Laatste nieuws
Babs Verblackt
Babs Verblackt
4 minuten leestijd

Jean Bonnet pleegde verzet vanuit ‘besmet’ ziekenhuis

Plaats een reactie

‘Dat deed je gewoon’

Een ter dood veroordeelde verzetsjongen in staat stellen zijn familie te zien en verzetsblaadjes naar de drukker brengen. Voor chirurg Jean Bonnet was het vrijwel vanzelfsprekend. Zelfs vanuit een ‘besmet ziekenhuis’.


Toen Jean Bonnet (1917) uit Rijswijk in 1941 voor zijn artsexamen slaagde, wilde hij niets liever dan chirurg worden. Zijn vader vond doorstuderen best, maar hij wilde zijn drie dochters ook nog een kans geven. ‘Hij zei: sorry, Jean, dat kan ik niet betalen. Nu moet je voor jezelf zorgen’, vertelt Bonnet.

Zowel in eigen onderhoud voorzien als een opleidingsplaats vinden, was lastig in de oorlogsjaren. Een aanbod om – als goede ­student – meteen in Utrecht te beginnen, moest hij weigeren vanwege de voorwaarden: de eerste twee jaar uitwonend zonder salaris, het derde jaar kost en inwoning en pas in het vierde jaar een salaris van maandelijks vijftig tot honderd gulden. ‘Dat kon ik financieel niet aan’, aldus Bonnet. ‘Uiteindelijk vond ik een chirurg in Rotterdam die zei dat ik twee jaar later wel bij hem terechtkon.’

Die wachttijd vulde hij met waarnemingen voor verschillende huisartsen. ‘Die hadden vaak een motorfiets om visites te rijden in de polders. Als jongeman vond ik dat fantastisch’, vertelt Bonnet. ‘Als je ’s nachts naar een boerderij moest, dan stond de boer met een lamp op de donkere landweg. Klaar om te seinen als hij je hoorde aankomen. Licht maken op de wegen was toen verboden.’

Het langste bleef hij in Den Haag, waar hij anderhalf jaar de praktijk waarnam van een huisarts die zich als militair bij de Engelsen had gevoegd. ‘Daar kreeg ik ook met het Medisch Contact te maken’, vertelt Bonnet, die zich aansloot bij een cel van de verzetsgroep. ‘Ik werd daarvoor door collega’s benaderd. We kwamen in een groepje van ongeveer tien mensen één keer in de maand bij elkaar, steeds bij een ander thuis. Dan kregen we inlichtingen over wat we moesten weten en doen, en hoe het er elders in het land aan toeging. Dat vertelde onze voorzitter, die contact had met hogerop. Alleen hij wist wie dat waren.’

Perikelen
Bonnet vond deelname aan het lokale Medisch Contact-groepje en de acties, zoals het afplakken van naambordjes, vanzelfsprekend. ‘Dat deed je gewoon’, zegt hij. Zoals hij ook het Medisch Contact raadpleegde vanwege onverhoopte ‘perikelen’ rond zijn opleidingsplaats. De Duitsers hadden delen van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam gevorderd en de professor weggestuurd. ‘Ze stelden de Rotterdamse chirurg met wie ik de afspraak had voor mijn opleidingsplaats aan als nieuwe hoogleraar’, verzucht Bonnet. ‘Ik had veel liever gehad dat hij in Rotterdam was gebleven. Ik had hier twee jaar op zitten wachten en het vinden van een andere opleidingsplaats was toen onmogelijk.’

‘De voorzitter van ons Medisch Contact-groepje heeft overlegd met hogerop en ze gaven me toestemming. Ik had natuurlijk zonder iets te zeggen daar kunnen gaan werken. Maar ik wilde het risico niet nemen om daarvoor na de oorlog te worden gestraft. Als het Medisch ­Contact “nee” had gezegd, dan had er niets anders op gezeten. Dan was ik huisarts geworden.’

