Laatste nieuws

Het Reguliere Bolwerk Onder Druk

Plaats een reactie

Complementaire en alternatieve behandelwijzen in het ziekenhuis

 In de Angelsaksische landen winnen complementaire en alternatieve geneeswijzen aan populariteit. Een aantal ziekenhuizen opende reeds een kliniek voor ‘complementaire geneeskunde’. PatiÎnten vragen er nu eenmaal om, zo luidt de meest gehoorde verklaring. Sommigen vrezen dat deze ontwikkeling overwaait naar ziekenhuizen in Nederland.

Robert Crommentuyn

Ruim 20 procent van de patiÎnten maakt op enig moment gebruik van complementaire of alternatieve geneeswijzen. Jaarlijks wordt er naar schatting 5 miljard gulden aan uitgegeven. In verschillende ziekenhuizen kunnen kankerpatiÎnten kiezen uit complementaire behandelingen, zoals reflexologie, aromatherapie, massagetherapie en kunsttherapie. Ook bijna alle verpleeghuizen bieden ontspanningsmethoden, zoals massage en aromatherapie aan. Gezien de enorme populariteit van niet-traditionele geneeswijzen is het de hoogste tijd dat complementaire en alternatieve behandelmethoden - voorzover hun werkzaamheid bewezen is - worden opgenomen in het ziekenfondspakket. En er zou een nationaal beleidsplan moeten komen voor wetenschappelijk onderzoek naar complementaire en alternatieve geneeswijzen.’

Deze opvattingen werden eind vorig jaar door de Britse kroonprins Charles geventileerd op de opiniepagina van The Times. Dat de Britse troonopvolger een lans breekt voor de niet-reguliere geneeskunde is niet zo vreemd. De prins is oprichter en voorzitter van de Foundation for Integrated Medicine (Stichting voor GeÔntegreerde Geneeskunde). Zelf laat hij zijn chronische rugklachten al jaren behandelen door een osteopaat en ook is hij onder de indruk van de resultaten die complementaire behandelingen hebben gehad op de kwaliteit van leven van een aantal kankerpatiÎnten uit zijn vriendenkring. Hoewel zijn artikel enige kritiek losmaakte, staat hij zeker niet alleen. Alternatieve en complementaire geneeswijzen zijn duidelijk in opmars in het Verenigd Koninkrijk. De door Charles geciteerde gegevens zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit een rapport dat de wetenschappelijke commissie van het Britse Hogerhuis in november publiceerde. Ook daarin werd al gepleit voor meer onderzoek naar niet-reguliere behandelingen. In januari van dit jaar besteedde het respectabele Royal College of Physicians (RCP) een tweedaagse conferentie aan de vraag of en hoe de alternatieve geneeskunde in de reguliere geneeskunde kan worden geÔntegreerd. Hetgeen voor British Medical Journal weer reden was in zijn uitgave van 20 januari 17 bladzijden aan dit thema te wijden. Verder kunnen geneeskundestudenten aan de universiteiten van Southampton en Glasgow al cursussen volgen over onderwerpen als hypnose en kruidengeneeskunde. En in die laatste stad is het Gartnaval ziekenhuis ÈÈn van de vijf Britse hospitalen met een homeopathische kliniek (zie blz. 508-10).

Aanzien

Als zo vaak is de Britse trend afkomstig uit de Verenigde Staten. In dit land maakt het aantal alternatieve consulten door patiÎnten een onstuimige groei door. Volgens de laatste inventarisatie maakte in 1997 ruim 42 procent van de Amerikanen gebruik van alternatieve of complementaire zorgvoorzieningen. Het aantal consulten bij niet-reguliere behandelaars was twee keer zo groot als het aantal consulten bij reguliere eerstelijnsartsen. Complementaire geneeskunde geniet inmiddels een zeker aanzien in het land. Er bestaat een door de overheid gefinancierd onderzoeksinstituut met een budget van 78 miljoen dollar (het National Center for Complementary and Alternative Medicine, NCCAM), en meerdere Amerikaanse ziekenhuizen zijn ertoe overgegaan klinieken voor complementaire geneeskunde te openen. Een daarvan bevindt zich op het terrein van de fameuze Stanford universiteit, niet ver van San Francisco.

Opmars

De Stanford Complementary Medicine Clinic wordt geleid door psychiater en hypnosedeskundige dr. David Spiegel. ‘Sinds april 1998 kunnen patiÎnten in onze kliniek terecht voor hypnose, biofeedback, acupunctuur, meditatie, massage en groepsgewijze psychotherapie. Daarnaast bieden wij therapeutische ondersteuning aan kankerpatiÎnten. Wij staan open voor zelfverwijzers en voor patiÎnten die door collega-artsen van ons ziekenhuis worden doorverwezen. Veelal betreft het patiÎnten die voor of na een ingrijpende behandeling kampen met angst of pijn. Bij alle patiÎnten vindt een grondige evaluatie van de zorgvraag en -behoeften plaats en zonodig worden er nieuwe onderzoeken aangevraagd. Op basis daarvan wordt bezien of en op welke onderdelen de behandeling kan worden aangevuld met complementaire technieken.

