Hartfalen: selectieve bètablokkers verkleinen kans op heropname

In tegenstelling tot wat RCT’s laten zien, kunnen artsen beter kiezen voor selectieve in plaats van niet-selectieve bètablokkers. Dit is een van de conclusies die ziekenhuisapotheker Willemien Kruik – Kollöffel trekt naar aanleiding van haar promotieonderzoek. Zij promoveerde op 29 mei.

Het doel van haar onderzoek was om te zoeken naar verbeteringen in de richtlijnen voor cardiovasculaire medicatie. Kruik onderzocht onder andere het verband tussen cardiovasculaire ontslagmedicatie en het risico op heropname. Zij maakte hiervoor gebruik van een cohort van meer dan 20 duizend patiënten. Een van haar bevindingen was dat selectieve bètablokkers voor minder heropnames zorgen dan niet-selectieve bètablokkers. Dat andere grote studies het tegenovergestelde laten zien, wijt Kruik aan het feit dat zij ‘echte patiënten’ onderzocht in de ‘echte wereld’. Door het ontbreken van informatie over bijvoorbeeld de ejectiefractie zijn de conclusies niet breed te trekken. Volgens de studie van Kruik hebben patiënten met de bètablokker carvedilol, mineralocorticoïde receptorantagonisten en diuretica meer kans om heropgenomen te worden. Respectievelijk was deze kans 1,25, 1,09 en 1,14 maal zo groot. Selectieve bètablokkers (bisoprolol, metoprolol en nebivolol) verkleinen juist de kans op een heropname (0,94).

In een daaropvolgende studie keek Kruik naar het verband tussen de medicamenteuze behandeling van comorbiditeiten en het risico op heropname. Een van de conclusies is dat het gebruik van jichtmedicatie een verhoogd heropnamerisico geeft (1,36). Onduidelijk is nog of dit komt door de ziekte zelf of door de medicatie. De onderzoekers vinden geen associatie tussen het gebruik van NSAID’s en heropnames.

Willemien Kruik – Kollöffel, ‘GUIDELINES: friend or foe? Opportunities for improvement of cardiovascular pharmacotherapy based on evidence from real-world observational data’, proefschrift, Universiteit Twente