Laatste nieuws
Joost Visser
7 minuten leestijd

Huisartsen verdienen een ton te weinig

Plaats een reactie

Het functiewaarderingsonderzoek door Hay


Het norminkomen van de huisartsen moet worden vastgesteld op bijna 300.000 gulden. Dit bedrag bestaat uit een vast inkomen van ongeveer 150.000 gulden, ‘aangekleed’ met vergoedingen voor onder meer overuren, avond-, nacht- en weekenddiensten en de pensioenvoorziening. Dat is in het kort de conclusie van een onderzoek naar functiekenmerken en inkomen van de huisarts, in opdracht van de LHV uitgevoerd door Hay Management Consultants bv.


Het liefst had het LHV-bestuur de inhoud van het rapport niet eerder in de publiciteit willen brengen dan afgelopen donderdag, een dag na de officiële overhandiging. Dat is niet helemaal gelukt. De vrijdag daarvoor al was in ieder geval de systematiek van Hay te vinden op een besloten discussiesite voor huisartsen: een soloactie van één van de tien leden van de klankbordgroep, die niet langer meer kon wachten. Niet erg verstandig, temeer omdat hij gebruikmaakte van een conceptversie van het rapport. De LHV tikte de betrokken huisarts dan ook stevig op de vingers, maar het kwaad


- als je onvolledige informatieverstrekking zo mag noemen - was al geschied. Waarna de Hay-onderzoekers nogmaals nadrukkelijk werden herinnerd aan de afspraak om met niemand over het rapport te praten zonder uitdrukkelijke toestemming van de LHV.

Belangen



Defensief handelen, zeker, maar goed te begrijpen gezien de belangen die op het spel staan. Het inkomen van de huisartsen is een heikel onderwerp en de cijfers van Hay - een Amerikaans bedrijf dat een naam heeft te verliezen als het gaat om functiewaardering - gaan de hoofdrol spelen in de onvermijdelijke discussies met de zorgverzekeraars en het ministerie, en ongetwijfeld ook binnen het kabinet.


Dat er iets moest worden gedaan aan het inkomen van de huisartsen was al lang duidelijk: niet voor niets was dat, naast een forse ophoging van de praktijkkosten, de belangrijkste eis ten tijde van de landelijke acties van de huisartsen vorig jaar. Het norminkomen werd in 1983 gekoppeld aan het inkomen van een rijksambtenaar in schaal 14 - zoals de bedrijfsarts bij, toen nog, de PTT - en anders dan de functie van de huisarts is dat nooit meer veranderd. Wel kregen huisartsen er van meet af aan twee periodieken bij als tegemoetkoming voor de avond-, nacht- en weekenddiensten.


Eind vorig jaar besloot de minister dat er maar eens grondig naar dat norminkomen moest worden gekeken. Zij gaf het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) daartoe de opdracht. En dan niet alleen voor de huisartsen, maar voor álle vrije beroepen in de gezondheidszorg, zoals fysiotherapeuten, tandartsen, apothekers en ook medisch specialisten. KPMG, dat het onderzoek namens het CTG uitvoert, gaat deze maanden na waarin de ambtenaar die in 1983 in een bepaalde schaal zat, inmiddels is terechtgekomen: zit hij anno 2001 nog altijd in - bijvoorbeeld - schaal 14, of is het inmiddels schaal 16, of 18?


Het is een technische benadering, waarin geen rekening wordt gehouden met mogelijke veranderingen in de inhoud van het werk van de professionals. Het CTG zag dat kennelijk ook als een gemis en nodigde de betrokken beroepsorganisaties uit om daarover zelf informatie aan te dragen. Deze informatie moet, samen met die uit het KPMG-rapport, resulteren in een CTG-besluit, dat dit najaar aan de minister wordt voorgelegd. De LHV nam de uitnodiging voor eigen onderzoek aan, waarna de Nederlandse vestiging van de Amerikaanse Hay Group aan de gang kon gaan.

Berekeningsgrondslag



Zoals bij Hay gebruikelijk, is het werk van de huisarts onderverdeeld in ‘input’ (kennis en kunde), ‘output’ (mate van verantwoordelijkheid) en ‘throughput’ (probleembehandeling). Van elk van deze karakteristieken is de zwaarte vastgelegd in een getal; opgeteld vormen deze drie getallen de functiezwaarte van het vak ‘huisarts’.


