Laatste nieuws
Gerda Nienhuis
8 minuten leestijd

Knagen aan een oude traditie

Plaats een reactie

Artsen kunnen helpen vrouwenbesnijdenis te stoppen

Vrouwenbesnijdenis staat ter discussie, niet alleen in Nederland maar ook in Afrikaanse landen waar lang aan de traditie werd vastgehouden. Toch zullen artsen nog altijd met besneden vrouwen worden geconfronteerd. Respect en geduld zijn dan belangrijk.

Vrouwenbesnijdenis is een eeuwenoude traditie, die aan het islamitische geloof verbonden is geraakt, maar in Afrika al bestond vóór het christendom en de islam. Uit risicolanden in Noord-, Oost- en West-Afrika kwamen de laatste decennia vele migranten naar Europa, ook naar Nederland. Het waren de vluchtelingenvrouwen uit Somalië die Nederland in de begin jaren negentig heftig lieten schrikken. Zij zorgden voor onthutsing, heftige discussies en verwarring binnen de medische wereld. In eigen kring had de besnijdenis van vrouwen zo vlak na de oorlog, hun vlucht en te midden van de asielperikelen geen prioriteit. Er waren andere zorgen.

Onderzoek


Om inzicht te krijgen in de aard en omvang van het probleem in Nederland werd in 1992 begonnen met een eerste onderzoek naar vrouwenbesnijdenis in de Somalische gemeenschap. Dit onderzoek ligt ten grondslag aan het officiële Nederlandse overheidsstandpunt, namelijk dat alle vormen van vrouwenbesnijdenis verboden zijn. Ook de KNMG kwam in de jaren negentig met een radicale afwijzing. En de toenmalige Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid stelde richtlijnen op inzake vrouwenbesnijdenis, opdat op grond van Nederlandse (straf)wetgeving zou kunnen worden opgetreden.


Primaire besnijdenis (de besnijdenis bij een meisje) wordt in Nederland beschouwd als een vorm van kindermishandeling. Immers, de integriteit van meisjes wordt geschonden, de medische noodzaak ontbreekt, de ingreep is verminkend en vrouwonderdrukkend. Het is bekend dat in Nederland opgroeiende Afrikaanse meisjes hier of in het buitenland worden besneden. Hoe vaak dat gebeurt, is niet bekend Ondanks de richtlijnen van de inspectie worden de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling nauwelijks geconsulteerd en worden weinig gevallen gemeld. Anders dan in het buitenland, zijn er geen signalen dat medici in Nederland zich laten verleiden tot het uitvoeren van een besnijdenis bij meisjes. De wet BIG laat dat ook niet toe.

Beschermen


Soms lukt het ouders om hun dochters tegen de besnijdenis te beschermen. Zij kunnen echter ernstig in de problemen komen als hun asielverzoek wordt afgewezen. Terugkeer naar het land van herkomst betekent immers terugkeer naar een land dat andere normen en waarden kent en waar teruggekeerde dochters niet aan een besnijdenis kunnen ontsnappen. Sinds kort lijkt justitiële bescherming op bepaalde gronden mogelijk. Eind vorig jaar heeft de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie de vreemdelingencirculaire-2000 laten wijzigen. Meisjes die bij gedwongen terugkeer een reëel risico lopen op een besnijdenis, kunnen daardoor in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Er is al een klein aantal verblijfsvergunningen op deze grond verstrekt.


In december 2003 riep de Islamitische Universiteit in Rotterdam (IUR) naar aanleiding van een congres over dit onderwerp alle moslims ter wereld op om af te zien van de schadelijke praktijk van vrouwenbesnijdenis. Maar uit een recente evaluatie van het preventieproject ‘Van beleid naar praktijk’, uitgevoerd door de Federatie Somalische Associaties Nederland (FSAN) en Pharos, Kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid, blijkt dat veel ouders hun dochters graag willen laten besnijden, zij het in een lichte vorm. Vooral tijdens vakantieperiodes worden meisjes naar elders gebracht om te worden besneden. De sterke familiebanden en traditionele waarden blijven kennelijk in stand, ook al leeft een deel van de familie in diaspora.


De Vrije Universiteit en Defence for children hebben in opdracht van de ministeries van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Justitie een onderzoek uitgevoerd naar strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes, dat eerdaags in de Tweede Kamer wordt besproken.

 Vier typen


De WHO heeft female genital mutilation ingedeeld in vier typen:


1. excisie van het preputium met of zonder excisie van de clitoris, geheel of gedeeltelijk;


2.  excisie van het preputium en de clitoris en excisie van de kleine schaamlippen, geheel of gedeeltelijk;


3.  excisie van de uitwendige geslachtsdelen (clitoris, kleine en grote schaamlippen), geheel of gedeeltelijke en het sluiten en vernauwen van het vaginale kanaal (infibulatie);


4.  niet geclassifiseerd: prikken, piercing of incisie van de clitoris en/of schaamlippen et cetera.


