Laatste nieuws
Joost Visser
10 minuten leestijd

Huisartsen boven de wind

Plaats een reactie

Nederlandse artsen vinden hun toevlucht op Saba en St. Eustatius

Honderden kilometers ten noordoosten van Curaçao liggen de Bovenwindse Eilanden. Op Saba en St. Eustatius, de kleinste brokjes van het koninkrijk, steken Nederlandse huisartsen de handen uit de mouwen.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oranjestad, St. Eustatius. Een mooi gerestaureerd fort, met onschuldig ogende kanonnen. Een pleintje, enkele straten, omzoomd door losstaande kleine huisjes, vaak van één verdieping en opgetrokken uit hout. Een stuk of wat winkels, zonder veel verse waren in de schappen. Loslopende geiten en schapen die zich tegoed doen aan het schaarse groen. Zwarte mensen die Engels spreken maar namen dragen als Berkel en Van Putten: namen van plantage-eigenaren van wie hun voorouders slaaf waren. Een sfeer van armoe, nog versterkt door de rotzooi die overal op straat ligt. Alsof de schoonheid van dit eiland de mensen niet meer ter harte gaat.


Huisarts Hendrik Jan Vunderink verruilde vorig jaar zijn praktijk in Zeewolde voor het Queen Beatrix Medical Center, het ziekenhuis op Statia, zoals de 3000 inwoners hun eiland noemen. Een stap uit onvrede: ‘Ik was betrokken bij de opleiding maar wist niet meer hoe ik nieuwe huisartsen voor dit vak zou moeten motiveren. Van het continue contact met patiënten is weinig meer over. Ook het inkomen is afgekalfd, wat voor beginners een probleem is. Maar vooral stak mij de bureaucratisering van de zorg. Het runnen van mijn praktijk ging steeds meer ten koste van de tijd die ik aan patiënten kon besteden.’


Het ziekenhuis - ‘eerstelijnskliniek’ is een beter woord - is kleinschalig, zoals Vunderink voor ogen stond. Een spreekkamer voor hemzelf en zijn Oegandese collega Odongo. Enkele zaaltjes met samen veertien bedden, bestierd door een hoofdzuster en twaalf verpleegsters, de meesten zonder opleiding en op politieke gronden benoemd. Een verloskamer, laboratorium, apotheek en poli/EHBO. Een kamer voor de fysiotherapeut, waar ook een röntgenapparaat staat, ruimte voor de nog afwezige tandarts. De sfeer is goed, maakt Vunderink duidelijk, maar het tempo ligt laag: men lacht, kletst, zit.

 

 

 

 

 

 

 

Daadkracht


Dat laatste geldt minder voor de huisartsen, die er allebei nog werk bijdoen. Odongo is voor een deel van zijn tijd ‘uitgeleend’ aan de GGD, waar hij overheidspersoneel keurt en de prostituees in het plaatselijke bordeel controleert. Zelf houdt Vunderink, net als zijn collega in dienst van de overheid, zich voor één dag per week bezig met de administratie en het management van het ziekenhuis. Dus toch bureaucratie? ‘Dat valt wel mee. In Nederland betekent management het uitvoeren van opgelegde regeltjes. Maar hier kan je echt iets voor de mensen dóen.’


En daadkracht is nodig. Want het gebouw, uit 1959, is mooi maar slecht onderhouden, en de inventaris is verre van compleet. Vlak na zijn komst spuwde Vunderink hierover zijn gal aan Lex Proper, aannemer in Leiden en eigenaar van een hotel op het eiland. Deze besloot tot actie. Een op zijn instigatie geschreven artikel in De Telegraaf (‘Schandaal in tropisch Nederland’) vond weerklank bij de Statianen, maar viel slecht bij de gezaghebber (lees: burgemeester) van het eiland. Zéker nadat in een tweede artikel werd gesuggereerd dat deze de aanschaf van een ‘peperdure’ dienstauto belangrijker vond dan de modernisering van het ziekenhuis.

