Laatste nieuws
Robert-Jan van Eenennaam
4 minuten leestijd
recht

Euthanasie bij voortgeschreden dementie

Hoge Raad plaatst strafrecht op afstand bij euthanasie

1 reactie
Een arts heeft sinds kort de mogelijkheid om gevolg te geven aan een schriftelijk verzoek om euthanasie bij voortgeschreden dementie. - Richard Brocken / HH
Een arts heeft sinds kort de mogelijkheid om gevolg te geven aan een schriftelijk verzoek om euthanasie bij voortgeschreden dementie. - Richard Brocken / HH

Nadat nu ook de Hoge Raad heeft geoordeeld over euthanasie bij een niet wilsbekwame patiënt, is het weer een zaak geworden van de zorgvuldig handelende arts. Diens oordeel is leidend.

De Hoge Raad heeft op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een unieke en belangwekkende zaak voor de euthanasiepraktijk. Het ging in dat arrest om de vraag of euthanasie bij voortgeschreden dementie mogelijk is en zo ja, onder welke voorwaarden.

De uitspraak komt voort uit de eerste strafzaak die sinds de inwerkingtreding van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl, 2002) voor de rechter is gebracht door het Openbaar Ministerie. In die zaak werd de specialist ouderengeneeskunde op 11 september 2019 door de rechtbank in Den Haag van alle rechtsvervolging ontslagen omdat zij volgens de rechtbank had voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen.

Het Openbaar Ministerie besloot niet in hoger beroep te gaan, maar verzocht de procureur-generaal bij de Hoge Raad om cassatie in belang der wet in te stellen, zodat de Hoge Raad meer duidelijkheid zou kunnen geven over de reikwijdte van de Wtl.

Het is aan de arts om de contra-indicaties te duiden

Primaat bij de arts

De belangrijkste conclusie uit het arrest: een arts heeft de mogelijkheid om gevolg te geven aan een schriftelijk verzoek om euthanasie bij voortgeschreden dementie (dus bij een patiënt die daar zelf niet meer om kan vragen). Een arts mag aan zo’n verzoek gevolg geven als is voldaan aan alle eisen die de wet aan euthanasie stelt. De arts is dan niet strafbaar. Bovendien legt de Hoge Raad het primaat bij de arts. Het medisch-professioneel oordeel van de arts is leidend. Als een zaak wordt voorgelegd aan de strafrechter omdat er twijfel zou zijn over de zorgvuldigheidseisen past de strafrechter een terughoudende opstelling bij het beoordelen van het medisch handelen van de betrokken arts.

Dit zijn de belangrijkste punten uit het arrest. De wet biedt de mogelijkheid dat iemand in een schriftelijke verklaring een verzoek om levensbeëindiging vastlegt voor de situatie waarin hij niet langer meer het vermogen heeft zijn wil te uiten. Die schriftelijke verklaring mag worden geïnterpreteerd om tot een zinvolle uitleg te komen. De arts mag daarbij alle omstandigheden van het geval betrekken. Het gaat dus niet alleen om de letterlijke bewoordingen. Alle omstandigheden waaruit de bedoeling van de patiënt kan worden afgeleid, zijn van belang.

Beoordeling van het lijden

De Hoge Raad heeft ook richting gegeven aan de beoordeling van het lijden. Dat kan bestaan uit fysiek lijden, maar dat hoeft niet. Ook ondraaglijk lijden aan gevorderde dementie kan voldoende zijn. Het is uiteindelijk aan de arts om te beoordelen of daar sprake van is, opnieuw op basis van alle omstandigheden van het geval. De wilsverklaring speelt ook hier weer een rol, omdat de betrokkene daarin beschrijft in welke situatie hij/zij niet terecht wilde komen.

De arts moet bedacht zijn op ‘contra-indicaties’. Dat zijn gedragingen of uitingen van de patiënt die in strijd lijken met het verzoek om euthanasie. Als die contra-indicaties er zijn uit de periode dat de patiënt nog wilsbekwaam was, zal niet meer tot uitvoering van euthanasie kunnen worden overgegaan. De contra-indicaties worden dan opgevat als een intrekking van het eerder schriftelijk vastgelegde verzoek. Dan is het verzoek niet meer actueel.

Als die contra-indicaties stammen uit de periode dat de patiënt wilsonbekwaam is geworden ter zake van euthanasie, dan moeten deze worden gezien als relevant voor de beoordeling van het gehele ziektebeeld van de patiënt. Het zijn dan geen rechtstreekse wilsuitingen meer. Vaak zijn dat dan omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of het verzoek voldoet aan de door de patiënt omschreven omstandigheden in de schriftelijke wilsverklaring. Verder zijn die omstandigheden relevant voor de beoordeling van het ondraaglijk lijden. Het is dan aan de arts om die contra-indicaties te duiden en vast te stellen of er sprake is van ondraaglijk lijden. Als dat lijden er niet is, kan natuurlijk niet worden overgegaan tot euthanasie.

Spreken met de patiënt

De arts moet zich inspannen om betekenisvol te communiceren met de patiënt. Als betekenisvolle communicatie niet meer mogelijk is, is dat geen vereiste.

Het is aanbevolen om minimaal twee onafhankelijke artsen te betrekken bij de vraag of gevolg kan worden gegeven aan het verzoek om euthanasie bij voortgeschreden dementie. Dat is nu al het geval in de praktijk, maar het ligt nu dus ook vast in deze uitspraak van de Hoge Raad.

Bij uitvoering van levensbeëindiging zal de arts rekening moeten houden met mogelijk irrationeel of onvoorspelbaar gedrag van de patiënt. Dat kan aanleiding zijn de patiënt tevoren medicatie toe te dienen, de zogenaamde ‘premedicatie’. Ook hier is de Hoge Raad dus duidelijk over.

De Hoge Raad zegt ten slotte dat het medisch tuchtrecht en niet een strafvervolging de aangewezen route is als vermoed wordt dat niet aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan. Dat is zoals de wetgever het heeft gewild. Het strafrecht bestaat dan voor de uitwassen.

Uiteindelijk legt de Hoge Raad de verantwoordelijkheid en ook het vertrouwen dus weer neer bij de zorgvuldig handelend arts. Het strafrecht wordt daarbij op afstand geplaatst. Dat is de grote winst van deze uitspraak.


Auteur

Robert-Jan van Eenennaam, advocaat, raadsman van de specialist ouderengeneeskunde in deze casus

Contact

r.j.vaneenennaam@ske-advocaten.nl

cc: redactie@medischcontact.nl


Lees ook


Download dit artikel (PDF)

euthanasie recht Hoge Raad
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Peter van Rijn

    huisarts n.p., Rheden

    De Hoge Raad zegt tenslotte dat het medisch tuchtrecht en niet een strafvervolging de aangewezen route is als vermoed wordt dat niet aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan .Deze uitspraak betekent een bevestiging van het oordeel van onzorgvuldighei...d van het Medisch Tuchtcollege en de daaraan verbonden waarschuwing.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.