Laatste nieuws
Achter het nieuws

Inhaalzorg is straks ‘de vierde golf’

Verschillende inzichten bij zorgbestuurders over het inlopen van de zorgachterstanden

Plaats een reactie
Robin Utrecht/ANP
Robin Utrecht/ANP

Als de covid-19-storm is geluwd, moeten ziekenhuizen de ­opgelopen achterstanden inlopen. Er zijn zo’n 140 duizend ­operaties uitgesteld en huisartsen hebben 1,5 miljoen minder verwijzingen gedaan. Maar veel zorgmedewerkers zijn uit­geput. Hoe moet dit worden aangepakt?

Rob Dillmann, bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en bestuursvoorzitter van Isala, ziet met de dalende besmettingscijfers en het vaccinatieprogramma langzaam ruimte ontstaan voor het inhalen van zorg. Maar gemakkelijk wordt dat niet: ‘Je kunt rustig spreken over “een vierde golf” in de coronacrisis als je het hebt over de in te halen zorg. Ik denk dat alle zorg kan worden ingehaald, maar de vraag is hoe lang dit gaat duren. Het is een enorme operatie, tot ver in 2022.’

Herstelfase

Volgens Dillmann hebben de zorgmedewerkers deze zomer eerst een herstelfase van een maand of twee nodig voordat ­achterstanden kunnen worden ingehaald: ‘We gaan ervan uit dat we eind augustus of begin september met de grote inhaalslag kunnen starten. Tenminste áls de daling doorzet en alles weer normaal functioneert. De zorgmedewerkers lopen nu de derde marathon, je kunt niet van ze vragen de vierde marathon er gelijk achteraan te doen. Die herstelfase is echt belangrijk, zeker voor de ziekenhuizen die met veel uitval van zorgmedewerkers te maken hebben. Ik heb echter ook ­vertrouwen in de veerkracht van de ­zorgmedewerkers in de Nederlandse ­ziekenhuizen. Het wordt een enorme, niet te onderschatten klus.’

De afgelopen maanden hebben NVZ, NFU en Zorgverzekeraars Nederland gezamenlijk gewerkt aan een ‘format’ voor de inhaalzorg. Dat – nog niet openbaar gemaakte – format is begin mei ­afgestemd met de ziekenhuizen en ligt nu voor afstemming bij de zorgverzekeraars. Binnen het format wordt volgens Dillmann gekeken naar verschillende componenten, zoals een berekening van het aantal patiënten, de capaciteit, het beschikbare personeel en de financiële ruimte. Dillmann: ‘Er is vorig jaar al in een bestuurlijk akkoord tussen VWS, NVZ, NFU en ZN afgesproken dat er in 2021 financiële ruimte moest zijn voor inhaalzorg. Op geld zal dit niet stuklopen. Om voor mijn eigen ziekenhuis te spreken: ik denk dat er zo’n 40 miljoen euro gemoeid zal zijn met de inhaalzorg. We hebben ongeveer zesduizend mensen op de wachtlijst staan voor een operatie en duizenden mensen voor andere behandelingen. Omdat ook de verwijzingen deels uitbleven, verwachten we ook extra verwijzingen.’

‘We moeten ons realiseren dat de reguliere zorg onverminderd doorgaat’

Met het format is de aanpak van de indi­viduele ziekenhuizen nog niet in steen gebeiteld. Dillmann: ‘De ziekenhuizen werken met het format hun eigen plan uit, omdat het per ziekenhuis en per regio verschilt hoeveel zorg moet worden ingehaald. Er zijn ziekenhuizen waarbij dat meevalt en die aangeven dat ze nu al ruimte hebben voor inhaalzorg.

Slag in de lucht

Bestuursvoorzitter van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg en Waalwijk en bijzonder hoogleraar organisatieontwikkeling van de ziekenhuiszorg Bart Berden is ook druk bezig met het organiseren van de inhaalzorg. Hij staat kritisch tegenover het inhaalplan van de NVZ. Berden: ‘Ik denk dat het een ­irreële gedachte is dat een inhaalplan de oplossing is. De “maakbaarheid” ervan relativeer ik. De NVZ doet een goede poging om de regie te voeren, maar de ­ziekenhuizen moeten wél kunnen leveren. Het is lastig om de omvang van de inhaalzorg goed te ramen. We spreken er regelmatig met zorgverzekeraars over, maar moeten het telkens weer bijstellen. We slaan eigenlijk een slag in de lucht. Het risico is dat als het níét lukt, ziekenhuizen en vooral de medewerkers het gevoel krijgen dat ze tekortschieten, dat ze patiënten in de kou laten staan.’

