Laatste nieuws
W.R. Kastelein
10 minuten leestijd

Gewichtige redenen

Plaats een reactie

Arts en recht
Beëindigen van de geneeskundige behandelingsovereenkomst kritisch getoetst

Een geneeskundige behandelingsovereenkomst opzeggen kan slechts bij hoge uitzondering. Het in de WGBO genoemde criterium ‘gewichtige redenen’ wordt inderdaad gewichtig ingevuld: er worden strenge uitgangspunten gehanteerd. Een arts of een ziekenhuis hoeft zich echter ook weer niet alles te laten welgevallen.



Over het opzeggen van de geneeskundige behandelingsovereenkomst publiceerde mw. mr. R.M.S. Doppegieter vier jaar geleden een artikel.1 Daarna zijn er weer circa tien beslissingen in kort geding geweest waar de opzegging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst door een hulpverlener (arts, ziekenhuis, verpleeghuis of thuiszorginstelling) ter toetsing werd voorgelegd.

Wangedrag
De President van de Rechtbank Dordrecht2 vond op 20 januari 1998 dat verpleeghuis ‘De Sterrelanden’ terecht de behandelingsovereenkomst met een patiënt wilde beëindigen vanwege diens wangedrag. Er waren diverse klachten over zijn seksueel gerichte gedrag. Hij maakte opmerkingen over de borsten van de verpleeghulpen, liet zijn handen over hun billen gaan, liet zijn geslachtsdelen overmatig schoonmaken, en liet zich intimiderend tegen hen uit. Verder was er sprake van zeer ruwe taal en overmatig drankgebruik. Gesprekken hierover leidden slechts tot kortstondige verbetering. Het koste moeite om personeel te vinden dat de verzorging van patiënt op zich wilde nemen.

Twee zaken die veel publiciteit kregen, waren de kort gedingen in december 2001 bij de Arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage. Een nierpatiënt die afhankelijk was van nierdialyse, vorderde eerst van de stichting Medisch Centrum Haaglanden voortzetting van de behandelingsovereenkomst en vervolgens van het ziekenhuis Leijenburg het aangaan van een behandelingsovereenkomst.


De behandelingsovereenkomst met de Stichting Medisch Centrum Haaglanden liep van mei 2001 tot 15 november 2001. De patiënt gedroeg zich agressief. Eenmaal per maand moest de afdeling Beveiliging van het ziekenhuis eraan te pas komen. De patiënt weigerde zich door het Riagg te laten behandelen voor zijn psychiatrische ziekte. Er was geen indicatie voor een inbewaringstelling (IBS) of rechterlijke machtiging. De patiënt was diverse malen gewaarschuwd.


Het ziekenhuis heeft tevergeefs geprobeerd een dialyseplaats voor hem te creëren in een penitentiair ziekenhuis. De patiënt werd wilsbekwaam geacht. De behandelingsovereenkomst was naar de mening van de president rechtmatig opgezegd. Gezien patiënts bedreigingen van patiënten en personeel, vond de president dat van het ziekenhuis niet kon worden gevergd dat het de dialyse moest voortzetten. Wel was het ziekenhuis bereid noodhulp te verlenen.3


Vervolgens eiste dezelfde patiënt een behandelingsovereenkomst met ziekenhuis Leijenburg, dat daar begrijpelijkerwijs niet voor voelde. De president oordeelde in die zaak dat het in beginsel zo mag zijn dat ziekenhuizen de vrijheid hebben om al dan niet met iemand een behandelingsovereenkomst te sluiten, maar dat deze contractvrijheid wordt ingeperkt door de gezondheidstoestand van eiser. Als hij niet regelmatig wordt gedialyseerd, kan dit zijn gezondheid verslechteren en zelfs tot zijn dood leiden. Ziekenhuis Leijenburg kon onvoldoende specifieke redenen aanvoeren waarom het patiënt niet wilde behandelen. Wel moest de patiënt toezeggen dat hij zich tot een psychiater of het Riagg zou wenden om te laten beoordelen of hem gedragsregelingen en medicijnen moesten worden voorgeschreven.


De president ging ervan uit dat patiënt deze medicijnen ook zou gebruiken. Mochten zich opnieuw incidenten voordoen, aldus de president, dan zouden dezelfde criteria worden gehanteerd als voor de Stichting Medisch Centrum Haaglanden voor de beoordeling van het beëindigen van de behandelingsovereenkomst.4

Spanningen met de familie
In enkele zaken is het duidelijk dat niet spanningen met de patiënt zelf, maar spanningen met de directe familie hebben geleid tot het (voornemen tot het) beëindigen van de behandelingsrelatie.

