Kind en hart
Plaats een reactieBij minder dan de helft van de kinderen met een aangeboren hartafwijking is geen behandeling geïndiceerd, omdat de afwijking slechts geringe hemodynamische gevolgen heeft (bij een klein ventrikelseptumdefect bijvoorbeeld). In 60 procent van de gevallen wordt er wel behandeld. De meeste afwijkingen worden operatief of via katheterinterventie hersteld. Maar restafwijkingen (zie ook p. 700 e.v. in dit nummer) zijn er bijna altijd, wat een langdurige follow-up noodzakelijk maakt, en soms zelfs nieuw interventies. Op jonge leeftijd worden die restafwijkingen, zoals klepinsufficiënties, vaak wel goed verdragen, maar op oudere leeftijd kan chronische extra belasting alsnog de oorzaak zijn van hartfalen. Gelukkig komen aangeboren hartafwijkingen weinig voor: met een prevalentie van acht per duizend levendgeborenen vormen ze een minderheid in de praktijk van de kindergeneeskundige en zeker in die van de huisarts.
In Kindercardiologie, dat recent verscheen in de hier vaker gesignaleerde reeks Praktische Kindergeneeskunde, presenteren de auteurs na enkele klacht- en symptoomgeoriënteerde hoofdstukken deze afwijkingen heel sec, vergezeld van instructieve afbeeldingen. Ook doen ze uit de doeken hoe onschuldige hartritmevariaties zijn te onderscheiden van ritmestoornissen die een verwijzing naar een kindercardioloog noodzakelijk maken.
Heel sterk is dat de auteurs een goed oog hebben voor allerlei praktische kwesties die niet direct te maken met de behandeling van de hartafwijking, zoals vragen over leefregels, vaccinaties, sportbeoefening en zwangerschap.
M. Witsenburg, J. Strengers en M. van Osch-Gevers, Kindercardiologie, Bohn Stafleu Van Loghum, ISBN 90 313 3656 4, 160 blz., 36,50 euro.
- Er zijn nog geen reacties