Laatste nieuws
Joost Visser
8 minuten leestijd
levenseinde

Groningse SCEN-artsen zien hun rol verschralen

6 reacties

LEVENSEINDE

‘Een euthaniserend arts die blind is voor alternatieven, dat mag niet’

Een hoogbejaarde vrouw met ernstige pijnklachten vraagt om euthanasie, en krijgt die ook. De toetsingscommissie geeft het oordeel ‘zorgvuldig’, maar twee van de drie geconsulteerde SCEN-artsen zijn het daar beslist niet mee eens.

Egbert Klarenbeek (54), anesthesioloog-pijnspecialist in het Pijncentrum van het UMCG, houdt zijn nevenwerk als SCEN-arts voor gezien. Waarom? ‘Een dokter die allang besloten heeft om een patiënt euthanasie te verlenen, die geen enkele boodschap heeft aan mijn mening, en mij alleen maar nodig heeft voor mijn handtekening – ik wil het nooit meer meemaken.’ SCEN-arts Jaap Talsma (61), verbonden aan de Academische Huisartsenpraktijk Groningen, blijft nog wél, al deelt hij de kritiek van zijn oud-collega: ‘Normaal gesproken neemt een arts alle mogelijkheden in beschouwing en kiest pas voor euthanasie als het niet anders kan. En niet alleen omdat de patiënt het zo wil.’

Medische dwaling
In mei 2014 gaat Klarenbeek, in zijn rol van SCEN-arts, op bezoek bij een hoog-bejaarde vrouw die om euthanasie heeft gevraagd. Zij had – voor de tweede keer – een inzakkingsfractuur van een wervel, en leed heftige pijn. Haar huisarts had het euthanasieverzoek eerder afgewezen, hun relatie raakte verstoord, en de vrouw riep de hulp in van de Stichting Levenseindekliniek (SLK). Een aan de kliniek verbonden arts constateerde een ‘multifactorieel pijnsyndroom’ als gevolg van de fractuur; behandeling had geen resultaat meer, en hij besloot haar euthanasiewens in te willigen. Maar pijnspecialist Klarenbeek ziet een patiënte bij wie eerdere behandeling verkeerd was uitgevoerd, en die allerminst was uitbehandeld. ‘Ik constateerde een medische dwaling’, zegt hij, anderhalf jaar later. ‘De patiënte verkeerde in de onjuiste veronderstelling dat zij uitzichtloos leed aan een ziekte die niet uitzichtloos wás. Na mijn uitleg zei ze zonder pijn wel verder te willen leven.’
Nadat Klarenbeek zijn oordeel had gegeven – ‘Deze vrouw is behandelbaar, over een jaar kan het al veel beter met haar gaan’ – vroeg de SLK-arts om een tweede SCEN-arts, en dat werd Talsma. Ook hij vermoedde dat de pijn adequaat kon worden behandeld, maar dat de patiënte daarover onvoldoende was geïnformeerd. Hij adviseerde haar om een pijnspecialist te bezoeken – wat zij deed. Het antwoord van de specialist loog er niet om: ‘Ik kan haar prima behandelen, maar de patiënte kiest daar niet voor.’ Het blijft gissen, maar beide SCEN-artsen vermoeden dat de SLK-arts hier een rol gespeeld moet hebben. ‘Hij had een monomane opstelling’, zegt Talsma. ‘In de zin van: deze vrouw heeft de wens te sterven, ik zal die wens vervullen.’ En Klarenbeek: ‘Dat zij niet geholpen wilde worden en koos voor euthanasie, heeft zij alleen kunnen zeggen omdat de arts van de Levenseindekliniek dat daadwerkelijk ging doen.’
Met de reactie van de geconsulteerde pijnspecialist gaf een derde SCEN-arts uiteindelijk zijn fiat, waarna de SLK-arts de patiënte euthanasie verleende. En ondanks de verdeeldheid in de SCEN-gelederen, gaf de toetsingscommissie binnen amper vier weken een duidelijk oordeel: zorgvuldig. Maar met dat (niet gepubliceerde) oordeel was de kous niet af. De SLK-arts diende met de nabestaanden een klacht in bij de Klachtencommissie SCEN, onder meer omdat in de consultaties te veel nadruk zou hebben gelegen op eventuele behandelingsmogelijkheden. Anders dan de toetsingscommissie volgde de Klachtencommissie SCEN de SLK-arts niet – overigens zonder de uitspraak van de toetsingscommissie te kennen. De patiënte had aangegeven zonder pijn nog wel verder te willen, luidde het oordeel, en de behandeling die Klarenbeek voorstelde was niet irreëel. En dat een SCEN-arts de patiënte daarover zelf inlichtte, vindt de klachtencommissie in deze situatie te verdedigen.