In een beslissing van de President van de Rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 29 november 20015 lukte het niet de behandelingsovereenkomst te beëindigen. Het ging om een patiënt met multiple sclerose, die thuis werd verpleegd en verzorgd. Er waren voortdurend problemen tussen de medewerkers van de Stichting Thuiszorg Brabant Noord-Oost en de echtgenote van patiënt. Bemiddeling door de klachtencommissie hielp niet. De stichting wilde de geneeskundige behandelingsovereenkomst opzeggen. De stichting voerde aan dat er al vele jaren sprake was van een gestoorde communicatie tussen de echtgenote en de medewerkers van de stichting, dat de echtgenote haar wantrouwen uitte over de deskundigheid van de medewerkers, en dat zij hen controleerde, beledigde, schoffeerde en bedreigde. Geen enkel team wilde meer bij haar werken.
De president achtte dit toch onvoldoende reden om de behandelingsovereenkomst met nagenoeg onmiddellijke ingang op te zeggen. De stichting werd verplicht om nog enige tijd opvang te verzorgen en een passende termijn in acht te nemen voor de opzegging. Bovendien moest de stichting zoveel mogelijk meewerken aan een aanvaardbaar alternatief voor de zorg.

Een zaak met een andere insteek betrof de beslissing van de President van de Rechtbank te Utrecht op 12 oktober 19996 in de zaak van mevrouw S-H, dochter van de heer H. Zij wenste de behandelingsovereenkomst met het UMC te beëindigen en vorderde dat het UMC zou meewerken aan overplaatsing van haar vader naar een ander ziekenhuis. Reden daarvoor was dat zij ontevreden was over de behandeling van haar vader en met name over het genomen niet-reanimeerbesluit. Reanimatie werd door de behandelend artsen in het UMC niet zinvol meer geacht.


Het UMC verzette zich niet tegen de beëindiging van de behandelingsovereenkomst (waarschijnlijk waren zij blij van de ‘lastige’ dochter te zijn verlost), maar verschilde met de dochter van mening over de omvang van de medewerking die het moest verlenen aan de overplaatsing.


De president was van oordeel dat het initiatief bij het vinden van een ander ziekenhuis bij de dochter lag en dat het UMC op dat punt geen actieve bijdrage behoefte te leveren. Ter vermijding van misverstanden voegde de president daar echter aan toe dat de artsen van het UMC niet verplicht zijn tot het uitvoeren van medisch zinloze (be)handelingen.

Iets anders was een vordering van H om een behandelingsovereenkomst aan te gaan met het Militair Revalidatie Centrum (MRC) te Doorn, alwaar haar moeder werd verzorgd.


Aan H was in juli 1999 toegezegd dat zij haar postoperatieve revalidatie in het MRC kon laten plaatsvinden. Er was echter inmiddels een vertrouwensbreuk ontstaan tussen het verpleegkundig personeel van het MRC en H; deze breuk stond in verband met een aantal incidenten over de verzorging van haar moeder, maar ook met haar eigen revalidatie. Voorzover de rechter zou oordelen dat er sprake was van een doorlopende behandelingsovereenkomst wenste het MRC die om deze redenen te beëindigen.


De president was op 12 mei 2000 van oordeel dat er inderdaad sprake was van een doorlopende behandelingsovereenkomst. Het MRC was derhalve in beginsel gebonden aan de uitvoering hiervan. Opzegging ervan kan slechts bij hoge uitzondering worden toegestaan, gezien de afhankelijke positie van de patiënt en de bekendheid bij het MRC van het medisch dossier van H. In dit geval oordeelde de president dat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren komen vast te staan die opzegging wegens gewichtige redenen zouden kunnen opleveren, zoals bedoeld in art. 7:460 BW.7 Opzegging werd derhalve niet toegestaan.

Organisatorische belemmeringen


Een zaak van andere aard betreft een patiënt die was opgenomen in beademingscentrum De Schelp, onderdeel van ziekenhuis Leijenburg. Ziekenhuis Leijenburg was van mening dat in De Schelp geen verantwoorde zorg meer kon worden gegarandeerd en niet meer kon worden voldaan aan de vereisten van de Kwaliteitswet Zorginstellingen.8 Het wilde om die reden de behandelingsovereenkomst met patiënt opzeggen en De Schelp sluiten.