In het gasthuis hadden de Duitsers een eigen paviljoen. ‘De rest van het ziekenhuis had weinig met ze te maken. Maar ja, het was toch een besmet ziekenhuis. Overigens heette het toen het Wester Gasthuis omdat het van de Duitsers geen Wilhelmina mocht heten.’

Tennisvriend
Bonnet heeft met zijn opleider nooit gesproken over waarom hij het hoogleraarschap van de Duitsers aannam. Die wist op zijn beurt ook niets van Bonnets hulp aan het verzet vanuit het ziekenhuis. Zo dook een tennisvriend van Bonnet die actief was in het verzet, bij hem onder in de assistentenkamer.

‘Hij moest ’s ochtends altijd op tijd de kamer uit, voordat het dienstmeisje kwam. Overdag deed die tennisvriend gevaarlijke dingen zoals kantoren voor distributiebonnen beroven’, vertelt Bonnet. ‘Hij was bij verstek ter dood veroordeeld. Op een avond kort voor het einde van de oorlog is hij niet meer teruggekomen. Toen heb ik van zijn vader vernomen dat hij was opgepakt en gefusilleerd.’

‘We luisterden altijd samen naar Radio Oranje. Hij maakte samenvattingen van de uitzendingen voor een krantje dat hij De Wegwijzer noemde. Omdat ik als arts ook na spertijd de straat op mocht, bracht ik dat eens per week ’s avonds naar de drukker. Ik had een afdruk van de sleutel van de polikliniek. Dan hoefde ik niet steeds langs de portier, want dat zou veel te veel opvallen. Het was best eng buiten, maar het is altijd goed gegaan. Op die verlaten straten hoorde je makkelijk iemand aankomen, dan dook ik altijd in een steeg.’

Controlefoto
Een andere verzetsjongen, die patiënt was in het ziekenhuis, hielp hij om zijn familie te zien. De Duitsers hadden hem bij zijn arrestatie in zijn been geschoten en naar het ziekenhuis gebracht. ‘Een Duitse soldaat hield altijd wacht bij de zaal waar hij lag’, vertelt Bonnet. ‘Maar de röntgenkamer had een soort nooduitgang met een trapje naar buiten. We spraken met zijn familie een tijd af en dan brachten we hem zogenaamd voor een controle­foto daar naartoe. Dan liep die soldaat mee tot de deur van de röntgenkamer, maar eenmaal binnen konden die jongen en zijn familie praten.’ Het waren achteraf de laatste gesprekken: de jongen is later geëxecuteerd.

De omstandigheden in het ziekenhuis werden steeds slechter, vooral tijdens de hongerwinter. ‘Zeven uur ’s avonds werd de stroom afgesloten. Als er dan een patiënt voor de eerste hulp kwam, moesten we hem met een brancard de trap opdragen. Ook hadden we geen steriele jassen, slechts nog steriele handschoenen. En alleen koud water’, illustreert Bonnet. ‘Er kwamen veel jonge mannen met hele gemene maagzweren. En veel mensen met panaritia. Zelf leefden we enkel van suikerbieten en tulpenbollen. Eén keer heb ik bij vrienden erwten­soep gegeten. Maar dat heb ik geweten, daar kon mijn maag helemaal niet meer tegen.’

Op de vraag of de oorlog hem heeft gevormd, ook als arts, denkt Bonnet een poos na. ‘Dat moet wel, gezien de primitieve omstandig­heden. Maar hoe precies, dat zou ik niet kunnen verwoorden.’

Babs Verblackt,  journalist 

Jean Bonnet: ‘We leefden enkel van suikerbieten en tulpenbollen.’ beeld: De Beeldredaktie
Jean Bonnet: ‘We leefden enkel van suikerbieten en tulpenbollen.’ beeld: De Beeldredaktie
PDF van dit artikel
  • Babs Verblackt

    Babs Verblackt is freelance journalist. Onder andere werkte ze als China-correspondent voor Trouw en ooit was ze journalist bij Medisch Contact. Nu schrijft ze nog regelmatig voor de rubriek Media & Cultuur.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.