Volgens de richtlijnen bespreekt de SCEN-arts eventuele behandelopties met de behandelend arts. Waarom is dat niet gebeurd?
Klarenbeek: ‘Ik heb wel degelijk met de arts overlegd, maar wat voor overleg kun je hebben met een collega die de autonomie van de patiënt als enig criterium hanteert? Ik heb de regel dus bewust en op goede gronden overtreden. Volgens de wet moet de arts de patiënt hebben voorgelicht over zijn situatie en over de vooruitzichten. Als een huisarts de patiënt al jaren begeleidt, mag je ervan uitgaan dat dat is gebeurd. Dan is het ongepast als een SCEN-arts met de patiënt behandelopties bespreekt. Maar het komt steeds vaker voor dat een behandelrelatie euthanasie tot doel heeft. In dat geval kan het gebeuren dat de patiënt verkeerd wordt voorgelicht en zijn situatie niet goed inschat. Dan is het goed als de SCEN-arts hem of haar vertelt hoe het er werkelijk voorstaat.’

Volgens onderzoek van het VUmc hebben zeven op de tien SCEN-artsen eventuele alternatieven weleens besproken met de patiënt of de familie. Verbaast u dat?
‘Nee’, zegtTalsma. ‘Want stel dat ik langdurig en indringend met een patiënt praat om tot een oordeel te komen. En ik kom tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidscriteria is voldaan. Dan schiet ik als dokter echt tekort als ik dat niet met de patiënt bespreek. Als deze vraagt wat ik ervan vind, kan ik toch moeilijk zeggen: “Daar doe ik geen uitspraak over, u hoort wel van de dokter hoe het verdergaat.” En dan de deur uit lopen. Dat kun je toch niemand aandoen?’
Wat beide artsen vooral stoort, is dat de arts van de Levenseindekliniek handelde terwijl de relatie tussen de patiënt en huisarts was verstoord: ‘Een arts die zoiets merkt, moet erop aandringen dat die relatie snel wordt hersteld, ook bij verschil van mening over de euthanasiewens. Dat is in het belang van de patiënt.’

Volgens de wet is een behandelrelatie niet vereist om euthanasie toe te passen, stellen de toetsingscommissies. Volgens u wel?
Klarenbeek: ‘Arts en patiënt moeten samen tot de overtuiging zijn gekomen dat er geen redelijke andere oplossing is dan euthanasie. Dat staat in de wet, en dat veronderstelt in mijn ogen een behandelrelatie. Ik heb niets tegen de Levenseindekliniek, ook een arts van hen kan een goede behandelrelatie hebben met de patiënt. Maar alléén als hij openstaat voor andere mogelijkheden dan euthanasie.’ Talsma vult aan: ‘Hij moet alle voors en tegens bij zijn oordeel betrekken. Zoals ook de huisarts alle mogelijkheden onderzoekt, tot de overtuiging komt dat hij niets meer kan doen, en dan pas kiest voor euthanasie. Naar onze stellige overtuiging is dat hier niet gebeurd.’