De President van de Rechtbank te‘s-Gravenhage was op 23 april 1999 echter van mening dat van ziekenhuis Leijenburg kon worden verwacht dat nog enige tijd bijzonder gekwalificeerd verpleegkundig personeel zou worden ingezet totdat een interimvoorziening op de locatie van het Zeehospitium te Katwijk zou zijn gerealiseerd. De opzegging kon derhalve geen doorgang vinden.


De President van de Rechtbank Breda oordeelde op 23 april 1999 dat de Stichting Te Markenlande te Zevenbergen, die een zorgverleningsovereenkomst had gesloten met een hulpbehoevende en verzorgingsbehoevende patiënte, deze overeenkomst weliswaar zoals iedere duurovereenkomst mocht opzeggen, maar dat de afhankelijke situatie waarin patiënte verkeerde extra aandacht van de zorgverlener vergde met betrekking tot de opzegtermijn.


De patiënte was zorgafhankelijk wegens het onherstelbaar verlies van de arm- en handfunctie. Zij had een persoonsgebonden budget toegekend gekregen, waarmee zij per week ongeveer 35 uur zorgverlening kon inkopen. Zij kreeg van de stichting 16 uur zorg per week. Om budgettaire en personele redenen was de stichting niet langer in staat patiënte de nodige zorg te verlenen, onder meer omdat patiënte de enige was in Willemstad die zorg inkocht van de stichting.


Een opzegtermijn van twee maanden vond de president te kort, gelet op de sterk afhankelijke positie van patiënte en het ontbreken van een redelijk alternatief. De stichting mocht het contract alleen opzeggen als de belangen van patiënte voldoende waren gewaarborgd en als haar soortgelijke hulp of vergelijkbare condities werden geboden. Tot die tijd moest de stichting de hulp continueren zoals deze laatstelijk werd uitgevoerd.9

In een zaak die speelde bij de Voorzieningenrechter in Groningen op 12 april 2002, had de Stichting Focus Exploitatie (SFE) een geneeskundige behandelingsovereenkomst opgezegd ten behoeve van ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen) voor de duur van minimaal vijf uur per week. Patiënte voldeed daaraan niet, zij maakte veel minder dan vijf uur gebruik van de hulp. Zij werd in februari 2001 gewaarschuwd dat als zij niet meer van de diensten gebruikmaakte, de overeenkomst moest worden beëindigd. Op 4 december 2001 werd de overeenkomst daadwerkelijk opgezegd. Patiënte protesteerde daartegen pas op 8 januari 2002.
De rechter was van mening dat de overeenkomst rechtmatig was opgezegd en dat de stichting niet verplicht was een nieuwe behandelingsovereenkomst aan te gaan. Patiënte had voldoende gelegenheid gehad om een alternatieve oplossing te vinden, bijvoorbeeld met een persoonsgebonden budget of thuiszorg in natura. De stichting had aangeboden haar hierbij behulpzaam te zijn. De vordering van patiënte werd afgewezen.10

Ten slotte een zaak van iets andere orde: een behandelingsovereenkomst tussen het AZR en mw. X, die in mei 1999, voordat de behandeling was afgerond, feitelijk werd beëindigd. Voortzetting werd niet geëist, maar mw. X vorderde wel het nog in het ziekenhuis aanwezige voor haar bestemde donorzaad.


Het AZR had geen onderzoek gedaan naar de vraag of afgifte van het donorzaad medisch onverantwoord was. De Voorzieningenrechter en het Hof te ‘s-Gravenhage oordeelden dat bij het beëindigen van een geneeskundige behandelingsovereenkomst voordat de behandeling is afgerond, op het ziekenhuis de plicht rust om alle gegevens en materialen die nodig zijn voor het voortzetten van de behandeling waarover het beschikt, aan de nieuwe medische behandelaar van de patiënt ter beschikking te stellen. Dit is een postcontractuele verplichting die ook na het beëindigen van de behandelingsovereenkomst doorloopt. Deze verplichting geldt als aan de beëindiging gewichtige redenen ten grondslag hebben gelegen én als aan de beëindiging geen gewichtige redenen ten grondslag liggen.


De beslissing of het medisch onverantwoord is om van het materiaal gebruik te maken rust in beginsel op de nieuwe behandelaar en niet op het ziekenhuis dat het materiaal beschikbaar stelt.