Over de vraag waarom een gerenommeerde instelling als Stanford het nodig vond een complementaire kliniek te openen, is Spiegel duidelijk. ‘Er is eenvoudigweg een enorme vraag naar complementaire behandelingen. En sommige daarvan zijn waardevol. Wij bieden patiÎnten nu de mogelijkheid complementaire therapieÎn te krijgen van gerenommeerde professionals in een vertrouwde en familiare omgeving. Ze hoeven niet meer in de Gouden Gids te zoeken en te hopen dat ze bij een betrouwbare zorgverlener terechtkomen.’

De opmars van complementaire geneeswijzen binnen de reguliere instellingen wordt echter niet alleen veroorzaakt door wensen van patiÎnten. Veel artsen die positief staan tegenover niet-reguliere geneeswijzen, zetten zich af tegen de ‘technische’ benadering van de hedendaagse geneeskunde. Medisch-technologische ontwikkelingen en verregaande specialisatie voeren daarin de boventoon, zo vinden zij. PatiÎnten worden daardoor gereduceerd tot zieke organen en artsen hebben geen oog meer voor de mens achter het defecte onderdeel. Veel complementaire en alternatieve geneeswijzen benadrukken juist het persoonlijke contact en de individuele aandacht voor patiÎnten. Dat maakt deze geneeswijzen aantrekkelijk voor de tegenstanders van de technische benadering. Ook voor Spiegel zijn dergelijke overwegingen van belang. ‘Stanford heeft een reputatie als het gaat om hightechzorg. Er is echter een sterke behoefte om het werkgebied uit te breiden naar zorg in de brede zin.’ Spiegel hoopt dat juist de reputatie van Stanford bijdraagt aan de acceptatie van complementaire therapieÎn.

Wat daar ook toe moet bijdragen, is de werkwijze die de kliniek hanteert. ‘We gaan verantwoord en systematisch te werk. Alleen therapieÎn met een bewezen werking komen in aanmerking. De zorg wordt verleend door gerenommeerde artsen en verpleegkundigen. En we hebben een raad van toezicht waarin ook mensen vertegenwoordigd zijn die uitsluitend reguliere zorg verlenen. We onderschrijven de eisen die de evidence-based medicine stelt en hanteren dezelfde principes. We moeten ook wel, want als we het niet doen is dat de doodsteek voor de kliniek.’

Therapeutic touch

Anders dan de Verenigde Staten kent Nederland nog geen complementaire of alternatieve klinieken die zijn ingebed in reguliere zorginstellingen. Wel groeit ook hier het aantal mensen dat een beroep doet op het alternatieve circuit. Sommigen vrezen daarom dat het een kwestie van tijd is voordat de ‘Amerikaanse toestanden’ overwaaien. Ook al omdat er onder verpleegkundigen een warme belangstelling bestaat voor alternatieve en complementaire behandelingen. Dat althans beweerde de aan het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis verbonden psycholoog professor F. van Dam vorig jaar in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.1 Volgens Van Dam groeit het aantal HBO-opleidingen waar verpleegkundigen zich kunnen bekwamen in ‘complementaire zorg’. Vooral het beoefenen van ‘therapeutic touch’ zou enige populariteit genieten. Met deze techniek brengen verpleegkundigen verstoorde energievelden in balans door met hun handen over het lichaam van de patiÎnt te strijken, overigens zonder deze aan te raken. Deze ‘paranormale’ behandelwijze zou volgens Van Dam worden toegepast in het Brandwondencentrum in Beverwijk, in het AMC in Amsterdam en in het IJsselmeerziekenhuis in Lelystad. Net als zijn collega’s van het Brandwondencentrum ontkent directeur PatiÎntenzorg van het IJsselmeerziekenhuis dr. E.J.L. Prins echter ten stelligste dat ‘therapeutic touch’ in zijn ziekenhuis onderdeel is van het verpleegkundig handelen. ‘Het vormt geen onderdeel van het reguliere behandelaanbod en behoort niet tot het arsenaal van verpleegkundige handelingen in ons ziekenhuis. Meneer van Dam had beter eerst zijn licht bij ons kunnen opsteken alvorens zoiets op te schrijven.’

Prins wil niet ontkennen dat er ook in zijn ziekenhuis verpleegkundigen zijn die zich bekwamen in technieken als ‘therapeutic touch’. Het beoefenen daarvan binnen de muren van het ziekenhuis is volgens hem uitgesloten. ‘Wat verpleegkun- digen in hun vrije tijd doen en welke cursussen ze volgen, moeten ze zelf weten. Het staat ze ook vrij om alternatieve of complementaire behandelwijzen buiten het ziekenhuis te beoefenen. Binnen het ziekenhuis is daar echter geen plaats voor en dat is hier ook iedereen genoegzaam bekend.’ Prins ziet ook niets in het oprichten van complementaire klinieken naar Amerikaans voorbeeld. ‘Als de afdeling Oncologie van het AMC in het kader van wetenschappelijk onderzoek daarmee zou experimenteren, zou ik mij daar nog iets bij kunnen voorstellen. Maar in een perifeer ziekenhuis als het onze past het helemaal niet.’

