandelaars omdat  Sylvia Millecam een afkeer van de reguliere zorg zou hebben. Er zouden geen bewijzen zijn dat de alternatieve behandelaars haar hadden beïnvloed bij haar keuze om de reguliere geneeskunde de rug toe te keren.


De oud-inspecteur pakt er een mapje bij met wat papieren waarin hij precies op een rij heeft gezet waarom de behandelaars wél moeten worden vervolgd. ‘Millecam had geen afkeer van de reguliere zorg. Ze heeft van 1999 tot juli 2000 het reguliere circuit doorlopen. In die periode gaf ze aan dat ze bereid was zich te laten opereren. Zij en haar partner vertrouwden de arts die haar vertelde dat ze geen borstkanker had maar een bacte­riële infectie, juist omdat hij arts was. Twee artsen en Jomanda hebben verscheidene keren gezegd dat Millecam geen kanker had. Daarop raakte Millecam ervan overtuigd dat er geen kanker was en zij dus ook niet hoefde te worden behandeld. Er is dus wel degelijk sprake van verwijtbare beïnvloeding.’


Van Meeteren legt zich niet neer bij de beslissing van het OM. Samen met de Vereniging tegen de Kwakzalverij heeft hij onlangs een klacht ingediend tegen het sepot. Als het hof de klacht gegrond verklaart, moet het OM alsnog tot vervolging overgaan. De behandelaars zouden dan kunnen worden vervolgd op grond van het gewone strafrecht, maar ook op basis van artikel 96 van de Wet BIG. In dit artikel staat dat een behandelaar die ‘bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt’, strafbaar is. Het kan de behandelaar op een gevangenisstraf van maximaal zes maanden of een geldboete komen te staan.’


De Wet BIG staat bekend als een liberale wet, die uitgaat van de eigen keuze van de burger. Een wet die piketpalen nodig heeft. Van Meeteren: ‘Artikel 96 is zo’n piketpaal, maar het Openbaar Ministerie pakt die mogelijkheid niet aan. Daarmee laat zij de inspectie in de kou staan.’

Bioresonantie


De IGZ laat schriftelijk aan Medisch Contact weten dat zij na een gesprek met het OM concludeert dat de officieren ‘zorgvuldig alle mogelijkheden binnen het strafrechtelijk kader in de zaak hebben beoordeeld’. Nu het OM vervolging niet mogelijk acht, wil de inspectie dat de regels voor alternatieve behandelaars worden aangescherpt. Het in twijfel trekken van een door een arts gestelde diagnose, prognose of behandel­plan zou een voorbehouden handeling moeten worden. Ook zou de IGZ meer bevoegd­heden moeten krijgen om op te treden.


Tot nu toe heeft het OM één keer op basis van artikel 96 een alternatief behandelaar vervolgd. Oud-inspecteurs noemen de zaak tegen de directeur en een medewerker van de kliniek Eye4care als een voorbeeld van goede samen­werking tussen OM en inspectie. De kliniek in Harlingen behandelde terminale kankerpatiënten met een therapie die directeur Adelbert Pathuis bioresonantie noemde. Volgens hem was er onder andere bij hersentumoren bijna 100 procent genezingskans. Kankerpatiënten betaalden er flinke bedragen voor.


Twee rechercheurs onderzochten de zaak, samen met twee inspecteurs. Zij achtten de behandelaars schuldig aan overtreding van artikel 96 van de Wet BIG, maar ook van het onbevoegd voeren van een wettelijk beschermde titel. Eén van de medewerkers deed zich namelijk onterecht als arts voor. Ook voerden de behandelaars onbevoegd voorbehouden handelingen uit; zij injecteerden patiënten in de halsstreek.


Voor officier van justitie, Ed Boelen, was het dan ook teleurstellend toen de behandelaars alleen schuldig werden bevonden aan het onbevoegd uitvoeren van voorbehouden handelingen. De directeur kreeg een geldboete van vijfhonderd euro en een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk. Boelen ging in beroep. Maar toen directeur Pathuis onlangs overleed, trok het OM het beroep in.


Ondanks de aanvankelijke veroordeling, zal Boelen een soortgelijke zaak in de toekomst anders aanpakken. ‘Ik zou in een voorkomend geval de behandelaars aanklagen voor oplichting. Dat is makkelijker te bewijzen, denk ik.’