De KNMG stelt een medische grondslag als vereiste. Volgens u beiden dreigt die te verworden tot een papieren werkelijkheid. Is het zo erg?
Klarenbeek: ‘Omdat euthanasie het terrein is van de dokters, moet die medische grondslag er zijn – anders hoeft er geen dokter aan te pas te komen. Maar bijvoorbeeld een wervelfractuur, zoals in deze casus, geeft onvoldoende medische grondslag voor euthanasie.’ Hij geeft een ander voorbeeld: ‘Een patiënt van een collega is blind geworden aan één oog, en vraagt om euthanasie. Hij wil er niet aan meewerken, noemt het geen ondraaglijk lijden.’ Onverwacht slaat hij met zijn vuist op tafel, als om de reactie van de patiënt kracht bij te zetten: ‘Ik weet wat ondraaglijk lijden is, ik lijd ondraaglijk en ik wil nu dood!’ En zegt dan, op rustiger toon: ‘Een patiënt die dit overkomt, kan daar aanvankelijk vreselijk aan lijden, maar in de loop van de jaren past hij of zij zich daaraan aan.’ Iets als een basalioom aan de oorschelp, memoreert Talsma, kan evenmin ten grondslag liggen aan een besluit om euthanasie te verlenen: ‘Het moet gaan om geneeskundige zaken die direct in verband gebracht kunnen worden met ondraaglijk en uitzichtloos lijden.’
‘Je kunt helemaal meegaan met de beleving van een patiënt’, vat Klarenbeek de discussie samen, ‘maar je kunt er ook een oordeel over hebben. Dat is iets anders, dan zet je jouw medische kennis in van hoe mensen in het algemeen onder bepaalde omstandigheden lijden.’ Hij komt terug op de casus: ‘Ga je alléén af op de beleving van de patiënt, dan gaat het mis als je iemand treft die zijn of haar situatie niet reëel onder ogen ziet en er verkeerde conclusies aan verbindt. En dood wil, terwijl die wens niet ingewilligd zou moeten worden.’
De Groningse pijnspecialist is er klaar mee: ‘De meeste dokters vinden het moeilijk om euthanasie uit te voeren, en hebben steun nodig. Maar nu trof ik een dokter die maar één doel had, namelijk de euthanasiewens van zijn patiënt in te willigen. En die, toen dat eenmaal was gebeurd, een klacht tegen mij indiende omdat ik de patiënt wél goed had voor-gelicht. Daar heb ik slapeloze nachten van gehad.’

Levenseindekliniek: ‘SCEN-artsen stelden zich op als behandelaar’

‘Beide SCEN-artsen hebben zich ten onrechte opgesteld als behandelaar’, zegt directeur Steven Pleiter van de Levenseindekliniek. ‘Dat is de essentie van onze klacht. Klarenbeek nodigde de patiënte zelfs uit om op zijn spreekuur te komen. Een pertinente fout.’ Samen met zorgmanager Jenne Wielenga reageert hij graag op het relaas van Klarenbeek en Talsma, want ‘deze zaak is voor alle betrokkenen traumatisch geweest, ook voor onze arts en de familie van de patiënt’. Hun tweede fout, zegt Pleiter, is dat zij behandelopties met de patiënte hebben besproken, in plaats van met de uitvoerend arts.

Volgens de SCEN-artsen stond de SLK-arts niet open voor hun mening.
‘Dat is een vooroordeel’, reageert Wielenga. ‘Op basis van alleen de aanvraag, dus nog voordat hij de patiënt had gezien, dacht Klarenbeek al te weten dat onze arts niet naar hem zou luisteren. Dat is vreemd. Hij verwijt ons dat onze artsen alleen maar gericht zouden zijn op het uitvoeren van euthanasie, iets als: u vraagt, wij spuiten. Dat berust op een misverstand. Of op een vooroordeel.’ Wielenga noemt het contact tussen de SCEN-artsen en de SLK-artsen, zacht uitgedrukt, ‘suboptimaal’ – ook nadat Klarenbeek zijn advies had gegeven: ‘Het ging toen vooral over de vraag of er nog een redelijke andere oplossing zou zijn. De patiënt en onze arts zeiden: nee, hij zei: ja. Dat kan, want de wettelijke zorgvuldigheidseisen zijn niet tot in detail gedefinieerd.’

