Laatste nieuws
Nicoline van der Sijs
1 minuut leestijd

Fijt

Plaats een reactie

Taalkundige Nicoline van der Sijs laat wekelijks de oorsprong zien van een bekende medische term.


Een ontsteking aan de vinger noemt men fijt. Het is niet direct duidelijk waar dit woord vandaan komt. De oorsprong wordt helderder als we de oudere vormen bekijken. Zo vermeldt de beroemde lexicograaf Cornelis Kiliaan in het eerste etymologische woordenboek van het Nederlands, het Etymologicum Teutonicae Linguae, sive Dictionarium Teutonico-Latinum (Etymologisch woordenboek van de Nederlandse taal of Woordenboek Nederlands-Latijn) uit 1599 vijck als synoniem van vijt. De vorm fijk wordt al in de veertiende eeuw genoemd voor allerlei gezwellen. Zo zegt een receptenboek uit 1351: ‘Hets ooc goet gedronken met wine jegen den vijc in de blase’ (tegen fijt in de blaas helpt het om wijn te drinken).



De vorm fijk is oorspronkelijk. Deze vorm ligt dichter bij de oorsprong: fijk is namelijk ontleend aan het Latijnse ficus. In klassiek Latijn duidde ficus de vijgeboom en de vijg aan. In medisch Latijn kreeg ficus de betekenis ‘vijgvormig gezwel’. Synoniemen die al in de zestiende eeuw werden genoemd, waren vijgpuist, vijgwrat.


In 1569 wordt voor het eerst als variant van fijk de vorm fijt genoemd. Waarom de slot-k is veranderd in een t, is onbekend. Verbreiding van de vorm fijt is wellicht te danken aan de beroemde medicus Johan van Beverwijck, die in zijn Heelkonste uit 1660 de volgende, herkenbare beschrijving van het verschijnsel geeft: ‘De Kenteyckenen van den Vijt, zijn groote hitte, steeckte, ende kloppinghe in den Vinger.’


Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.