Laatste nieuws
Ilse Kleijne
Ilse Kleijne
7 minuten leestijd
interview

‘Ik heb altijd al een grote mond gehad’

Longarts Alex Schwengle werd zorgminister op Aruba

Plaats een reactie
HCCA. Longarts Alex Schwengle
HCCA. Longarts Alex Schwengle

Euthanasie ligt nog te gevoelig om over wetgeving te spreken. Obesitas is een groot probleem. En de wachttijden voor operaties zijn nog lang. Longarts Alex Schwengle werkt als minister van Volksgezondheid van Aruba hard om de gezondheidszorg op zijn eiland te verbeteren.

Op Aruba kent niemand Carlos Alex Schwengle als Carlos. Daar is hij Alex. Alex Schwengle, minister van Volksgezondheid, Bejaardenzorg en Sport. Behalve regeringslid is hij ook longarts in het Dr. Horacio E. Oduber Hospitaal, het enige volwaardige ziekenhuis dat het circa 110 duizend bewoners tellende eiland heeft. Maar in Nederland zullen er mensen zijn die hem als Carlos-de-arts herkennen.

Schwengle (48) is geboren en getogen Arubaan. Voor zijn opleiding tot arts verliet hij eind jaren tachtig het kleine land – één van de vier landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden – om in Nederland aan de VU geneeskunde te volgen. Als Alex kwam hij hierheen. ‘Maar tijdens mijn opleiding was er een andere arts die ook Alex heette. Toen werd ik bij mijn andere naam genoemd om verwarring te voorkomen’, licht hij grinnikend toe.

Heroïek

Schwengle wilde altijd al arts worden. Hij vermoedt dat een ‘erg op de heroïek gerichte’ Amerikaanse tv-serie over artsen, die in zijn jeugd op een Arubaanse zender te zien was, daar stiekem aan ten grondslag ligt. In 1997 mocht Schwengle zichzelf basisarts noemen, en keerde hij terug naar Aruba. Daar was het mogelijk een tweejarig traject te volgen om ervaring op te doen als huisarts én te werken op de SEH van het Arubaanse ziekenhuis.

Het plan was als huisarts op Aruba aan de slag te gaan. De liefde bracht hem, vanwege de opleiding van zijn toekomstige vrouw, opnieuw terug naar Nederland. Daar begon hij, zonder plannen zich te specialiseren, als agnio voor interne vakken in Emmen. Een ‘fijne begeleider die potentie zag’ moedigde hem aan toch een specialisatieopleiding te volgen. Dat leidde hem uiteindelijk via een omweg langs interne geneeskunde op het pad van de longgeneeskunde. Eind 2009 keerde Schwengle terug naar zijn vaderland, en kreeg daar al snel een aanstelling als longarts.

Werkpaard

Aruba telt zo’n 45 huisartsen, en ongeveer 90 medisch specialisten. Een deel van hen, ook hijzelf, werkt in loondienst, een ander deel ‘privé’. Het ziekenhuis waar hij werkt telt zo’n 290 bedden en biedt de meeste medisch specialismen aan. Schwengle omschrijft het als ‘een groot perifeer ziekenhuis met academische tendensen’. Alleen ‘superspecialisaties’ worden niet aangeboden; daarvoor moeten patiënten – als het om ingrepen gaat – reizen naar landen als Colombia, de Verenigde Staten of Nederland. En een aparte reumatoloog kent het ziekenhuis bijvoorbeeld niet. ‘De internist ziet reumapatiënten’, schetst Schwengle. Daarnaast werken hij en zijn collega’s met wat hij ‘verlengdearmconstructies met Nederland’ noemt. ‘Artsen hebben contact met medisch specialisten in Nederland, gebruiken hun eigen netwerk voor advies of overleg.’

Schwengle ziet zichzelf als ‘een werkpaard’; hij combineerde eerder twee banen, van SEH-arts en huisarts. Als minister telt zijn werkdag al snel tien uur, en aangezien sport ook in zijn portefeuille zit, hoort de zaterdag bij de werkweek. Sinds hij minister is, komt Schwengle nog een halve dag per week toe aan zijn baan als longarts, onder andere om spoedpatiënten te behandelen. En drie keer per jaar draait hij vier weken achter elkaar een longartsdienst. ‘De combinatie is fysiek en mentaal best zwaar, maar vooralsnog lukt het aardig.’