Strafbare feiten


Inspectie en OM overleggen periodiek. Daarbij komen medische zaken aan bod die het OM in behandeling heeft, net als zaken waarbij de IGZ vermoedt dat er sprake is van strafbare feiten. Het OM schakelt ongeveer dertig keer per jaar de deskundigheid van de inspectie in bij medische zaken. De IGZ heeft naar eigen zeggen de afgelopen vijf jaar zo’n twaalf zaken bij het Openbaar Ministerie aangedragen.


De inspectie zegt tevreden te zijn over het vervolgingsbeleid van het OM. Verzoeken voor interviews over dit onderwerp wijst de organisatie af. In schriftelijke antwoorden zegt de inspectie dat ‘het OM verantwoordelijk is voor zijn eigen werkwijze. Zij behoeft daarover geen rekenschap af te leggen bij de inspectie.’ En: ‘de officieren belast met de medische portefeuille zijn voldoende deskundig.’


Herre Kingma was tot voor kort inspecteur-generaal bij de IGZ. Hij schetst een ander beeld. In zijn inspectietijd, toch niet langer dan een jaar geleden, kreeg Kingma nog regelmatig klachten van zijn inspecteurs over het handelen van het OM. Zelf heeft hij vooral kritiek op het zwakke vervolgingsbeleid bij titelmisbruik. ‘Het OM moet juist een liberale wet als de Wet BIG streng handhaven. Gaan mensen over de schreef, dan moet er worden ingegrepen. Maar dat gebeurt niet voldoende.’


Toen Kingma in het verleden deze kritiek in het openbaar uitte, belde minister Donner van Justitie volgens hem direct zijn collega Hoogervorst van VWS. Kingma: ‘Ik mocht er niets over zeggen. Maar de inspectie kan zelf niet altijd krachtig ingrijpen. Dan is het belangrijk dat we kunnen terugvallen op het OM.’


En dat kan volgens Kingma lang niet altijd. Ook stoorde hij zich aan de zaak over de homeopathische malariaprofylaxe. ‘Als het OM, en in navolging daarvan de rechter, dat een richtingstrijd noemt, dan heb je als inspectie geen poot meer om op te staan. Als mensen schade aan de gezondheid toebrengen, moet het OM ingrijpen. Ik vind niet dat artsen die fouten melden, moeten worden bestraft. Maar de luie, incompetente en roekeloze dokter die grenzen overschrijdt en zich willens en wetens te buiten gaat, moet wel strafrechtelijk worden aangepakt.’

Koudwatervrees


Oud-inspecteur Van Meeteren heeft verscheidene zaken aangedragen bij het OM. In zijn ogen reageerden de officieren van justitie zelden voortvarend. ‘Het is duidelijk dat medische zaken bij het OM geen grote prioriteit hebben. Het duurt altijd erg lang voordat de officier een beslissing neemt over de vervolging. En in de sepotbeslissing is vaak te zien dat de medische deskundigheid ontbreekt.’ Van Meeteren geeft het voorbeeld van de zaak van een hartchirurg die in korte tijd twee ernstige fouten maakte, waardoor twee patiënten overleden. Van het regionaal tuchtcollege kreeg hij twee keer een waarschuwing. ‘Ik gaf de zaak aan het OM door. Daarna heeft het vijf jaar lang “naar de zaak gekeken”. Drie keer werd er een nieuwe officier van justitie op de zaak gezet, die ik steeds weer opnieuw met advies heb bijgestaan. Maar na vijf jaar besloot het OM alsnog tot een sepot.’


Van Meeteren begrijpt de koud­watervrees wel, zegt hij. ‘Het gaat om ingewikkelde zaken. Maar ik begrijp niet dat de officieren van justitie niet vaker de deskundigheid van de inspectie inroepen. In de zaak Millecam werden wij bijvoorbeeld buiten de deur gehouden bij het onderzoek, omdat we aangifte hadden gedaan. Maar dat ging om een formele aangifte; dat maakt ons niet ongeschikt om ons verder met de zaak bezig te houden.’

Knipperlichtportefeuille


Ook andere oud-medewerkers van de IGZ zijn kritisch over de aanpak van het OM. Tandarts Jorden van Foreest was tot twee jaar geleden inspecteur en werkte twaalf jaar bij de IGZ. Naast ‘tandartszaken’ richtte hij zich sinds de invoering van de Wet BIG op alternatieve behandelaars. Van Foreest noemt zijn aandachtsgebied binnen de inspectie ‘een knipperlichtportefeuille.’ Soms, zoals bij de zaak Millecam, krijgt een zaak met alternatieve behandelaars bij de inspectie, de politiek en het OM veel aandacht. ‘Maar al na een paar maanden ebt de verontwaardiging weg. Dan wordt de zaak minder belangrijk en gaat iedereen weer over tot de orde van de dag.’