In de Hay-database is vervolgens gekeken naar functies met een vergelijkbare functiezwaarte, dus met ongeveer dezelfde totaalscore. Daarna werd nagegaan hoeveel in deze functies wordt verdiend, waarna voor de huisarts de ‘berekeningsgrondslag’ kon worden berekend: het bedrag waarvoor geldt dat in precies de helft van de vergelijkbare functies méér, en in de andere helft mínder wordt verdiend. Dit bedrag - het woord ‘grondslag’ duidt er al op - werd vervolgens ‘aangekleed’ met extra posten die specifiek zijn voor de huisarts.


Om een juist oordeel te kunnen geven, heeft het zevenkoppige Hay-projectteam LHV-notities en Nivel-rapporten geraadpleegd, gesproken met medewerkers van het Nivel, SBA Artsenpensioenfondsen en Movir, en interviews gehouden met vijf (sic!) huisartsen, zowel in de stad als op het platteland werkzaam en al dan niet in een achterstandsgebied. Opvallend genoeg spelen deze achtergrondkenmerken in de verdere berekeningen geen rol: voor de inhoud van de functie, zo concludeert het bureau, maakt het niet uit onder welke omstandigheden de huisarts zijn werk doet. Dat betekent overigens niet


- maar dat gaat de reikwijdte van het rapport te buiten - dat deze veelbesproken karakteristieken nu verder zonder betekenis zouden zijn. Immers, het norminkomen staat voor het salaris dat de huisarts behoort te verdienen. Is dat in een bepaalde context niet mogelijk, bijvoorbeeld doordat een praktijk onevenredig veel ouderen, allochtonen of ziekenfondsverzekerden telt, dan kan dat alsnog in de tarieven worden verrekend.

Burgemeester


Vergelijkenderwijs stelt Hay de berekeningsgrondslag vast op 153.057 gulden (peildatum 1 juli 2001). Dat is dus het vaste inkomen van de huisarts, inclusief vakantietoeslag, vaste dertiende maand, vaste gratificatie en dergelijke, maar zonder onregelmatigheidstoeslagen, overwerkvergoedingen en andere secundaire arbeidsvoorwaarden.


Over de vraag met welke concrete functies dit salaris kan worden vergeleken, zwijgt het bureau in alle talen. Er is immers gewerkt met abstracte totaalscores en elke discussie over bestaande beroepen (‘Wij doen toch veel méér dan een ...’) moet worden vermeden. Volgens Berenschot Beloningsmanagement is het genoemde salaris echter vergelijkbaar met dat van ‘zware specialisten’ als een hoogleraar A (f 146.000,-), een kolonel


(f 150.000,-) of een burgemeester van een middelgrote stad (f 152.000,-).


De berekeningsgrondslag wijkt nauwelijks af van de salariscomponent van het norminkomen in 2001: 152.117 gulden, zij het dat daarin de 8.000 gulden is opgenomen die artsen krijgen als compensatie voor de diensten. Dat Hay toch op een aanzienlijk hoger totaalbedrag uitkomt (dus inclusief de ‘aankledingscomponent’), komt vooral doordat de diensten afzonderlijk worden gehonoreerd, met een bedrag van 40.000 gulden. Een iets hoger bedrag is uitgetrokken voor de vergoeding van overwerk (zie tabel).


Blijkens onderzoek van het Nivel werken huisartsen gemiddeld 54 uur per week (peiljaar: 1997), tegenover een werkweek van 45 uur in vergelijkbare functies in het bedrijfsleven. Aannemende dat een uur overwerk in feite als 1,25 uur moet tellen, komt Hay tot de conclusie dat deze extra 9 uur per week jaarlijks ruim 500 uur overwerk opleveren. Voor de diensten maakt het bureau een vergelijkbare berekening. De ervaring van de centrale huisartsenposten laat zien dat een huisarts per jaar 300 uur aan diensten kwijt is. Telt een avond-, nacht- en weekenddienst voor respectievelijk 1,25, 1,50 en 2 uur, dan is het totaal aantal dienstenuren maar liefst 500 per jaar.