Kritisch

Het kritische oog waarmee Schwengle naar de Arubaanse gezondheidssector blikte, leidde ertoe dat hij daar nu als minister verantwoordelijk voor is. ‘We zijn het er op Aruba op papier over eens dat eerstelijnszorg een belangrijke functie als buffer heeft, zodat mensen alleen naar de duurdere tweede lijn gaan als het nodig is. Maar op Aruba ligt in de praktijk al jaren het politieke, beleidsmatige accent juist op de tweede lijn. Op cure in plaats van op care’, vat hij die kritiek samen.

In 2013 waren er verkiezingen op Aruba. De christendemocratische Arubaanse Volkspartij (AVP) behaalde met 13 van de 21 zetels een meerderheid, en Schwengle belandde in het tweede kabinet-Mike Eman als minister van Volksgezondheid, Bejaardenzorg en Sport. ‘Ik heb altijd al een grote mond gehad’, licht Schwengle die carrièremove opgewekt toe. ‘Ik ben één van die geboren en getogen idealisten. Ik vond het jammer dat op Aruba alle tools aanwezig waren om betere zorg voor de klant te regelen dan er werd geleverd. Als je doorvroeg waar dat aan lag, kwam je steeds weer uit bij de politici, de beleidsmedewerkers. Net als elders richten zij zich te veel op de korte termijn, hebben ze te weinig interesse, werken ze te ad hoc. Ik miste visie, ik miste consistentie in beleid.’

In een gesprek met Schwengle valt op dat hij vaak ‘klant’ zegt waar een Nederlandse arts een patiënt bedoelt. Die term is op Aruba meer ingeburgerd dan het woord patiënt, legt hij uit. ‘Een klant is in onze ogen meer dan alleen een patiënt, en bovendien kan de term patiënt negatief worden geïnterpreteerd: een persoon die gelabeld wordt met een bepaalde ziekte. Mensen die gebruikmaken van zorg zijn in onze ogen consumenten met zowel rechten als plichten.’

Logische stap

De dikste doorn in het artsenoog van Schwengle was het gebrek aan preventie. ‘Er is wel aandacht voor vaccinatie en kindersterfte, maar niet voor obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten.’ Daardoor kampt een relatief groot deel van de Arubaanse bevolking met dergelijke aandoeningen – Schwengle spreekt van ‘een epidemie’. ‘Ik werd als longarts overspoeld door patiënten bij wie iets van hun klachten was te voorkomen als ze een normaal gewicht hadden.’

Hij was het ‘enorm spuugzat om belemmerd te worden om de klanten een hoge kwaliteit van zorg te leveren’. ‘Zo wilde ik niet werken. Ik moest iets aan mijn frustratie doen of een andere baan zoeken.’ Toen werd hij benaderd door de minister-president, met de vraag of hij ‘met zijn grote mond dan niet minister wilde worden?’ ‘Aruba is zo kleinschalig, iedereen kent elkaar. Als je kritiek hebt, belandt dat bij de minister-president.’

Schwengle was in die periode al ‘actief met management en geïnteresseerd in beleid’. Hij zat in verschillende kwaliteitscommissies van het ziekenhuis, zoals de medicatieveiligheidscommissie. Ook was hij betrokken bij het bestuur van de belangenvereniging voor artsen in loondienst AVSD. In die zin voelde de stap naar het ministerschap als een logische. Bovendien kon hij dan zijn artsenfrustaties omzetten in iets positiefs.

Vier pilaren

Als zorgminister baseert hij zijn beleid op vier ‘pilaren’: kwaliteit, ouderenzorg, duurzame financiën en sport. De kwaliteit moet verbeteren door meer patiënten naar de eerste lijn te krijgen, waar meer aandacht komt voor preventie. Daartoe zijn er meer huisartsen aangenomen, en krijgen zij praktijkondersteuners.

Ook is onder Schwengle een Arubaanse Inspectie voor Volksgezondheid opgezet en wordt de laatste hand gelegd aan AruBIG: een Arubaans BIG-register. Hij wil een datasysteem optuigen om een vinger te krijgen achter verkwisting in de zorg. Het eiland kent nog lange wachttijden. Schwengle probeert dat aan te pakken door, bij een renovatie van het Oduber-ziekenhuis en de afbouw van een kleine andere zorginstelling, de ok-capaciteit uit te breiden van vijf naar negen ok’s. Eventuele overcapaciteit hoopt hij dan te kunnen benutten voor ‘medisch toerisme’.

