Laatste nieuws
Marieke van Twillert
Marieke van Twillert
9 minuten leestijd

‘En hoe is het eigenlijk met jóu?’

1 reactie

Interview

Arts blikt terug op ‘zijn’ calamiteit

Slachtoffers van medische missers vragen terecht aandacht. Maar wat doet het eigenlijk met degene die de calamiteit veroorzaakt – de arts? Het persoonlijke verhaal van Sander Romijn, long- en traumachirurg in het Jeroen Bosch Ziekenhuis.

Calamiteiten in ziekenhuizen blijven dit jaar het nieuws domineren. Of het nou incidenten zijn in het UMCU, het AMC, Zorggroep Twente: het is een gevoelig thema, en artsen praten er niet graag over. Chirurg Sander Romijn snapt dat: ‘Het is wel het ergste wat je kan overkomen. Als het misgaat, dan trek je je dat persoonlijk aan.’ Toch kiest hij ervoor om over ‘zijn’ calamiteit te vertellen. ‘Het gaat me er niet om dat mijn verhaal in een blad terechtkomt, maar dat er op de werkvloer meer openheid is, naar elkaar’, zegt hij op een warme vrijdagmiddag in een kamer van het Bossche ziekenhuis.

Romijn werkt sinds september 2013 in het JBZ, waar hij staflid is voor long- en traumachirurgie. Aanwezig bij het gesprek is ook Marjo Jager, medisch specialist patiëntveiligheid.

Bloed in de drain

De calamiteit waarbij Sander Romijn was betrokken, vond plaats op donderdag 5 februari 2015, die als een normale werkdag begon. De longchirurg zou een aantal operaties uitvoeren, samen met het team. Het liep anders.

Romijn: ‘We hadden een gewone longoperatie bij een man van bijna 80 jaar met een longtumor. Dat deden mijn collega en ik door middel van een kijkoperatie. Tijdens de operatie ontstond een bloeding. We hebben het bloedvat afgeklemd, wat soepel ging, en daarna de operatie doorgezet. Die verliep verder goed. We zijn nog een uur of anderhalf bezig geweest, waarna de patiënt naar de intensive care ging.’

‘Je denkt: dit is de enige kans die hij heeft’

Net toen Romijn en zijn collega de volgende patiënt zouden gaan opereren, belde de intensive care: er zat wat bloed in de drain die in de borstkas van de patiënt zat. Romijn ging kijken: ‘Alle parameters waren in orde, de bloeddruk ook, de man was goed verder.’

Drie kwartier later, heel precies weet hij het niet, werd hij weer gebeld. De drain van de patiënt vulde zich snel met bloed. ‘En dan weet je meteen: het is mis.’

De knop om

Romijn zette het op een lopen naar de ic, ondertussen razendsnel nadenkend. Heel even overwoog hij om hem daar, ter plekke op de intensive care, ‘open te maken’. Hij belde zijn collega die ook bij de operatie was. ‘Die zei: “Meteen meenemen. Zorg ervoor dat hij meteen naar de operatiekamer gaat.” Met het ic-team zijn we toen direct naar de operatiekamer gerend. Dat is een kwestie van een paar minuten.’

‘Achteraf’, zegt hij, ‘als je gaat nadenken, dan weet je dat de kans heel klein is dat je het redt. Maar je besluit toch opnieuw te opereren, omdat je denkt: dit is de enige kans die hij heeft. Natuurlijk gaat er door je heen: dit is niet goed. Je weet wat de consequentie is van zo’n grote bloeding. Maar dan gaat de knop om en ga je gewoon handelen.’

Uiteindelijk heeft de patiënt het niet gered.

Mallemolen

Romijn en zijn collega wilden aanvankelijk direct erna doorgaan met opereren, verdergaan met een nieuwe patiënt. ‘Je denkt aan de volgende operatie – moet ik daar nog aan beginnen? En hoe gaan we dat doen? Het gevoel kwam later.’