Huisarts Hendrik Jan Vunderik op ST. Eustatius: 'Hier kan je echt iets voor de mensen doen'

Striptease


Maar de opwinding is geluwd. En Proper en zijn stichting Gezond Statia verblijden het ziekenhuis sindsdien met tweedehands goederen die zij bij Nederlandse ziekenhuizen weten los te peuteren. Vunderink: ‘De laatste container uit Nederland bracht onder meer nieuwe matrassen, verbandmateriaal, instrumenten en 27 rollators. En dozen met uniformen voor de verpleegsters. Er volgde een striptease in de gang, iedereen wilde een nieuw uniform aan.’ Zijn echtgenote zorgde ervoor dat alles schoon en wel op de juiste plek kwam te liggen. ‘Ik zat op een bepaald moment op mijn knieën het spoelhok te boenen met zoutzuur’, herinnert zij zich. ‘Een verpleegkundige keek toe. Zij werkt al meer dan dertig jaar in het ziekenhuis en vond het natuurlijk niet leuk mij zo bezig te zien. Tenslotte had zij er óók altijd een mooi ziekenhuis van willen maken, maar langzamerhand had zij de moed verloren. Maar ook zij werkt zich nu in het zweet!’


Weerzin tegen verandering is een groot probleem, ervaart Vunderink: ‘Men heeft alles nu eenmaal altijd op een bepaalde manier gedaan en waarom zou je dat anders gaan doen? Toen ik hier pas was, zetten de mensen hun hakken in het zand bij alles wat ik voorstelde.’


Inmiddels heeft Proper ook gezorgd voor een ECG-apparaat. Binnenkort volgen een couveuse, een elektrisch hoog/laagbed en een tilapparaat. De kwaliteit van het drinkwater is onderzocht, want de inwoners van Statia drinken regenwater dat in reservoirs bij de huizen wordt opgevangen. Op het verlanglijstje van Vunderink staat een echograaf: ‘Er zijn vijftig zwangeren per jaar, die allemaal minstens één keer voor een echo naar St. Maarten gaan. Wij kunnen hier geen risico’s nemen, de prenatale zorg moet optimaal zijn. Het vervoer wordt vergoed door de verzekeraar of het eilandbestuur. Een echograaf kost 50.000 Antilliaanse guldens, dat heb je er binnen drie jaar uit. Maar de overheid kan zo’n bedrag niet ineens op tafel leggen, dus een nieuw apparaat krijg ik niet.’

Paperclips
Toch werkt hij met plezier, niet in het minst door de korte lijnen. ‘Voor een patiënt met prostaatkanker had ik via e-mail en fax contact met een uroloog op Curaçao. Zijn reactie: stuur hem direct maar hierheen voor bestraling. Van wachtlijsten hebben ze op de Antillen nog niet gehoord.’ Ook verder is het een zaak van improviseren. Zoals in die nacht dat er veertien opvarenden van een passerende olietanker moesten worden opgenomen, doodziek geworden door het eten van verontreinigde vis. De noodzakelijke infusen waren wel te vinden, maar de paperclips waarmee ze aan de standaard worden opgehangen, niet. Of kerstnacht vorig jaar, toen een loslopende geit een ernstig verkeersongeval veroorzaakte en het slachtoffer met spoed van het eiland moest. De gezaghebber moest toestemming geven, er moesten twee piloten worden geregeld en iemand moest de lichten van het vliegveld komen aandoen. En Vunderink moest mee naar St. Maarten, twintig minuten vliegen. Gelukkig kon de patiënte na drie dagen terug naar St. Eustatius, waar zij in het ziekenhuisje enkele dagen kon revalideren. Tragischer is het verhaal van de jonge zwemmer die, gegrepen door een verraderlijke onderstroom, in de oceaan verdronk. Het bordje Swimming at your own risk dat sindsdien bij het strandje staat, is een initiatief van Vunderink.

Paradijs


Een tijdelijk waarnemer - ook uit Nederland - noemde het eiland een pathologisch paradijs. Diabetes en hypertensie komen bovenmatig voor, met amputaties en hersenbloedingen op relatief jonge leeftijd tot gevolg. Niet verwonderlijk met een bevolking die weinig beweegt en voornamelijk kip, rijst en bonen eet. Of beter, moet eten: een alleenstaande moeder verdient gemiddeld 800 gulden per maand, terwijl drie verse tomaten al 8 gulden kosten. Ook als patiënten in het ziekenhuisje worden opgenomen - gemiddeld zijn drie van de veertien bedden bezet - is dat vaak het gevolg van ontregelde diabetes of een CVA. ‘Maar ook zien we patiënten die even aan het infuus moeten vanwege gastro-enteritis’, zegt Vunderink. ’Of mensen met wie strikt medisch niets aan de hand is. Inwoners van dit eiland hebben een andere kijk op ziekte en gezondheid dan wij en ze weten weinig. Zij worden bang als het lichaam disfunctioneert. Dan is het prettig als je ze even kunt opnemen.’