Dat juist een pijnspecialist nog alternatieven zag, had toch zwaar moeten wegen?
Pleiter: ‘Dat is precies de valkuil. Een pijnspecialist die als SCEN-arts een patiënt ziet, wil behandelen, net als menig psychiater. Maar dat is zijn taak niet. Het gaat erom of hij kan begrijpen waarom dit lijden voor deze patiënt ondraaglijk en uitzichtloos is, en behandeling dus niet meer gewenst.’ Volgens Wielenga is er later wel degelijk gesproken over behandelalternatieven, zoals het geven van een injectie onder röntgencontrole: ‘Maar de patiënt wilde per se geen invasieve behandelingen meer.’

Volgens de SCEN-artsen heeft de SLK-arts hierin een rol gespeeld.
‘Het is andersom’, reageert Wielenga. ‘Ik weet bijna zeker dat onze arts terughoudend was om na twee negatieve adviezen toch euthanasie uit te voeren. En dat de patiënt een bezoek aan de poli als voorwaarde ging zien om euthanasie te krijgen. Pas de derde SCEN-arts had de beschikking over de brief van de pijnpoli waarin stond dat zij niets meer konden doen. Dat was een nieuw gegeven, waarmee hij kon zeggen dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.’

Mag een SLK-arts zijn werk doen als de relatie tussen huisarts en patiënt is verstoord?
Pleiter: ‘Ik zie het niet als onze primaire taak om deze relatie te helpen verbeteren. Primair zijn wij er om mensen te helpen van wie de eigen arts het euthanasieverzoek niet kan honoreren. Krijgen we een melding binnen, dan leggen we direct contact met de huisarts, altijd. Maar het komt wel eens voor dat een arts op grote afstand staat, omdat de relatie met de patiënt niet goed is. Dat is hier het geval geweest.’
De SLK spreekt inmiddels met de SCEN-organisatie over een alternatief voor de klachtenprocedure. Wielenga: ‘Gaat een SCEN-consultatie niet goed, dan kunnen we beter met elkaar om de tafel gaan zitten om te kijken wat er beter kan.’

 

auteur

Joost Visser

j.visser@medischcontact.nl | @joostvissermc


 

zie ook

Uitspraken Klachtencommissie SCEN (2015-02 en 2015-03)

 

 

Anesthesioloog-pijnspecialist Egbert Klarenbeek (links) en huisarts Jaap Talsma voelden zich als SCEN-arts niet serieus genomen. © Kees van de Veen
Anesthesioloog-pijnspecialist Egbert Klarenbeek (links) en huisarts Jaap Talsma voelden zich als SCEN-arts niet serieus genomen. © Kees van de Veen
lees ook <b>Download dit artikel (PDF)</b>
levenseinde levenseindekliniek SCEN-artsen scen Groningen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • J. van der Meulen

    SCEN-arts, DORDRECHT Nederland

    Merkwaardig dat Talsma zegt: "Want stel dat ik langdurig en indringend met een patiënt praat om tot een oordeel te komen. En ik kom tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidscriteria is voldaan. Dan schiet ik als dokter echt tekort als ik d...at niet met de patiënt bespreek. Als deze vraagt wat ik ervan vind, kan ik toch moeilijk zeggen: “Daar doe ik geen uitspraak over, u hoort wel van de dokter hoe het verdergaat.”
    Tijdens mijn opleiding tot SCEN-arts, november 2013, heb ik namelijk geleerd dat je bij de kennismaking met de patient je rol als SCEN-arts uitlegt en ook vertelt dat je de conclusie van je gesprek ALLEEN aan de behandelend arts mag meedelen.