Een collega hield Romijn tegen: ‘“Nee, we gaan nu meteen de melding maken”, zei hij. Ik ben dus niet gaan opereren, en dat was goed. Ik heb er melding van gemaakt bij Marjo (Jager, red.) en gevraagd aan de familie om in huis te komen.

Voor mij kwam pas het besef van de situatie toen Marjo een uur later vroeg: “En hoe is het met jóu, hoe voel jíj je?” Ja, jezus, dat is wel heftig. Nou, ik voelde me niet. Het eerste wat je denkt, is: ik moet door, ik moet nog een longoperatie doen.’

Daarna kwam hij in een ‘mallemolen’ terecht, vertelt Romijn. ‘Je gaat het gesprek met de familie in. Voor die mensen stort hun hele leven in. Je vertelt ze de feiten, hoe het verlopen is, alles. Ook hebben we kort erna met het team besproken wat er gebeurd was. Het team, dat wil zeggen iedereen die in die kamer aanwezig was, een man of twaalf.

Het is belangrijk om zoiets meteen samen te bespreken; als je het later doet gaan er details verloren. Is er iets misgegaan? Hebben jullie iets gezien? Hadden we het kunnen voorkomen? Dat soort vragen wordt gesteld.

Uiteindelijk, na de hele analyse, is voor ons hele team toch de conclusie geweest dat we het weer op deze manier zouden hebben gedaan.

Waarschijnlijk is de patiënt gaan bloeden op de plek waar we de klem hebben geplaatst. Vervolgens heeft het twee à drie uur geduurd voordat dat lek ontstond. Als zo’n vat dan scheurt, gaat het heel hard. Dat is direct een uitmonding van het hart.’




Peer support: de eerste warme deken

Als er een onbedoelde fout wordt gemaakt op de werkvloer dan zijn patiënten en familie de eerste slachtoffers. Maar de impact op de betrokken zorgverleners kan ook groot zijn. In Nederland is in ziekenhuizen nog geen structurele opvang van de zogenoemde second victims. Verschillende zorginstellingen ontwikkelen een systeem om artsen en verpleegkundigen te laten opvangen door collega’s.

Het Jeroen Bosch Ziekenhuis werkt sinds het voorjaar van 2015 aan een netwerk van collega’s die meteen ingeroepen kunnen worden: peer support. ‘Peer support is een actief netwerk van artsen en verpleegkundigen, van wie je weet dat ze goed zijn in het opvangen van collega’s’, zegt Marjo Jager. Zij is verantwoordelijk voor het leiden van het calamiteitenonderzoek, voorzitter van de Centrale Incident Melding Commissie en portefeuillehouder IGZ voor het JBZ. Jager: ‘Het kan een situatie zijn zoals die van Sander (zie het artikel), waarbij een collega tegen hem zegt: “Hé, jij gaat niet verder opereren vandaag.” Het kan ook om een onervaren zaalarts gaan met een aangrijpende reanimatie. Zoiets kan flinke indruk maken en dan is het goed om ondersteuning te bieden. Vroeger was het misschien gebruikelijker om te zeggen na een heftige gebeurtenis: “Stel je niet aan, dit hoort erbij.” Maar die cultuur is wel aan het veranderen.’

Het JBZ streeft naar een ‘plusminus’ formeel netwerk. Jager denkt daarbij aan mensen die à la minute gebeld kunnen worden. ‘Deze mensen zijn uit zichzelf goed in het opvangen van anderen, daarnaast krijgen ze een training. Het is niet de bedoeling dat dit professionele steun is, zoals bijvoorbeeld psychologen die bieden. Het is de eerste warme deken die je wilt krijgen van de buurvrouw als er bij jou thuis iets is gebeurd.’ Voor wie peer support precies nodig is, dat verschilt van persoon tot persoon. Jager: ‘Het is lastig om te bepalen hoe een ongeluk bij iemand binnenkomt. Een overlijden is helder, en van een tuchtzaak liggen de meeste mensen wel even wakker. Maar er zijn veel andere, veel kleinere incidenten waar de één z’n schouders over ophaalt, terwijl iemand anders daar aardig door van de kaart is.’