Preklinische informatie

Ondanks deze ontkenningen kan niet worden beweerd dat de Nederlandse ziekenhuizen geheel vrij zijn van niet-reguliere invloeden. Voor een belangrijk deel beperkt zich dat echter tot individuele artsen die zich naast hun reguliere opleiding ook hebben verdiept in minder gangbare geneeswijzen. Een van hen is dr. J.R. Tisscher, die als reumatoloog werkzaam is in het Willem Alexander Ziekenhuis in Den Bosch en lid is van de Artsenvereniging tot Bevordering van de Natuurgeneeskunde (ABNG).

‘Behalve reumatoloog ben ik ook klinisch ecoloog en acupuncturist en ik doe voedingsanalyses bij mijn patiÎnten.’ Tisscher omschrijft zichzelf als ‘een gewone reumatoloog die daarnaast gebruikmaakt van kennis uit andere vakgebieden’. ‘Ik bedrijf bijvoorbeeld geen acupunctuur in het ziekenhuis, omdat het te veel tijd kost. Wel maak ik gebruik van de kennis. Als ik een injectie zet, houd ik rekening met de locatie van de acupunctuurpunten. Het belangrijkste verschil tussen mij en de meeste andere artsen is dat ik meer gebruikmaak van de preklinische informatie. Als iemand chronische klachten heeft die een wisselend verloop kennen, informeer ik naar het leefpatroon: hoe zit het met de eetgewoonten, is iemand een roker, wat is de weersgesteldheid als de klachten zich voordoen? Door mijn kennis - ik ben tevens cum laude afgestudeerd biochemicus - en door de extra informatie vind ik oplossingen die andere artsen over het hoofd zien. Als een IVF is mislukt, ga ik bijvoorbeeld na of het zinkgehalte in het bloed wel in orde is. En bij het chronisch vermoeidheidssyndroom controleer ik de chroomhuishouding.’

Met zijn collega’s onderhoudt Tisscher een ambivalente relatie. Enerzijds verwijzen zij patiÎnten door met wie zij zelf niet uit de voeten kunnen. Anderzijds kunnen zij hem maar moeilijk volgen. Tisscher: ‘Ze zijn zelf alleen maar bezig met het voorschrijven van medicijnen. Tijdens refereeravonden krijg ik weinig respons. Ze missen gewoon de kennis om mij te begrijpen.’

Om zijn kennis en werkwijze beter onder de aandacht te brengen is Tisscher een website gestart (www.drtisscher.org). Op dit moment verkeert die nog in opbouw, maar te zijner tijd kunnen geÔnteresseerden er terecht voor informatie over uiteenlopende onderwerpen als meditatie, reiki, meridiaantherapie, homeopathie en acupunctuur.

Regulier bolwerk

Artsen als Tisscher zijn een zeldzaamheid in Nederlandse ziekenhuizen. Op enkele plaatsen maken artsen gebruik van acupunctuur voor de bestrijding van acute pijn en ongetwijfeld zijn er specialisten te vinden die hun patiÎnten wel eens een homeopatisch recept meegeven. Maar over het geheel genomen lijkt het bolwerk van reguliere zorg nog intact. Toch zou het verstandig zijn als artsen verder kijken dan hun reguliere neus lang is. Dat althans beweert de Groningse internist Rijk Gans. Bij zijn benoeming tot hoogleraar algemene interne geneeskunde in januari hield hij een pleidooi voor wat hij de ‘integrale geneeskunde’ noemt. ‘Met de toename van kennis op geneeskundig gebied lijkt de kunst van het genezen verloren gegaan. Herintegratie van klinische geneeskunde met de zorg voor de zieke is op haar plaats’, zo meent Gans. Volgens de kersverse hoogleraar is inleven in de patiÎnt een essentiÎle voorwaarde voor goede patiÎntenzorg en moeten alternatieve en complementaire behandelwijzen in dit kader met openheid worden bezien. Scepsis tegen iets als kruidentherapie is bijvoorbeeld tot op zekere hoogte onterecht, vindt hij. Veel reguliere geneesmiddelen zijn immers ook ontwikkeld uit plantaardig (of dierlijk) materiaal. Gans is vast van plan deze opvattingen over te brengen aan zijn studenten. Wellicht dat die over enige tijd aan de basis staan van de eerste kliniek voor complementaire zorg in Nederland.

Referenties

1. Van Dam FSAM. Complementaire geneeswijzen in het ziekenhuis: if you can’t beat them, join them? Ned Tijdschr Geneeskd 2000; 144 (37); 1794-5.

hypnotherapie alternatieve & complementaire zorg acupunctuur
  • Robert Crommentuyn

    Robert Crommentuyn is als adjunct-hoofdredacteur verantwoordelijk voor de totstandkoming van het weekblad Medisch Contact, de bijlagenreeks Thema, het lifestylemagazine Geniet en het studentenmagazine Arts in Spe.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.