Europese verschillen in levensbeëindigend handelen
Plaats een reactie
Het stoppen van levensondersteunende behandelingen is op Europese Intensive Care-afelingen gebruikelijk maar uiteenlopend. Dat zijn de conclusies van de Ehticus study, die vandaag in JAMA zijn gepubliceerd.
De onderzoekers kregen data aangeleverd van 37 IC's uit zeventien verschillende landen, waaronder gegevens van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Europa werd in drieën gedeeld: noord, midden en zuid. Het is eerste studie waarin de handelwijze rond het sterven op ICs in meerdere landen in kaart is gebracht en waarin ook de religieuze overtuiging is meegenomen.
Overwegingen bij het stoppen van de behandeling hingen samen met de leeftijd van de patiënt, de diagnose, de duur van het IC-verblijf en geografische en religieuze redenen. Het verkorten van het stervensproces is zeldzaam. Er bestaat onduidelijkheid over het verschil tussen een behandeling stoppen en het stervensproces bespoedigen en ook tussen palliatieve handelingen en bespoedigend ingrijpen in het stervensproces.
Van de ruim dertigduizend IC-patiënten overleed 13 procent. Bij eenderde van hen trad de dood in omdat de behandeling was stopgezet. Bij ruim eenderde van de overledenen werd besloten niet met de behandeling te beginnen. De restgroep viel in kleinere delen uiteen: de dood volgde in 20 procent van de gevallen op een mislukte reanimatie, 10 procent overleed na stopzetting van de beademing of van andere hulpmiddelen. Bij een kleine groep, 2 procent van alle overledenen, werd actief ingegrepen om het stervensproces te verkorten. Deze gegevens werden in zeven landen gepubliceerd..
Wat de invloed van religie betreft, handelden katholieken, protestanten en niet-gelovigen ongeveer overeenkomstig. Ze waren meer dan joodse, Grieks-orthodoxe en moslim-artsen bereid de beademing en dergelijke te stoppen.
Jama:
Graeme M. Rocker; J. Randall Curtis
JAMA. 2003;290:820-822.
FULL TEXT
|
PDF
- Er zijn nog geen reacties