Gefrustreerd is hij niet, zegt Van Foreest. Maar teleurstellend vond hij het werk soms wel. ‘Ik vind het erg belangrijk dat alternatieve behandelaars die een witte jas aantrekken en schade veroor­zaken, worden vervolgd. Maar het Openbaar Ministerie stelt over het algemeen andere prioriteiten dan de inspectie. Zaken tegen alternatieve behandelaars zijn vaak moeilijk hard te maken. Het bewijzen van het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op schade, zoals de Wet BIG aangeeft, is voor een officier van justitie geen sinecure. Bovendien heeft het OM ook nog wel wat anders te doen dan alternatieven vervolgen.’


In zijn contacten met officieren van justitie merkte Van Foreest dat zij niet veel deskundigheid hadden in medische zaken. ‘Die deskundigheid tover je niet zomaar uit de hoge hoed, die moet je echt opbouwen. Maar de officieren van justitie rouleren. Wanneer zij de medische zaken net in de vingers hebben, krijgen ze een andere portefeuille of verdwijnen ze naar een ander parket. Dat is geen verwijt aan hen, maar de realiteit. Ook bij de IGZ komen nu eenmaal vaak wisselingen van de wacht voor.’

Kwakzalvers


Bart Schultsz was dertien jaar stafjurist bij de inspectie, tien jaar geleden stopte hij ermee. Hij maakt deel uit van een groep juristen die voor de invoering van de Wet BIG waarschuwde voor zwakke punten in die wet. ‘De filosofie erachter is dat de patiënt vrij is om hulp te zoeken waar hij wil. Dat heeft gemaakt dat het OM niet durft te beginnen aan de vervolging van bijvoorbeeld kwakzalvers en artsen die over de schreef gaan.’ Als strafjurist had Schultsz bemoeienis met alle zaken die de IGZ bij het OM aanbracht. Hij merkte dat de officieren van justitie ‘hun vingers liever niet brandden aan de medische zaken.’ Ergens wel begrijpelijk, vindt hij. ‘De officieren wisselen zo vaak van portefeuille, dat ze misschien een keer in hun loopbaan tegen een medische zaak aanlopen. Door die beperkte ervaring vinden zij het eng om deze ingewikkelde zaken op te pakken. Dan is het al snel: “dit is een zaak van de beroepsgroep”. De inspectie heeft vaak hemel en aarde moeten bewegen om bij misstanden toch een vervolging te krijgen.’


Er is nog een andere reden waar­­om officieren niet staan te springen om artsen en alternatieve behandelaars te vervolgen, denkt Schultsz. De lage straffen steken schril af tegen de be­­werkelijkheid van de ingewikkelde medische zaken. ‘Vaak loopt het uit op een voorwaardelijk strafje. Alternatieve behandelaars kun je niet ontzeggen hun beroep uit te voeren. Tijdens een proces komt de advocaat altijd met een batterij patiënten die allemaal zeggen dat het zo’n goede arts is. In de media kan het beeld ontstaan van “dat ellendige OM dat die aardige arts vervolgt”. Het is niet vreemd dat de officier van justitie zegt “ik heb wel wat beters te doen dan drie jaar procederen voor een symbolische straf”. ’

Paniekreactie


Marjolein van Eykelen, officier van justitie, vormt samen met een specialistisch beleidssecretaris het Expertisecentrum Medische Zaken van het OM. Gevraagd naar een reactie op de uitlatingen van de ex-inspecteurs zegt Van Eykelen dat ‘die kritiek wel terecht is voor hoe de zaken er in het verleden aan toegingen’. Over de opmerkingen dat officieren van justitie huiverig zijn om medische zaken aan te pakken, zegt ze: ‘Dat is een paniekreactie. Medische zaken zijn ingewikkeld en soms weet een officier niet wat hij ermee aan moet. Als het bureau dan nog vol ligt met andere dingen, krijgt de zaak prioriteit nummer twaalf. Dat hebben wij onderkend en daarom gaan we de zaken anders aanpakken. Ik hoop dat als inspecteurs over twee jaar nog eens naar de deskundigheid van het OM wordt gevraagd, er een grote verbetering te zien zal zijn.’


Vijf jaar geleden zette het OM het Expertisecentrum Medische Zaken op. Na een inventarisatie onder de officieren bij de pakketten constateerde het OM dat medische zaken te weinig voorkwamen om deskundigheid op te bouwen. De officieren gaven aan medische zaken erg ingewikkeld te vinden. Het expertisecentrum verzamelt handboeken en jurisprudentie. Van Eykelen en de beleidssecretaris hebben onlangs voor hun collega-officieren een handboek geschreven voor de behandeling van medische zaken. Zij informeren hun collega’s in het land, bijvoorbeeld over wanneer patiëntendossiers wel en niet in beslag mogen worden genomen, en over het inschakelen van deskundigen.