    Als ik het goed begrijp overtreedt Talsma deze regel, c.q. wordt het geen tijd om Talsma zijn SCEN-registratie in te trekken?

  • P.J.E. van Rijn

    huisarts gepensioneerd , RHEDEN Nederland

    Eigenlijk zie ik hier 3 behandelrelaties:1.De eigen huisarts.Een eenzijdig verbroken relatie.Hij zag dan wel af van euthanasie,maar de behandelrelatie hoeft daardoor niet persé verstoord te zijn.In dit geval blijkbaar wel,omdat patiënte gefrusteerd r...aakte vanwege haar onvervulde wens.Maar haar dokter had met zijn weigering wellicht het beste met haar voor.2.De SLK-arts.Een in spé dodelijke relatie.De SLK-arts kan best een relatie hebben opgebouwd,maar de vraag is wat dit er voor een is.Hij werkt tenslotte voor de SLK en zal er geen gewoonte van willen maken euthanasie af te wijzen,want daar doe je het tenslotte allemaal toch niet voor?Je wendt je als teleurgestelde patiënt nu eenmaal toch niet voor niets tot de SLK?Het is eigenlijk te vergelijken met een open kennismakingsdag op een begraafplaats:een kopje koffie kun je natuurlijk altijd wel krijgen,maar je gaat er uiteindelijk wel onder!Of minder plastisch,het gaat hier wel om een slager die zijn eigen vlees keurt.
    3.De SCEN-arts.Een hoopvolle relatie in dit geval.Hij maakt zich oprecht zorgen over deze patiënte,die zich tenslotte in het vacüum bevindt tussen de door haarzelf afgewezen eigen huisarts en de SLK-arts.Hij geeft terecht zijn advies aangaande een nog uit te voeren behandeling en wijst daarom euthanasie af.Omdat hij met zijn instemming hiermee niet alleen juridisch,vanwege het automatisch wegvallen van de autonomie van patiënte doordat is voldaan aan het in de WTL omschreven subsidiariteitsbeginsel,schuldig zou zijn aan moord.Maar zeker ook moreel gezien.De eed van Hippocrates gaat voor dokters nu eenmaal vóór de wet.Conclusie:Dat dokters door de eutanasiewet macht hebben gekregen om mensen daadwerkelijk te doden is een voordeel zolang we met weldenkende collega`s te maken hebben.Maar zij biedt helaas wél de kans aan de machtswellustigen onder ons,SCEN-arts dan wel uitvoerders, om daadwerkelijk te doden.De zinloze toetsing achteraf zal vóóraf moeten plaatsvinden.

    Peter van Rijn,huisarts gepensioneerd

  • Dr. Ton Vink

    filosoof, levenseindecounseling.nl,

    "Het redelijke gelijk van de Groningse scen-artsen"
    Onze WTL (‘euthanasiewet’) schrijft de arts die een verzoek om levensbeëindiging conform de WTL wil honoreren, een aantal voorwaarden voor.
    De vierde voorwaarde luidt dat de arts “met de patiënt t...ot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere oplossing was” (mijn cursivering).
    Is het terugbrengen van de pijn (aanleiding tot dit verzoek) tot een niveau waarop de patiënt zegt ‘wel verder te willen leven’ een redelijke andere oplossing, namelijk anders dan, en redelijker dan, het beëindigen van het leven van de patiënt?
    Op die vraag kun je alléén ontkennend antwoorden, wanneer het terugbrengen van de pijn een onevenredig grote (i.e.: onredelijke andere) belasting voor de patiënt betekent. Als dat niet zo is (en de geconsulteerde pijnspecialist liet weten de patiënt prima te kunnen behandelen) dan wordt de bewuste wettelijk eis hier evident met voeten getreden.
    Dat de patiënt niet wenst te kiezen voor deze redelijke andere oplossing (de derde scen-arts heeft zich daar kennelijk door laten leiden) is binnen de WTL helemaal niet relevant. Het gaat erom dat die redelijke andere oplossing er is.
    En volledigheidshalve: ‘redelijk’ is niet dermate subjectief dat je kunt zeggen dat het beëindigen van het leven van de patiënt een even redelijke oplossing is als het terugbrengen van de pijn bij de patiënt tot op een niveau waarop deze zegt ‘wel verder te willen leven’.
    Dat de toetsingscommissie deze casus als zorgvuldig beoordeelt, is onbegrijpelijk – tenzij men, niet voor het eerst, niet over alle gegevens beschikte.