Vergrijzingspiek

Ouderenzorg is tot pijler gekozen omdat Aruba ‘versneld vergrijst’, aldus Schwengle. ‘Wij gaan nog naar onze vergrijzingspiek toe.’ Schwengle richtte een platform ouderenzorg op binnen zijn directie Volksgezondheid, dat een strategisch plan moet opstellen voor de organisatie van de ouderenzorg.

Een stichting is op dit moment verantwoordelijk voor intramurale ouderenzorg, en werkt met overheidssubsidie. Schwengle wil deze zorg liever financieren vanuit de nationale zorgverzekering, in de hoop op minder bureaucratie. ‘Zo’n zorgorganisatie moet snel kunnen schakelen en dat lukt nu niet door de traagheid binnen de overheid. Als er tien extra bedden nodig zijn, duurt dat nu twee jaar. Dat werkt niet.’

In wetgeving wil hij dit jaar vastleggen aan welke kwaliteit ouderenzorg moet voldoen. Met kritisch oog volgt hij de ontwikkelingen in Nederland op het vlak van ouderenzorg. ‘Ik leer van wat daar gebeurt en pluk er de voordelen van’, zegt hij politiek.

Schoolsport

De duurzame financiering draait erom ‘te beseffen dat de zorgkosten beheerst moeten groeien’. ‘Er zit een verhouding tussen wat je wilt en wat je kunt’. Net als in Nederland meerjarenakkoorden worden gesloten om de groei van de zorgkosten te begrenzen, is onder Schwengles scepter een vergelijkbare afspraak gemaakt met de zorgverzekeraar voor de periode tot en met 2019. ‘We spreken jaarlijks een strak groeipatroon af met alle partijen. Voor mijn komst ging het nog laisser-faire.’

Er is inmiddels een instituut opgericht om Arubanen aan het bewegen te krijgen, door elk weekeind sportactiviteiten te regelen. Nu wil Schwengle zijn vizier richten op schoolsport, om kinderen tot sporten aan te zetten.

Een discussie over de komst van een nationaal zorgfonds hoeft op Aruba niet te worden gevoerd: het eiland kent slechts één nationale verzekeringsmaatschappij, AZV. Wat Schwengle betreft hoeft de omgekeerde discussie – meer marktwerking rond zorgverzekering – ook niet te worden gevoerd. ‘In Nederland zijn de verschillen tussen de verzekeringen minimaal. Het is toch rommelen in de marge. En in een kleinschalige gemeenschap als Aruba is het concept van marktwerking een utopie.’ Het sinds 2001 bestaande AZV kent een pakket dat volgens hem ‘gelijkwaardig is aan het Nederlandse pakket’. ‘Dat pakket heeft sindsdien nooit meer ter discussie gestaan. Ik wil díe discussie wél.’

Euthanasie

Medisch-ethische kwesties rond euthanasie of voltooid leven zijn volgens Schwengle op Aruba ‘vooralsnog moeilijk bespreekbaar’. ‘De discussie begint wel langzaam op gang te komen, maar deze is nog lang niet ver genoeg gevorderd voor het vastleggen van maatschappelijke afspraken.’

Schwengle hoopt op een tweede termijn als gezondheidsminister, om zijn ingezette beleid te kunnen bestendigen. En daarna? ‘Mijn passie blijft arts zijn, the best job ever. Ik vraag me wel af of het mij gaat lukken om mijn bestuurlijke prikkels aan de kapstok te hangen.’

lees ook download dit interview (pdf)

interview buitenland politiek
  • Ilse Kleijne

    Ilse Kleijne-Thoonsen (1974) is sinds 2016 journalist bij Medisch Contact, inmiddels met het vizier op onder andere opleiding, loopbaan en arbeidsmarkt. Is gefascineerd door zieke dokters en artsen die even minder succesvol durven te zijn. Kleijne werkte eerder als verslaggever voor regionale dagbladen en een energiekrant, en schreef voor MC over financiële en politieke artsenzaken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.