De Rechtbank en het Hof in Den Haag wezen de vordering van mw. X toe.11

Kritisch getoetst


Wat valt er nu uit deze uitspraken op te maken? De rechter toetst het eventueel beëindigen van de behandelingsovereenkomst kritisch, mede gezien de afhankelijke positie van de patiënt. Dit kan slechts bij hoge uitzondering, mag in het algemeen niet onmiddellijk, en voor alternatieven moet meestal worden zorggedragen. Het in de WGBO genoemde criterium ‘gewichtige redenen’ wordt inderdaad gewichtig ingevuld: er worden strenge uitgangspunten gehanteerd. Een arts of een ziekenhuis hoeft zich echter ook weer niet alles te laten welgevallen. Verbale en andere agressie kan reden zijn om de behandelingsovereenkomst op te zeggen, op voorwaarde dat er een termijn in acht wordt genomen en er alternatieven voorhanden zijn of worden gezocht.


Bij lastige familieleden toetst, zo bestaat de indruk, de rechter de opzegging strenger dan bij een patiënt die zelf lastig is. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar het is invoelbaar dat de rechter de patiënt niet de dupe wil laten worden van lastige familie. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit helaas wel voorkomt.12


Opvallend is dat in veel zaken geen discussie plaatsvindt over de vraag of er sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Dit is immers alleen het geval bij geneeskundige behandeling zelf of bij aanpalende behandelingen. Bij ADL-assistentie en thuiszorg is het de vraag of er sprake is van een geneeskundige behandeling en of de norm van 7:446 BW moet worden gevolgd, met alle strenge toetsing van dien. In dat geval is er ook veel voor te zeggen om de algemene norm van boek 7 art. 408 lid 2 toe te passen. Aangenomen mag worden dat bij verpleging en verzorging een lichtere toets plaatsvindt dan bij een levensreddende behandeling als nierdialyse. Uit de jurisprudentie is dat echter niet rechtstreeks af te leiden. Alleen de president te Breda stelde zonder meer dat een duurovereenkomst kan worden opgezegd. De president verwijst echter niet naar artikel 7: 408 lid 2.13


Iets wat ook geldt voor omstreden zaken als donorzaad. Dit kan interessant zijn bij IVF-behandelingen of behandelingen waar bijvoorbeeld DNA-materiaal is afgenomen. Het ligt voor de hand dat de rechter ook in dat geval zal beslissen dat afgifte van het materiaal aan een volgende behandelaar geboden is en dat deze in overleg met de patiënt verder kan beschikken over het materiaal.



prof. mr. W.R. Kastelein,


advocaat

Correspondentieadres: wr.kastelein@kbs.netlaw.nl

SAMENVATTING


l De conclusie luidt dat het beëindigen van een behandelingsovereenkomst mogelijk is, met name als een patiënt zich agressief gedraagt tegenover de hulpverlener en/of andere patiënten.


l Bij lastige familieleden is het moeilijker, maar niet onmogelijk om de behandelingsovereenkomst op te zeggen.


l In ieder geval moet een ruime termijn in acht worden genomen en moeten er mogelijke alternatieven worden verzorgd.


l Als wordt opgezegd, moet de hulpverlener bereid zijn de medische gegevens en eventuele andere bescheiden over te dragen aan de volgende hulpverlener.

Referenties
1. Medisch Contact 1998; 53 (37): 1161-3.  2. KG 1998, 56.  3. TvGR 2002/31.  4. Gezien het toewijzen van deze voorziening had de patiënt geen belang meer bij zijn vordering ten aanzien van de zorgverzekeraar, die hij ook in rechte had betrokken met de eis te zorgen dat hij zorg zou verkrijgen, TvGR 2002/32.  5. KG 2002, 14.  6. KG 1999, 304.  7. TvGR 2000/53 en KG 2000, 150.  8. KG 1999, 134.  9. KG 1999, 144.  10. KG 2002, 122.  11. KG 2002, 139.  12. zie commentaar H.J.J. Leenen, TvGR 1996/29.  13. Daarin staat bepaald dat een overeenkomst aangegaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf vrijelijk kan worden opgezegd indien deze voor onbepaalde duur geldt. Als deze overeenkomst voor bepaalde duur is afgesloten of voor de volbrenging van bepaalde werkzaamheden kan echter slechts door de opdrachtnemer worden opgezegd als daarvoor gewichtige redenen bestaan.

verpleeghuizen thuiszorg agressie & geweld
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.