  • A.L. Messchaert

    huissarts/scenarts, BOXTEL Nederland

    Ik heb exact dezelfde ervaring met een collega van de SLK gehad, ook een casus met chronisch pijnsyndroom waarbij er m.i nog niet voldoende wegen bewandeld waren om te spreken van uitzichtloosheid van het lijden. Ik was de tweede geconsulteerde SCENa...rts, de eerste collega was tot dezelfde conclusie gekomen. Na mijn consultatie is er een expert(ook SCENarts maar niet in deze functie) geraadpleegd, deze concludeerde dat er wel aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Vervolgens kreeg ik van de arts van de SLK het verzoek of ik mijn consultatieverslag wilde aanpassen.(Vergelijkbaar met wilt u tekenen bij het kruisje). Ik heb dit toch maar niet gedaan. De euthanasie heeft plaatsgevonden en is door de toetsingcommissie als zorgvuldig beoordeeld! Moeten wij als scenartsen zo wel door? Moeten we gezamenlijk in actie komen? Ik ga nog wel door als scenarts maar kan mij de reactie van collega Klarenbeek goed voorstellen.

  • R.U. Melchers

    bedrijfsarts, HOUTEN Nederland

    Stel:
    ik ben een verzuimende werknemer. Ik zoek net zo lang naar een bedrijfsarts die mijn verzuim duidt als veroorzaakt door een ziekte totdat ik er een gevonden heb. Ander krijg ik geen loon om mijn huur te betalen.
    Stel:
    ik wil ge-euthanaseerd wor...den. Met mijn euthanasist kom ik tot overeenstemming dát dat gaat gebeuren. Dan is er nog wel de toetsing van een SCEN-arts nodig. Ik wil dan dat mijn euthanasist net zo lang zoekt totdat hij SCEN-arts vindt akkoord geeft.

  • W.H.G.M. Benneker

    Huisarts en SCEN-arts, Garmerwolde Nederland

    Onderstaand de brief die enkele SCEN-artsen namens de SCEN-groep Groningen in januari 2015 aanboden aan MC. Dit is de aanleiding geweest voor het artikel in MC van 5 november 2015.

    Opinie
    KNMG: geef duidelijkheid over de behandelrelatie en de medis...che grondslag bij euthanasie