Een verpleegkundige, afkomstig uit Nederland, vertelt dat zij zeker vijf mensen per dag ziet die hoofdpijn hebben en hun bloeddruk willen laten meten. ‘Zij brengen dat met elkaar in verband.’ Ook voodoo, winti en het geloof in geesten leven nog sterk: ‘Ik moest een dame onder de douche helpen die voortdurend met een tulbandje op liep. Zij bleek afgebrande lucifers in het haar te hebben gestoken. Toen ik ze wilde weghalen, reageerde ze woedend: de lucifers waren haar middel tegen brandend maagzuur!’

Verscheidenheid
Twintig kilometer ten noorden van St. Eustatius ligt Saba, nog kleiner dan St. Eustatius, even vriendelijk ogend, maar iets netter, met uniform groen-wit-rood geschilderde huizen. Een oude vulkaan, amper 15 km2 , 1500 inwoners. In het hoofdplaatsje The Bottom staat het ziekenhuisje, dat sprekend lijkt op dat van het buureiland en eveneens wordt bemand door twee huisartsen. Een van hen is Kees in ’t Veld, jarenlang arts in Afrika en na perioden als huisarts in Amsterdam en Almere weer teruggekeerd naar de tropen. Ook hij roemt de verscheidenheid: ‘Er is opvallend veel pathologie op dit eiland. Je moet ook oppassen als iemand zegt zich niet lekker te voelen. Het adagium ‘Het gaat wel over’ geldt hier niet. Vaak is er wel degelijk iets aan de hand. Een ontsteking van de alvleesklier, met gierende enzymafwijkingen die een huisarts in Nederland niet op zijn spreekuur zal zien.’ Hij zegt veel zelf te doen, van bevallingen tot cytostaticakuren bij borstkanker. ‘Het moet wel, want vliegen in de nacht kan hier niet. Als iemand een zware hersenschudding heeft, is het trouwens ook niet goed om hem in een rammelende ambulance naar het vliegveld te rijden. Dan is het in het ziekenhuis relatief veiliger.’

Saba, vriendelijk en netjes, maar even arm als St. Eustatius

Door de benen


Deze ochtend is het stil op zijn spreekuur. Na een kwartier meldt zich de eerste patiënt, een jongeman met een slijmbeursontsteking in de schouder. Een dag eerder kreeg hij tegen de pijn een Demerol-injectie, waarvan hij zoveel last had dat hij een paar uur in het ziekenhuis mocht blijven. Nu krijgt hij Tramal,


capsules Celebrex en het advies tot morgen een mitella te dragen: ‘Als dit niet helpt, moet ik je verwijzen naar de orthopeed op St. Maarten, maar die kan waarschijnlijk weinig voor je doen.’ Twintig minuten later brengt de assistente de status binnen van de volgende patiënt. ‘Een notoire alcoholist’, zegt hij als hij de naam heeft gelezen. Op dit eilandje, waar melk duurder is dan rum, is deze jongen niet de enige. Sterker nog, een broer raakte door de alcohol zo verzwakt dat een bronchitis uitliep op een longoperatie en een zus zakte door de drank letterlijk door haar benen: zij moest na overleg met de neuroloog voor herstel naar Curaçao. De jongen zelf, zo valt uit de laboratoriumtests af te leiden, is minder gaan drinken. ‘Goed zo!’ zegt de dokter. Hij geeft wat librium mee voor momenten van onrust.


‘Ik zie hem om de paar weken’, vertelt In ’t Veld later. ‘Als hij niet kan werken, komt hij om een briefje te halen voor zijn baas op het Sweeping Department van het eilandbestuur.’ Saba, vertelt hij, kent nauwelijks werkeloosheid: men werkt bij een baas of al dan niet symbolisch bij de overheid. Behalve behandelend arts is hij dus ook verzekerings- en keuringsarts. En alles door elkaar: ‘De overheid vraagt mij of ze een alcoholist in dienst kunnen nemen. De volgende dag zie ik dezelfde man met rugpijn op het spreekuur, of hij komt me vragen of hij misschien in het ziekenhuis mag komen vegen. Want ik ben óók nog directeur.’