Afgezien van deze twee posten is de berekeningsgrondslag, zo laat de tabel zien, aangekleed met een forfait (voor in het bedrijfsleven gebruikelijke zaken als kinderopvang, telefoonkostenvergoedingen en bedrijfsspaarregelingen), met de pensioenregeling, de regeling voor ziekte en arbeidsongeschiktheid en de ziektekostenvergoeding. Die laatste pakt bij Hay overigens ongunstiger uit dan de huidige voorziening. Nadelig voor de huisartsen is verder dat Hay, anders dan het CTG, de allang afgeschafte overhevelingstoeslag wél uit de berekeningen heeft geschrapt. Maar het totaalbedrag mag er zijn: 292.096 gulden, tegen 197.773 gulden nu. Alleen als de huisarts in de toekomst kan worden verlost van zijn overwerk, kan het norminkomen met ruim 43.000 gulden omlaag.

Consequenties


De LHV is dan ook blij met het onderzoek. ‘We hadden allang de overtuiging dat het inkomen van de huisarts niet marktconform is’, zegt vice-voorzitter Joop Blaauw. ‘Hay heeft dat nu bevestigd.’ Gelukkig maar, want gaat het inkomen niet omhoog, dan ‘neemt de toestroom aan huisartsen af en krijgen we nooit het aantal dat nodig is om de zorg te verlenen’. Naar zijn indruk is het onderzoek zo grondig en gedegen dat andere spelers in het veld er niet omheen kunnen: ‘De zorgverzekeraars, de politiek en de minister hebben herhaaldelijk gezegd dat de positie van de huisarts belangrijk is voor de gezondheidszorg en moet worden gehandhaafd. Welnu, dan moet je daar ook de consequenties uit trekken.’ Voor een nieuwe botsing met Zorgverzekeraars Nederland, zoals eerder over de vergoeding van de praktijkkosten, is Blaauw niet bang: ‘ZN wil dat het inkomen van de huisarts wordt herijkt en heeft de minister opgeroepen dat met voorrang te doen. Huisartsen moeten een goed salaris hebben. Maar hoe hoog precies, vinden ze niet aan hen om te beoordelen.’


Ook van de minister verwacht hij geen grote bezwaren: ‘In de afgelopen jaren heeft zij herhaaldelijk gezegd: “Als er goed onderbouwde plannen komen, vinden die gehoor. De financiering is dan niet meer uw probleem.” Daar wil ik de minister nu aan houden.’ Blaauw verwacht dat de herijking van het norminkomen een plaats krijgt in de begroting: ‘Het is ondenkbaar dat de minister het CTG opdracht geeft voor een herijking en er vervolgens niets mee doet.’ Toch verwacht hij niet dat het hele bedrag in één keer op tafel komt. Zoals dat ook met de praktijkonkostenvergoeding het geval is, zal dat wel stap voor stap gebeuren: ‘Maar in dit geval moeten we een tijdpad afspreken waarbinnen het zal zijn gerealiseerd. Want we kunnen dit niet eindeloos rekken.’

Stevig



Maar opnieuw is de claim van de huisartsen natuurlijk niet de enige. Ook de fysiotherapeuten zijn ingegaan op de uitnodiging van het CTG en hebben onderzoek laten doen, door Bakkenist. Tandartsen en apothekers beraden zich nog, niet zeker wetend of zo’n onderzoek nog wel iets zal toevoegen aan dat van het CTG: ‘Er zal hoe dan ook een verhoging uitrollen.’ De Orde van Medisch Specialisten heeft een politiek getinte commissie met senator L. Ginjaar (VVD), RVZ-voorzitter J. van Londen (PvdA) en voormalig minister B. de Vries (CDA) gevraagd een advies uit te brengen over een maatschappelijk aanvaardbaar uurtarief voor de vrijgevestigd medisch specialisten, dat moet worden verdisconteerd in de prijs van de toekomstige diagnose-behandeling-combinaties (DBC’s). Het advies komt pas begin september uit, maar het zou niemand verbazen als het inkomen van de vrijgevestigde specialist in de buurt komt te liggen van dat van de specialist in loondienst: tussen de 235.000 en 300.000 gulden.


Met een claim van 300.000 gulden zetten de huisartsen de onderhandelingen dus stevig in. <<

 

inkomen apothekers
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.