Klink maakt internationale vergelijking over bof

Minister Klink van Volksgezondheid gaat kijken hoe andere landen omgaan met groepen mensen die hun kinderen weigeren in te enten tegen ziektes als de bof en de mazelen. Dat zei hij gisteren in de Tweede Kamer.

Klink reageert daarmee op de bofepidemie die voor het eerst in twintig jaar in Nederland heerst. Het virus waart vooral rond in de streek tussen Zeeland en de Veluwe, waar veel orthodox-protestanten wonen die hun kinderen niet laten inenten.

De minister wijst erop dat kinderen van Jehovah's getuigen in Nederland kunnen worden gedwongen tot een bloedtransfusie als het kroost zonder die behandeling in levensgevaar komt. Hij stelt echter dat de risico's van de bof 'niet altijd even groot zijn'.

Ook volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is de bof niet ernstig. Slechts zelden leidt de aandoening tot ernstige complicaties als hersenvliesontsteking. Wel bekijkt het Nederlands Vaccin Instituut of het vaccin moet worden aangepast omdat het geen volledige bescherming biedt voor jonge kinderen.

Tweede Kamerlid Khadija Arib van de PvdA wil weten of het klopt dat het aantal ouders dat hun kind laat inenten, is gedaald. Klink denkt dat de vaccinatiegraad gelijk is gebleven, maar gaat dit uitzoeken.

In het gebied tussen Zeeland en de Veluwe, de zogeheten Biblebelt, zijn tot nu toe 61 gevallen van de bof gemeld. Volgens Klink gaat het echter waarschijnlijk om meer gevallen van de ziekte, die tot hoge koorts en opgezette wangen leidt.

Op dit moment hoeven huisartsen een besmetting niet te melden. Vanaf 1 januari 2009 geldt wel een meldplicht.

ANP