Klossen
In ‘t Veld maakt zich op voor zijn ronde in het bejaardenhuis, dat door een gang met het ziekenhuis is verbonden. De vijftien bewoners wonen in kleine tweepersoonskamertjes, schoon maar kaal, soms met een nachtkastje als enig meubilair, of met een houten kastje met wat spulletjes. Een prikbord, of losse foto’s aan de muur: kinderen en kleinkinderen, natuurlijk, maar ook Jezus en - opvallend - bijna overal een foto van het kroonprinselijk paar: ‘Willem-Alexander en Maxima brachten vorig jaar een bezoek. Dat heeft veel indruk gemaakt.’ De bedden zijn oud, sommige staan op houten klossen. De hoofdzuster, de enige gediplomeerde kracht, heeft in Nederland tweedehands hydraulische bedden op de kop weten te tikken. Elektrische bedden wil ze niet: ‘Daarvoor valt hier te vaak de stroom uit.’

Defectschizofrenie


Het zijn niet de makkelijkste patiënten die hier wonen. In een kamertje een man met defectschizofrenie (‘Dat zie je in Nederland eigenlijk nooit meer’), die bovendien zwakzinnig is. Hij kan niet goed slikken, wat heeft geleid tot bronchitis. Doodstil ligt hij met strakgetrokken mond in een bed dat te klein is voor zijn lange lichaam, aanzienlijk ouder ogend dan hij is. Verderop een patiënt die zwaar aan de alcohol was, maar met wie het wat beter gaat nu hij niet meer drinkt. Van zijn buurman kan dat laatste niet worden gezegd. Hij drinkt nog steeds en is vaak agressief tegenover de verpleging. In ’t Veld gaat alleen naar binnen, de meelopende zusters laat hij voor de zekerheid maar even op de gang staan: ‘Ik probeer aan beide kanten een beetje te sussen.’


Stil is het in het kamertje van een oude dame die in zichzelf gekeerd in haar stoel naar buiten zit te staren. Nu is zij rustig, maar zij kent ook tijden dat zij psychotisch is en weigert haar medicijnen in te nemen. Maar ze móet, want zij lijdt aan diabetes: ‘En dat is een moeilijke combinatie.’


Tegenover haar woont een man met aangeboren spasticiteit, eveneens in combinatie met zwakzinnigheid. De vingers van de hand zijn kromgebogen, de afdruk van de nagels staat in zijn handpalmen. Maar sinds kort heeft hij een spalk, gekregen via de revalidatiearts die incidenteel overkomt uit Curaçao: ‘Het heeft een paar maanden geduurd, maar nu is de pijn in ieder geval wat minder.’ Hij deelt de kamer met - alweer - een alcoholist, die nauwelijks kan wachten tot de dokter zich naar hem omdraait. Tot voor kort woonde hij alleen in het dorp, maar daar liet hij geen hulp toe en dus moest hij worden opgenomen. Nu het wat beter gaat, wil hij terug naar huis. Hij sputtert. ‘Je hebt een pientere kop, maar je lichaam doet het niet goed’, legt In ’t Veld hem uit. ‘En ik kan je geen nieuw geven.’ Als hij wegloopt, blijft de zuster achter om de man wat moed in te praten.

Juliana


Toch is het niet een en al somberheid in het verpleeghuisje, weet In ‘t Veld: ‘Er komt relatief veel familie en met Kerstmis zijn er liedjes en cadeautjes. De sfeer is goed, ondanks de zwaarte van de problematiek.’ Tegen het einde van de ronde komt hij langs Mary, een vrolijke oude dame, ondanks de diabetes en het kleine kamertje waarin zij haar laatste jaren slijt. ‘Allemaal familie’, zegt ze met een brede lach, wijzend op de kleurige foto’s boven haar bed.


Op een ereplaats hangt het portret van een jeugdige koningin Juliana. Het blijft een wonderlijk gezicht. Natuurlijk, formeel maken de ook de Bovenwindse Eilanden deel uit van het Koninkrijk. Maar niets doet daar in het dagelijks leven aan denken. En al helemaal niet in de gezondheidszorg.

Klik hieronder op het Word-icoontje voor het plan ter verbetering van de eerstelijnszorg op St. Eustatius. doc planverbetering.doc

Diabetes
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.