Laatste nieuws
Eric van Wijlick
3 minuten leestijd
Federatienieuws

KNMG: Voor wie de nuance zoekt

Plaats een reactie

'Euthanasie wordt steeds vaker gemeden’ meldde NRC Handelsblad in het paasweekend. Sedatie is volgens deze krant een ‘nieuwe uitweg’. De verkoop van midazolam (Dormicum) is gestegen. En nu artsenorganisatie KNMG in december 2005 een nieuwe richtlijn heeft uitgevaardigd, stappen artsen volgens NRC ‘massaal’ over op palliatieve sedatie. Het hoofdredactio­neel enkele dagen later in diezelfde krant beweert dat de strikte eisen van de euthanasiewet ‘vaak onoverkomelijk’ zijn. Het is dan, zo wordt toegevoegd, een vooruitgang dat artsen vaker op palliatieve sedatie overgaan. Mijn vraag is of deze ferme conclusies en beweringen geldig zijn.



Eerst maar eens enkele feiten. Om te beginnen meldt de Stichting Farmaceutische Ken­getallen in het Pharmaceutisch Weekblad dat er de afgelopen jaren een forse stijging is geregistreerd van het gebruik van midazolam, maar ook dat het nog te vroeg is om te bezien of dit door de invoering van de KNMG-richtlijn Palliatieve sedatie komt. Een andere bron vormen de regionale toetsingscommissies euthanasie. Uit hun jaarverslagen blijkt dat de laatste jaren telkens tussen de 1800 en 1900 meldingen zijn beoordeeld. In 2005 werden zelfs 1933 gevallen van euthanasie gemeld. Al deze gemelde gevallen werden nagenoeg allemaal als zorgvuldig beoordeeld en afgedaan. Een derde feit is dat de SCEN-artsen (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland) in 2004 en 2005 respectievelijk zo’n 2200 en 2600 formele en wettelijke verplichte consultaties uitvoerden in het kader van een euthanasieverzoek. De SCEN-artsen concludeerden in ongeveer driekwart van de gevallen dat er aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Mijn voorlopige indruk en conclusie is dan ook dat de omvang van de euthanasiepraktijk min of meer stabiel lijkt. Deze praktijk met de bijbehorende zorgvuldigheidseisen is dus voor de patiënt en de individuele arts niet vaker onoverkomelijk gebleken. Wel is het zwaar en soms complex voor patiënt en dokter. Maar dat is iets anders.



Nederland heeft als eerste land een nationale richtlijn Palliatieve sedatie. Die wordt terecht omarmd, maar moet niet worden neergezet als een vooruitgang ten opzichte van euthanasie. Dat doet geen recht aan alle artsen, patiënten en anderen die betrokken zijn (geweest) bij de hele ontwikkeling van de euthanasiepraktijk.



Palliatieve sedatie en euthanasie zijn gescheiden trajecten. Ze zijn niet inwisselbaar en uitruilbaar. Ze hebben verschillende doelen, indicaties, voorwaarden en middelen. Er kan wel soms - met nadruk op soms - een overlap zijn in een aantal situaties van lijden. Palliatieve sedatie is echter niet een nieuwe uitweg of alternatief voor euthanasie, maar een weg die al langer bestond en die onlangs in een KNMG-richtlijn is gegoten. Een nieuw element in deze richtlijn is dat midazolam het middel van eerste keus is bij palliatieve sedatie. In het verleden werd daar vaak morfine voor ingezet en de hoeveelheid soms opgehoogd, waarbij hoop en doel van de behandeling niet altijd bij alle betrokkenen even duidelijk waren. Het is om die reden goed als artsen ‘massaal overstappen’ op midazolam.



Een gezamenlijk kernpunt bij euthanasie en palliatieve sedatie is dat tijdige en heldere communicatie tussen de patiënt en de betrokken arts o zo belangrijk is. Die gesprekken moeten gaan over de implicaties en consequenties. Voor een groot deel van de patiënten kan palliatieve sedatie een goede optie zijn. Maar voor een deel van de patiënten geldt dat helemaal niet. Dit zijn bijvoorbeeld de patiënten met een euthanasieverzoek, die ondraaglijk en uitzichtloos lijden, maar een levensverwachting hebben van meer dan twee weken. Of patiënten die in de laatste dagen willen blijven communiceren met de naasten en daarom niet in gesedeerde toestand willen sterven. Midazolam is dan geen passende uitweg. Het één (palliatieve sedatie) valt niet te prefereren boven het ander (euthanasie) of andersom. Het tijdig en open bespreken van de mogelijkheden en onmogelijkheden van beide opties is een kwestie die naar mijn mening toekomt aan de patiënt en de arts.


 


Eric van Wijlick, beleidsmedewerker KNMG



Correspondentieadres:

e.van.wijlick@fed.knmg.nl

Federatienieuws KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.