Vaste officier


Vanaf 1 januari 2007 moeten de officieren van justitie alle medische zaken die zij binnenkrijgen, verplicht melden bij het expertisecentrum. Dat is niet de enige verandering die op stapel staat. Binnenkort zal op twaalf parketten een vaste officier medische zaken komen, die de medische zaken uit de regio behandelt en zo meer ervaring opbouwt. Van Eykelen: ‘Als een officier de zaken beter snapt en op de rails krijgt, wordt het ook inhoudelijk interessanter om de portefeuille een aantal jaren te behouden. Dan krijgen we meer kwaliteit en continuïteit.’


Ervaring opdoen is belangrijk, want medische zaken zijn anders dan gewone strafzaken. Van Eykelen: ‘Bij medische zaken is meestal geen opzet in het spel. Bij medische fouten gaat het om mensen die zeer betrokken hun werk doen, maar bij de uitvoering ervan is iets ernstig misgegaan. Het duurt vrij lang voordat duidelijk is wat er precies is gebeurd. Vaak is er niet één iemand die een fout heeft gemaakt, maar een heel traject van slordigheden waardoor het uiteindelijk misgaat. Daarom moet je als officier terughoudend zijn en niet te snel denken “die arts heeft maar wat lopen aanmodderen”. ’

Grove nalatigheid


Waar kijkt een officier van justitie naar om te beslissen of het tot een vervolging komt? Van Eykelen: ‘Ten eerste naar het causale verband. Is het bewijsbaar dat het handelen van een arts of alternatieve behandelaar tot overlijden of schade aan de gezondheid heeft geleid? Dan kijken we of er sprake is van grove nalatigheid. Een vermijdbare fout hoeft nog niet verwijtbaar te zijn. Vervolgens gaan we na hoe de afdeling is georganiseerd, of er volgens de protocollen wordt gewerkt. Zijn er organisatorische factoren die hebben bijgedragen aan de fout?’


Wanneer vervolging in beeld komt, schakelt het expertisecentrum altijd minstens twee medisch deskundigen in. Daarvoor neemt men contact op met het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Vaak zijn de deskundigen lid van een van de tuchtcolleges. ‘Dat is prettig, want zij zijn gewend om naar het gedrag van andere artsen te kijken’, aldus Van Eykelen.


Ze hoopt dat officieren van justitie die straks verantwoordelijk zijn voor de medische zaken, haar indien nodig ’s nachts en in het weekeinde zullen bellen voor advies. ‘Ik heb liever dat ik wakker word gebeld, dan dat ik de volgende dag in de krant moet lezen dat een arts is vastgezet’.

Moord


Daarmee komt het gesprek op de zaak Vencken, de arts die in 2004 een stervende man met ademhalingsmoeilijk­heden morfine en Dormicum toediende. De zaak van Peter Vencken is volgens veel geïnterviewden een voorbeeld van een excessieve reactie van het OM. De rechter-commissaris liet de arts op verzoek van de plaatselijke officier van justitie negen dagen in voorarrest vastzetten en beschuldigde hem van moord. Het hof sprak hem uiteindelijk vrij.


De zaak Vencken heeft veel schade berokkend ‘aan de beeldvorming over justitie’, aldus Van Eykelen. ‘Het is slecht voor de meldingsbereidheid van artsen. En waarschijnlijk worden we nog jaren aan deze zaak herinnerd. Als de collega-officier mij over deze zaak had gebeld, had ik vastzetten absoluut afgeraden. Het was een noodgreep, denk ik, uit paniek en onzekerheid over de aanpak. Ik hoop en denk dat we dat niet meer zullen meemaken.’


Herre Kingma zegt dat de inspectie blij was toen het OM het Expertise­centrum Medische Zaken oprichtte. Maar hij is wel kritisch. ‘De poging is heel goed, maar ik vind het jammer dat er geen intensievere samenwerking met de inspectie is gezocht. Waarom maakt het expertisecentrum niet intensief gebruik van de deskundigheid van de artsen van het staatstoezicht? Als het OM een medische zaak in onderzoek heeft, is de cultuur “het is onze zaak en u heeft niets in te brengen als we u niets hebben gevraagd”. ’

Klik hier voor de pdf van dit artikel

kanker borstkanker
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.