Somalië kent een prevalentie van 98 procent (type 3). Naast een grote Somalische gemeenschap herbergt Nederland ook mensen die afkomstig zijn uit andere landen waar vrouwenbesnijdenis wordt gepraktiseerd, zoals (Noord-) Soedan (89 %, type 3) , Ethiopië (90%, typen 1 en 2), Eritrea (95% typen 1, 2 en 3),  Egypte 97% (typen 1, 2 en 3) , Sierra Leone 90 % (type 2) en Liberia (60%, type 2).


Nederlandse artsen kunnen in aanraking komen met alle typen van vrouwenbesnijdenis, zoals blijkt uit onderstaande casuïstiek:

Een alleenstaande, minderjarige asielzoekster uit West-Afrika komt met haar begeleidster met menstruatieklachten bij de huisarts en wordt doorverwezen naar de gynaecoloog, omdat aan een infibulatie wordt gedacht in verband met haar buikklachten. De gynaecoloog komt na lichamelijk onderzoek tot de conclusie dat de vulva intact is en geen besnijdenis heeft plaats gevonden. Het meisje toont zich geschokt, want haar overleden moeder heeft haar nadrukkelijk vertelt dat ze besneden was toen ze nog heel klein was. Ze heeft zelf geen notie welke besnijdenisvorm ze heeft ondergaan. Er kan sprake zijn van een incisie, die op latere leeftijd moeilijk is  te traceren (type 1).

Een ongehuwde Somalische vrouw vertelt over haar besnijdenis en de wens van haar moeder om haar minder ingrijpend te laten besnijden. Ze weet nog dat haar moeder zocht naar een hygiënische, veilige plaats en de arts vroeg om lichtere
besnijdenisvorm. Ze werd in een ziekenhuis onder lokale verdoving besneden. Als ze de verhalen over andere vrouwen hoort weet ze dat ze anders is besneden. Zij herkent hun klachten niet, maar houdt zich stil. Ze is  bang dat er anders over haar gepraat zal worden (type 2).

Een Somalische vrouw gaat met haar zus naar een ziekenhuis in Nederland. Haar zus moet bevallen. Zowel zij als haar zus hebben een infibulatie ondergaan. Als de artsen de infibulatie zien en hardop opmerken: ‘Hoe is het mogelijk dat uw zus zwanger is geworden’,  schaamt ze zich diep dat deze vraag over haar zus aan haar wordt gesteld. Seksualiteit is een thema waarover buitenshuis niet wordt gesproken. Het is taboe (type 3).

Een jonge hoogopgeleide Sudanese vrouw wil na haar aankomst in Nederland direct worden opengemaakt. Zij was zelf tegen haar besnijdenis, maar de sociale druk was te groot. Nu wil ze dat de infibulatie wordt opgeheven, vanwege de mictie- en menstruatieklachten (type 3). 

Basiskennis


In de trainingen die FSAN en Pharos geven aan Somalische sleutelpersonen (vrouwen en mannen) wordt veel tijd uitgetrokken voor het overdragen van basiskennis over vrouwenbesnijdenis. De vrouwen weten dat ze zijn besneden, maar hebben zelden informatie ontvangen: de besnijdenis werd gedaan en verder werd er niet over gesproken.


Een arts die met een besneden vrouw wordt geconfronteerd, zal in de informatieverstrekking een stap terug moeten doen: eerst vertellen wat er vermoedelijk tijdens de besnijdenis is weggesneden, daarna overgaan tot een behandelingsvoorstel.


Directe vragen en opmerkingen over seksualiteit kunnen met veel schaamte en ontreddering worden ontvangen, hetgeen het niet makkelijker maakt over de besnijdenis te spreken. Dat is een gemiste kans, omdat vrouwenbesnijdenis bij Somaliërs goed bespreekbaar is.

Een behandelend arts doet er goed aan om


l ernst van de zaak te maken door het thema open en actief aan te kaarten;


l zichzelf uit te nodigen als gesprekspartner met kennis van zaken;


l zich lerend en vragend op te stellen en niet met de deur in huis te vallen;


l gebruik te maken van reguliere contactmomenten, wat voor de vrouw veilig voelt;


l geduld en respect te tonen voor het dilemma waarin de vrouwen verkeren;


l vanuit de positie als arts de echtgenoten bij het probleem te betrekken;


l gebruik te maken van netwerken die zich om vrouwenbesnijdenis bekommeren;


l zonodig gebruik te maken van deskundigheidbevordering;


Meer informatie is te vinden op

www.pharos.nl

. en in de nabije toekomst op

www.vrouwenbesnijdenis.nl

.  