Wat zijn eigen ziekenhuis betreft denkt Berden dat het inhalen van zorg beperkt mogelijk zal zijn. ‘We moeten ons realiseren dat de reguliere zorg onverminderd doorgaat. Daarbij lopen we aan tegen de personele capaciteit; we komen vooral verpleegkundigen en gespecialiseerde verpleegkundigen tekort. We leiden er op dit moment 750 op, maar eigenlijk net te laat voor de enorme inhaalslag die moet worden gemaakt. Ik denk dat je veel bereikt als verpleegkundigen structureel meer uren gaan werken, in plaats van de gemiddeld 22 uur die ze nu werken. Maar door ons belasting- en toeslagensysteem gaan ze er vaak niet op vooruit als ze meer uren gaan werken. Dat is lastig, daar ­moeten we vanaf; een inzicht dat steeds meer draagvlak krijgt.’

Korte opnames

Berden zet in zijn ziekenhuis sterk in op het samen met patiënt en verwijzer wegen van de zorgvraag en het secuur inzetten van de capaciteit – bijvoorbeeld door ­korte opnames, zo vertelt hij. ‘Sommige voorstellen vind ik minder geschikt. Zoals het inzetten van geneeskundestudenten die op hun coschappen wachten. Ze zijn er niet voor opgeleid en ze moeten dóór met hun studie. Of het oproepen van medewerkers om over een langere periode extra te werken in het weekend. Ik denk dat je dat op termijn moet bezuren. Een groot deel van de ziekenhuismedewerkers heeft in de afgelopen maanden al extra gewerkt en bijna geen verlof opgenomen.’

Extra werken in de weekenden is iets waar Dillmann bij Isala juist wél op wil inzetten. ‘Wij zullen uitwijken naar de zater­dagen voor operaties die normaal alleen door de week plaatsvinden. De artsen staan in de startblokken om te beginnen. Zij hebben het in de afgelopen periode juist vaak rustiger gehad dan normaal. Met het oog op de inhaalslag zijn we bezig met het werven van extra medewerkers. We willen ongeveer 40 fte extra verpleegkundigen, ok-assistenten en anesthesie­medewerkers aantrekken. Het is niet ­uitgesloten dat we extra artsen aannemen, maar we denken dat we genoeg medisch specialisten in huis hebben.’

Patiënten spreiden

Onlangs noemde Armand Girbes, hoog­leraar intensivecaregeneeskunde en ­ic-chef van het Amsterdam UMC locatie VUmc, het in een podcast discriminatie dat voor coronapatiënten het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) actief is, maar voor patiënten met andere ziekten niet. Ook minister Tamara van Ark zei aan een landelijke spreiding van patiënten te denken. Is een landelijk orgaan voor het verdelen van ‘inhaal­patiënten’ over de ziekenhuizen een idee? Dillmann: ‘Dat lijkt mij niet wenselijk en ook niet nodig. Voor patiënten met covid-19 die vanmiddag nog aan de ­beademing moeten, dondert het niet wáár dat gebeurt, áls er maar ergens een plek is. Maar een patiënt die over drie weken geopereerd moet worden aan een liesbreuk, moet gewoon in zijn eigen ziekenhuis terechtkunnen.’

Berden daarentegen is wel te porren voor het idee. ‘Het is beslist verstandig om de capaciteit in Nederland zo optimaal mogelijk te gebruiken. Het LCPS was natuurlijk dringend noodzakelijk voor de spreiding van patiënten met covid-19, maar een dergelijk orgaan zou ook een oplossing kunnen zijn voor het optimaal matchen van vraag en capaciteit bij de inhaalzorg. Ik denk dat dit verder uitgedacht moet worden als het weer rustig is. Je moet natuurlijk ook oppassen dat je er geen enorme bureaucratische toestand van maakt.’ 

Lees meer

Achter het nieuws covid-19
  • Simone Paauw

    Simone Paauw deed de deeltijdopleiding journalistiek in Tilburg en werkt sinds 2008 als journalist bij Medisch Contact. Ze interviewt het liefst de ‘gewone arts’ met een bijzonder verhaal, bijvoorbeeld voor de rubriek Het Portret.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.