Mooi gesprek

‘Voor ons was de conclusie dat we het niet anders hadden kunnen oplossen. Dat verzacht het – enigszins, moet ik zeggen. Als je iets doet door een rare handeling en iets scheurt kapot, dan heb je iets geks gedaan. Maar dat is dus niet het geval.’

Niet lang erna is Romijn weer aan de slag gegaan. ‘Ik was toch wel blij dat ik de week erna opnieuw vier longpatiënten heb geopereerd. Dat ik weer wist: zie je, het gaat goed. Zoiets heb je wel nodig.’ Extra last van zenuwen had hij niet. ‘Je moet altijd voor jezelf voor ogen hebben wat je gaat doen, goed voorbereid zijn.’

Zes weken erna plande hij een afsluitend gesprek met de familie. ‘De echtgenote zag er als een berg tegenop. Natuurlijk. Ze vond het vreselijk om mij weer te zien. En dat snap ik. Hoe moet je nou reageren op iemand die ervoor heeft gezorgd dat je man er niet meer is? Het werd een heel emotioneel, maar ook mooi gesprek. Zij was achteraf blij dat ze dat gesprek had gehad. En ik ook.’

Dat hij het initiatief heeft genomen voor een afspraak met de familie ‘hoort bij het vak’, vindt Romijn. ‘Ik vind dat ze daar recht op hebben, na een week of zes als het ergste stof is neergedaald. Dat kan een gewoon rustig gesprek zijn, maar het kan net zo goed zijn dat ze zeggen: We vinden je een eikel.’

‘Ik vind dat de familie recht heeft op een gesprek’

‘De patiënt blijft een kerfje in je geheugen, maar het leed zit vooral bij zijn vrouw en directe familie. Ik belde haar onlangs, onder meer om te vragen of ze het goed vond dat er nu over deze gebeurtenis wordt geschreven. Ze vertelde dat het sommige dagen goed met haar ging, maar dat het ook vaak niet zo goed ging. Dat doet je wel iets.’

Eyeopener

Nu, zestien maanden later, zegt Romijn: ‘Het feit dat we het zo goed hebben bekeken, en dat iedereen daar hetzelfde over dacht, heeft me gesterkt in mijn bevindingen. Het is een goede keus geweest om te opereren. Ik zou het in een soortgelijke casus weer zo doen.

Terugkijkend noemt hij de vraag van Marjo Jager ‘En hoe gaat het met jou?’ een eyeopener. Ook is hij blij dat hij direct na de gebeurtenis door een collega apart is genomen om te voorkomen dat hij weer de operatiekamer in zou gaan. ‘Ik weet nu dat mij dat nooit meer gaat overkomen. Volgens mij zijn er geen richtlijnen voor. Dát deel is eigenlijk helemaal niet geprotocolleerd. Dat krijg je niet in de opleiding.’

Heel formeel treintje

En wat gebeurde er verder, aan de formele kant bij het JBZ? ‘Op het moment dat een melding van een calamiteit bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg wordt gedaan, begint een ‘heel formeel treintje’ te lopen’, zegt Marjo Jager. ‘Vanaf het moment dat je meldt, tikt de klok. Binnen acht weken moet je het onderzoek hebben gedaan en het rapport hebben geschreven. En ik snap dat ook, want hoe langer je het laat liggen, hoe moeilijker het wordt om precies te achterhalen wat er gebeurd is.’