Vrouwen zijn vaak opgelucht als een arts zelf over de besnijdenisproblematiek begint. Anderen wachten af of reageren niet op de uitnodiging, maar stellen het zeer op prijs dat ze een arts kennen die kennis van zaken heeft. Je mag niet


verwachten dat een of twee gesprekken leiden tot gedragsverandering, maar ze helpen bij het proces van beïnvloeding.


Met name de Somalische mannen spreken er hun verwondering over uit dat Nederlandse artsen zo weinig zeggen over dit onderwerp, terwijl zij vanwege de universitaire kennis en de hoge medische status juist zo behulpzaam kunnen zijn.

Ter harte


Door vrouwenbesnijdenis geregeld te noemen, laten professionals in de gezondheidszorg zien dat het thema hun ter harte gaat. Vrouwen die open staan voor informatie en op zoek zijn naar aanvullende argumenten, kunnen op deze manier worden bereikt. Hoe diep een arts op het onderwerp kan ingaan, hangt af van het vertrouwen dat de vrouw in hem of haar stelt, hun onderlinge relatie en de wens tot verandering bij de vrouw en haar omgeving.


Door het thema aan te kaarten en tijdens consult, onderzoek of screening te benoemen, geeft de arts zich de mogelijkheid om met de ouders in gesprek te gaan. Hij of zij kan waardevolle informatie aanbieden, juist omdat een arts wordt gezien als iemand met grote kennis. De professionele houding die daarvoor nodig is, kenmerkt zich door luisteren, geduld en respect voor het proces waar-in de persoon zich bevindt. De behoefte aan educatie en informatie is groot. 


Een succesvolle interventie vraagt een toegankelijke houding, oog voor timing, haalbare doelstellingen en de inzet van medische kennis en status. Gezondheidswerkers zouden van elkaar moeten weten dat ze het punt op gezette tijden aan de orde laten komen. Helaas is hier een hiaat in het algemeen gezondheidsbeleid en is er nog geen sprake van een formeel ingestelde interventieketen.

Omslag


De omslag van besnijden naar niet-meer-besnijden is nog niet gemaakt. Wel mag worden verwacht dat de arts zal worden geconfronteerd met lichtere vormen van besnijdenis (type 1 en 2). Er is nog niet veel bekend over de chronische lichamelijke en psychische klachten tengevolge van een besnijdenis: een registratiesysteem ontbreekt en onderzoek wordt niet gedaan.


Vandaag is de jaarlijkse internationale dag tegen vrouwenbesnijdenis. Een goede gelegenheid voor een serieuze oproep voor doordacht en gecontinueerd beleid, ook in Nederland.

Gerda Nienhuis,


verpleegkundige, senior preventiefunctionaris,


Pharos, Kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid

 

Correspondentieadres:

g.nienhuis@pharos.nl


Met dank aan Joost den Otter.

 

Referenties


l Nahid Toubia. Caring for women with circumcision. A technical manual for health care providers. 1999.  l Informatie over vrouwenbesnijdenis. Geneeskundige Hoofdinspectie van de Volksgezondheid, GHI Bulletin, 1994.  l Susan Izett, Nahid Toubia. Learning about social change. A research and evaluation guidebook female circumcision as a case study. Rainbow, 1999.  l Koos Bartels, Ineke Haaijer. Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland. Pharos, 1995.  l De Islamitische visie op besnijdenis bij meisjes. Persbericht.

www.islamicuniversity.nl

.  l Asiel voor meisjes die bedreigd worden door besnijdenis. Phaxx december 2003: blz 4.  l Vrouwenbesnijdenis in Nederland ‘van beleid naar praktijk’ 2000 - 2002. Projectevaluatie. FSAN, Pharos, juli 2003.


Afrikaanse vrouwen in verzet


Vaak wordt gezegd dat de westerse vrouwen tegen vrouwenbesnijdenis zijn en dat onder hun leiding de strijd daartegen is begonnen. Het tegendeel is echter waar.


De eerste Afrikaanse vrouwen verzetten zich al in de jaren zeventig openlijk tegen vrouwenbesnijdenis. Door zich uit te spreken hebben zij baanbrekend werk verricht. Toch gaan de ontwikkelingen, ook voor de mensen van het eerste uur, nog niet snel genoeg. Daarom heeft de first lady van Burkino Faso tijdens de 2003 conferentie van het Inter African Committtee in Addis Abeba 6 februari uitgeroepen tot Internationale Dag tegen Vrouwenbesnijdenis. Delegaties uit dertig Afrikaanse landen hebben toegezegd zich hiervoor in te zullen zetten, onder de noemer: zero tolerance ten opzichte van  female genital mutilation vóór 2010. Actieve organisaties in Nederland - Afrikaanse en Nederlandse - steunen het bovengenoemde initiatief en organiseren op 6 februari 2004 een politiek debat in Amsterdam met (inter)nationale bijdragen.

kindermishandeling schaamlippen besnijdenis
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.