    Een SCEN-arts van de SCEN-intervisiegroep Groningen heeft onlangs besloten zijn functie neer te leggen. Reden is het spanningsveld waarin de SCEN-arts tegenwoordig zijn werk moet verrichten.
    We noemen twee punten uit dit spanningsveld.
    Ten eerste: de morele rechtvaardiging voor euthanasie komt voor de arts voort uit de behandelrelatie.
    De behandelaar ervaart de plicht goed voor de patiënt te zorgen en constateert dat er geen voor de patiënt acceptabele behandelmogelijkheid meer is om het lijden te verzachten. In de Wet toetsing levensbeëindiging (WTL) staat als vierde criterium geformuleerd dat patiënt en arts beiden tot de overtuiging moeten zijn gekomen dat er geen reële behandelmogelijkheden meer zijn om het ondraaglijke lijden te verlichten. Vanuit medisch oogpunt gezien impliceert dit proces dus een behandelrelatie.
    Inmiddels is echter gebleken dat er geen behandelrelatie meer is vereist tussen patiënt en euthanaserend arts. Dit staat in het Jaarverslag 2013 van de Toetsingscommissie Euthanasie. Maken de toetsingscommissies hiermee beleid?
    Euthanasie kan nu dus als een vorm van georganiseerde dienstverlening worden toegepast, bijvoorbeeld door artsen van de Levenseindekliniek. De dossiervorming bij deze dienstverlening heeft tot doel de toetsing achteraf correct te laten verlopen. De SCEN-arts is de enige die bij de toetsing vooraf nog een corrigerende rol kan spelen.
    Ten tweede: ten aanzien van de rol van de SCEN-arts bij het zelfgekozen levenseinde bestaat een discrepantie tussen het standpunt van de KNMG en de letterlijke formulering van de WTL. Het gaat om de formulering van de medische grondslag als basis van de beoordeling. Deze medische grondslag wordt wel door de KNMG en in jurisprudentie als voorwaarde geformuleerd, maar is niet in de WTL omschreven. De SCEN-arts toetst of aan de wettelijke eisen wordt voldaan en -tot nu toe - of er een medische grondslag is. De toetsingscommissie toetst slechts de letter van de WTL, maar niet het standpunt van de KNMG.

    Wij zijn van mening dat de medische grondslag niet mag verworden tot slechts een papieren werkelijkheid, maar meegewogen moet worden in de beoordeling van het euthanasietraject.
    Het hierboven beschreven spanningsveld leidt tot onder meer de volgende dilemma’s:
    Wat als de euthanasie al is toegezegd, terwijl er volgens de SCEN-arts geen medische grondslag voor bestaat?
    Wat als er volgens de SCEN-arts goede behandelopties zijn? De SCEN-arts mag zich niet rechtstreeks tot de patiënt wenden over die behandelopties. Hij moet ervoor waken in de rol van behandelaar terecht te komen. (Art. 15 uit de KNMG Richtlijn voor SCEN-artsen 2012). Aan de andere kant moet hij wel toetsen of de patiënt voldoende is voorgelicht over zijn behandelmogelijkheden. Dan moet er wel gevraagd worden wat de patiënt gehoord heeft over die mogelijkheden…
    Wat als er bij de aanvraag van de euthanasie nog geen behandelrelatie is opgebouwd, maar de relatie tot stand is gekomen met het doel euthanasie te verkrijgen? Krijgen eventuele behandelopties in de gesprekken tussen arts en patiënt dan wel een reële kans?
    Wat als de consultvragende arts helemaal geen steun wenst en een door de SCEN-arts aan hem gesuggereerde behandeloptie eenvoudig naast zich neerlegt?
    Ondanks al deze dilemma’s moet de SCEN-arts tot een beoordeling komen.
    Recent zond de Klachtencommissie SCEN naar alle SCEN-artsen in Nederland een geanonimiseerde klachtafhandeling over een situatie waarin de SCEN-arts de mogelijkheid van een behandeling met een patiënt had besproken, met als uitkomst een waarschuwing voor de SCEN-arts . Naar aanleiding van een vergelijkbare situatie moeten zich nu ook twee SCEN-artsen uit Groningen verantwoorden.
    Al met al is het werk als SCEN-arts in dit spanningsveld een moeilijke opgave geworden.
    Wij roepen de KNMG op duidelijkheid te geven aan de wetgever over de medische grondslag en de behandelrelatie. De veranderende tijden en ontwikkelingen rond de SCEN in Nederland vragen hierom.

    Wim Benneker, Paul Beuger, Lonnie ter Braak en Egbert Klarenbeek, allen SCEN-arts in Groningen

    Correspondentie adres: egbertklarenbeek@me.com

    Geen belangenverstrengeling.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.