Het calamiteitenonderzoeksteam van het JBZ was er in dit geval direct bij, zegt Jager. ‘Dat is ideaal. Iedereen heeft de gebeurtenis vers in zijn hoofd en je kunt de betrokkenen snel interviewen. Iedereen die aan tafel stond, gaat daarna voor zichzelf na: wat was mijn rol, wat gebeurde er, had ik niet zus of zo moeten doen, konden we het voorkomen? Hebben we iets gemist, had ik moeten roepen: ik zie dit? En dat is ook wat er gebeurt. Het doel is niet om een schuldige aan te wijzen, maar om te kijken: wat leren we hier nou van? Negen van de tien keer leer je ervan.’

De conclusie van de onderzoekscommissie was dat de operateurs niet iets hadden kunnen doen waardoor de afloop anders zou zijn geweest. Een verbeterpunt voor het JBZ was er wel. Een aantal mensen dat aan ‘de tafel’ stond, werd pas na twee, drie weken benaderd door maatschappelijk werk. Ze kregen toen pas de vraag of ze wellicht hulp nodig hadden. ‘Dat is dus niet de bedoeling’, zegt Jager, ‘dat is sindsdien ook beter’.

Leren

In zijn algemeenheid vinden Romijn en Jager dat het ‘zeer belangrijk’ is om te melden. ‘Je hebt dan met elkaar de gelegenheid je handelen te toetsen en van de gebeurtenis te leren’, zegt Jager, ‘De onderzoekers zoeken naar de basisoorzaken die tot het incident hebben geleid. Die leiden vervolgens tot het formuleren van verbeterpunten.’ Een gemiddeld onderzoek duurt ongeveer tachtig uur. ‘Daarin zitten niet de uren die de betrokken zorgprofessionals kwijt zijn doordat zij geïnterviewd moeten worden.’

Ook de media-aandacht voor calamiteiten is op zich goed. ‘Zolang iedereen snapt wat het doel is’, voegt Jager toe, ‘en het niet een heksenjacht wordt.’ Maar belangrijker is het dat artsen onderling voortdurend ‘laagdrempelig’ blijven overleggen. ‘We moeten ons altijd voor ogen houden: het gaat niet om het individu, het had een andere arts ook kunnen overkomen.’

Marieke van Twillert

m.van.twillert@medischcontact.nl

@medischcontact

Lees ook:

Long- en traumachirurg Sander Romijn: ‘Media-aandacht voor calamiteiten is goed, zolang het geen heksenjacht wordt.’ Beeld: Marc Bolsius
Long- en traumachirurg Sander Romijn: ‘Media-aandacht voor calamiteiten is goed, zolang het geen heksenjacht wordt.’ Beeld: Marc Bolsius
Pdf van dit artikel
  • Marieke van Twillert

    Marieke van Twillert is sinds eind 2015 journalist bij Medisch Contact. Arbeidsmarkt en internationale gezondheidszorg hebben haar speciale aandacht, maar ze volgt ook het levenseindedebat, medische technologie en internationale gezondheid. Marieke is een van de presentatoren van MC de Podcast en schrijft geregeld een bijdrage voor de rubriek Media en Cultuur.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • T. Godthelp

    KNO-arts,

    In de titel (artikel Nr. 25 - 23 juni 2016 ) wordt gesproken over een calamiteit. zonder afbreuk te doen aan de inhoud en de intentie aan het artikel is vraag of hier nu uiteindelijk sprake is van een calamiteit of complicatie.
    Deze week stond in de ...nieuws brief de FMS het volgende:
    Het verschil tussen een calamiteit en een complicatie is het (causale) verband tussen de patiëntschade en de tekortkoming in de kwaliteit van de geboden zorg: bij een calamiteit is dat er wel, bij een complicatie niet.

    Blijft de vraag over het overlijden van een patient tgv een complicatie niet sowieso een calamiteit is Waar het vaak omgaat: "Is er fouts gedaan of is er iets fout gegaan"

    Gezien de huidige aandacht voor (het niet niet melden van) calamiteiten moeten we prudent omgaan met deze materie.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.