Laatste nieuws
Wetenschap

Kleine borsttumor: vroeg gevonden of trage groei?

Plaats een reactie

Een flink deel van kleine borstkankers is niet ‘nog’ klein doordat ze vroeg zijn ontdekt, maar klein omdat ze langzaam groeien. Daarom hebben vrouwen met een kleine tumor vaak een betere prognose, dan de vrouwen met een grote tumor.

Getty Images
Getty Images

Dit stellen Donald Lannin en Shiyi Wang op basis van een studie naar overdiagnostiek, die in The New England Journal of Medicine verscheen. Epidemioloog Harry de Koning ziet hun punt, maar maakt bezwaar tegen de aannames die de twee doen.

Lannin en Wang haalden gegevens van vrouwen met borstkanker (periode 2001-2013) uit een database. Op basis van de differentiatie van tumorweefsel en de aan- of afwezigheid van oestrogeen- en progesteronreceptoren deelden ze de vrouwen in drie groepen in: goede, intermediaire of slechte prognose. Vervolgens keken ze naar grootte van de tumor en maakten onderscheid tussen 40-plussers en -minners.

Hoe groter de tumor, hoe vaker de prognose slecht was, en hoe minder vaak de prognose goed was. Bij 40-plussers was de prognose van de kleinste tumoren (<1 cm) bij 38 procent goed, en bij 14 procent slecht. Voor tumoren groter dan 5 cm was dat 9 respectievelijk 36 procent. Bij jongere vrouwen was veel vaker sprake van een slechte prognose.

Dat doet er toe, omdat die kleine tumoren steeds vaker worden gevonden, met name door borstkankerscreening. Voor een deel van de vrouwen bij wie die tumoren zijn ontdekt, levert dat geen voordeel op. Als hun levensverwachting korter is dan de lead time (tussen het moment dat een tumor bij screening wordt gevonden en het moment dat hij symptomatisch wordt), dan is er sprake van overdiagnostiek. Ze zouden er immers geen last van heb gekregen in hun leven. Bij een langzaam groeiende tumor is de lead time langer: en juist die tumoren worden vaker ontdekt bij screening. Zeker voor oudere vrouwen is de kans op overdiagnostiek dan groter.

Om een inschatting te maken van die lead time rekenden Lannin en Wang vervolgens met modellen. Daarbij gaan ze uit van 22 procent overgediagnosticeerde borstkankers, op basis van een publicatie van Welch e.a. die vorig jaar in The New England Journal of Medicine verscheen. Die 22 procent verdelen ze over de verschillende prognosegroepen, en ze rekenen ook nog eens met verschillende inschattingen van overdiagnostiek. Dat levert imposante cijfers op: volgens sommige berekeningen kan de gemiddelde lead time tot ruim 44 jaar oplopen. Anderzijds is het bij de vrouwen met een slechte prognose soms korter dan een maand.

Onwaarschijnlijke getallen, zegt epidemioloog Harry de Koning, hoogleraar evaluatie van screening aan het Erasmus MC, met name de hoge. Dat komt door die 22 procent van Welch: ‘Die is echt veel te hoog. Welch ging daarbij onder meer af op een bepaalde trend, een voorspelling van hoeveel tumoren er gevonden zouden zijn zonder screening. Maar die schatting was te laag, en hield geen rekening met het feit dat borstkankerincidentie al aan het stijgen was, bijvoorbeeld doordat vrouwen later en minder kinderen krijgen.’ Volgens De Koning wordt in Nederland slechts een paar procent van borsttumoren overgediagnosticeerd, en bij screening ongeveer 10 procent.

Het is het zoveelste hoofdstuk in het boek over zin en onzin van borstkankerscreening. De Koning is ervan overtuigd dat de voordelen groter zijn dan de aandelen, ‘Net zoals vrijwel alle belangrijke internationale en nationale adviesraden overigens. Het blijft gunstiger om een kleine tumor te behandelen, dan om te wachten tot die groter wordt. En ja, hoe meer kleine tumoren je vindt, hoe meer overdiagnostiek er plaatsvindt. We kunnen helaas nog steeds niet met zekerheid zeggen of iemand met een kleine tumor daar wel of geen last van zal krijgen. Daarom zul je toch moeten behandelen.’ Studies zoals die van Lannin en Wang maken wel duidelijk dat het zinvol is om energie te steken in betere risico-inschattingen, bijvoorbeeld met het verbeteren van genetische tests, zoals de MammaPrint. Als die met grote zekerheid een gunstige prognose laat zien, volstaat minder agressieve behandeling. Zoals bij ductaal carcinoma in situ nu al gerandomiseerd onderzoek loopt, vertelt De Koning: ‘Omdat we willen weten of het zinvol is om deze wel of niet meteen te behandelen.’

DOI: 10.1056/NEJMsr1613680

Lees ook:

Wetenschap borstkanker
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.