IGZ: ‘Artsen moeten disfunctioneren bespreken’

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zal artsen en andere zorgprofessionals erop aanspreken als zij hun zorgen over het disfunctioneren van een collega voor zich houden. Dat staat in de het rapport ‘Staat van de Gezondheidszorg 2013’.

Zorginstellingen, beroepsbeoefenaren en beroepsorganisaties zijn ervoor verantwoordelijk om disfunctioneren te voorkomen of in een vroeg stadium te onderkennen, stelt de IGZ. Zelf bekijkt ze of de bestuurder van een instelling op verantwoord functioneren van de medewerkers stuurt, door bijvoorbeeld functionerings- en beoordelingsgesprekken of standaardcontroles bij het BIG-register. Als dat systeem goed werkt, hoeft de inspectie niet op te treden. Dat gebeurt wél als disfunctioneren leidt tot risico’s voor patiënten. In eerste instantie spreekt de inspectie de instelling daarop aan. Heeft dat geen effect, dan volgen harder maatregelen als een verscherpt toezicht.

Bij een melding over disfunctioneren ziet de IGZ vaak dat collega’s al eerder wisten dat een medewerker of afdeling niet goed draaide. De IGZ pleit dan ook voor een cultuur waarin collega’s elkaar durven te bevragen over gemaakte keuzes, en elkaar kunnen aanspreken als zij signalen oppikken dat er iets niet goed gaat: ‘Waar blamefree bespreken van functioneren de norm is, zullen mensen zich eerder vrij voelen om hun zorgen te uiten over het functioneren van collega’s.’

Tot nu toe, valt in het rapport te lezen, sprak de IGZ beroepsbeoefenaren er zelden op aan als zij zorgen over elkaar functioneren niet onderling bespraken: ‘Dit zal de inspectie wel gaan doen.’ Ook als een solistisch werkende professional minder gaat functioneren, moeten collega’s hem daarop wijzen. ‘Zij hebben een verantwoordelijkheid om te acteren, onafhankelijk van de vorm waarin de samenwerking plaatsvindt.’

Joost Visser

• Rapport De staat van de Gezondheidszorg 2013 

Lees ook:

• OMS: ‘Functioneren specialist zaak van velen’
• Medisch Contact-dossier Disfunctioneren