Laatste nieuws
Anne-Marie van Dam
5 minuten leestijd
Tuchtrecht

Een klacht kunnen indienen is een groot goed

Als aangeklaagde krijg je de kans om uit te leggen wat er is gebeurd

11 reacties
Getty Images
Getty Images

Er wordt heel wat gemopperd op het tuchtrecht. Ten onrechte want het doet waar het voor bedoeld is. De auteur, die aan beide zijden van het hekje heeft gestaan, kan daarover meepraten.

De tuchtcolleges en de wetgeving eromheen liggen verankerd in de Wet BIG. Dat betekent dat alleen de wetgever veranderingen kan aanbrengen. Dat ook een berisping standaard gepubliceerd moest worden, was door de wetgever ingebracht. Gelukkig is dit sinds 2019 geen verplichting meer maar een optie.

Opvallend is dat niet alleen artsen het tuchtrecht ingrijpend willen veranderen maar ook patiënten, zij het om heel andere redenen. Patiënten vinden dat artsen elkaar de hand boven het hoofd houden, en er gemakkelijk vanaf komen met een waarschuwing of een berisping. Het doel van het tuchtrecht is echter de kwaliteit van de zorg verbeteren en de patiënt beschermen tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen. Doel is níét het tuchtigen van de individuele hulpverlener. Het Centraal Tuchtcollege heeft een aantal belangrijke richtinggevende uitspraken gedaan over onder meer de kwaliteit van rapportages, de rol van de regiebehandelaar en onlangs nog over het gebruik van het medisch dossier bij het verweer tegen een klacht. Maar kennelijk ervaren sommige collega’s dat niet zo. Mogelijk speelde de commotie die er rond sommige uitspraken is geweest, daarbij ook een rol.

Doel van het tuchtrecht is níét het tuchtigen van de individuele hulpverlener

Kennis en macht

In 2021 hebben de regionale tuchtcolleges 992 klachten afgehandeld, waarvan 648 tegen artsen. De klachten tegen 103 artsen (16%) waren gegrond. Van deze 103 artsen kregen er 11 geen maatregel, 64 een waarschuwing, 26 een berisping en verder was er één schorsing en één doorhaling.

Er zijn in Nederland ruim 75 duizend BIG-geregistreerde artsen. Dus de kans dat – in 2021 – een klacht tegen een arts werd ingediend, was 0,8 procent. Tegen bepaalde beroepsgroepen werd overigens vaker een klacht ingediend: bedrijfs- en verzekeringsartsen: 3 procent, huisartsen: 1,1 procent en psychiaters: 1,9 procent per jaar.

Iedereen – ook de leden van de tuchtcolleges – beseft dat het echt heel naar is als er een klacht tegen je wordt ingediend. Het kost tijd, energie en geld. Het schudt aan de grondvesten van je professionele bestaan.

Toch wil ik graag duidelijk maken waarom ik het belangrijk vind dat we het tuchtrecht hebben. In de behandelrelatie is de patiënt de onderliggende partij: de dokter heeft de kennis en de macht. Als het tot een procedure komt, heeft de dokter de medische kennis, het dossier en de juridische ondersteuning.

Leven overhoop

Als lid van een regionaal tuchtcollege heb ik veel zaken voorbij zien komen: allemaal zaken die voor de patiënt of nabestaanden van heel groot belang waren. Het varieert van slechte communicatie bij een stervensproces, rapportages waardoor men een enorme val in inkomen maakt of de kinderen maanden/jaren niet meer kan zien, naast complicaties bij medische behandelingen waardoor mensen veel minder kunnen dan voorheen. In mijn eigen vakgebied gaat het ook vaak over toegepaste dwang(medicatie) in een tbs- of ggz-instelling.

Het zijn allemaal zaken die patiënten tot in het diepste raken en die hun hele leven overhoop kunnen gooien.

Ik denk dan ook dat het belangrijk is dat patiënten een laagdrempelige toegang hebben tot het klachtrecht. En dat wij moeten verdragen en leren dat een (tucht)klacht krijgen bij ons vak hoort. Het hoort bij je vak om te kunnen reflecteren en evalueren op wat er is gebeurd, als een behandeling niet liep zoals de patiënt verwachtte.

Ik weet uit ervaring dat (tucht)klachten een enorme impact hebben op hulpverleners. Toen ik als aios mijn eerste klacht bij de klachtencommissie kreeg, was ik geshockeerd: ik deed toch mijn uiterste best om het goed te doen. Ook mijn eerste tuchtklacht was een klap in mijn gezicht: hoe kon iemand dat zomaar doen? Na de uitspraak in de eerste zaak was ik gerustgesteld: het tuchtcollege had goed gekeken naar mijn positie als hulpverlener. Ik had buitenwettelijke dwang toegepast, maar als goed hulp­verlener kon ik niet anders. De tweede zaak was duidelijk een casus van een achterdochtige klager, waarbij ik ook het hoger beroep met vertrouwen tegemoet trad. Beide klachten zijn ongegrond verklaard. Pas na enkele jaren realiseerde ik me dat de klacht was ingediend tegen mij als professional, tegen mijn handelen als professional. En dat dit het goed recht is van de patiënt. Het is aan mij om duidelijk te maken waarom ik heb gehandeld zoals ik heb gehandeld.

Uitleggen

Toen ik zelf een tuchtklacht kreeg, vond ik het heel prettig dat ik aan de beroepsgenoten in het college kon uitleggen waarom het zo was gegaan. En dat het erom ging of ik handelde als gemiddeld bekwame hulpverlener, niet of het beter had gekund. Als lid van het tuchtcollege heb ik de ervaring dat de zaken zeer zorgvuldig, gewetensvol worden behandeld. En ook met kennis van het fenomeen hindsight bias: achteraf is de uitkomst eenvoudig te voorspellen en is het gemakkelijk te zeggen wat er anders had gekund.

En stel dat het regionaal tuchtcollege een uitspraak doet waar je het geheel niet mee eens bent, dan is er de mogelijkheid tot hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege.

Polarisatie

Wat nu met die uitspraken die zoveel oproepen? Net als wij in de media niet kunnen reageren op een klacht van een patiënt over zijn behandeling, kan het tuchtcollege niet reageren op de commotie in de media: ‘Het college spreekt door zijn uitspraak’. Waarbij het lastige is dat je als buitenstaander het dossier niet kent, niet bij de zitting bent geweest en vaak zelfs niet de volledige uitspraak hebt gelezen. Maar je oordeel en de verontwaardiging baseert op de samenvatting in Medisch Contact en de reacties van de collega’s online. Dit versluiert de nuances en polariseert het debat. En het ontkent het belang van goed functionerend tuchtrecht.

Mijn overtuiging is dat het bij het doktersvak hoort dat wij ons toetsbaar opstellen en dat we ons incidenteel moeten verweren bij een (tucht)klachtenprocedure. En dat het beter is ons te verdiepen in de werking van het tuchtrecht, de toetsingscriteria en eens een zitting bij te wonen, dan ertegen te strijden. Dit alles maakt dat ik heb gesolliciteerd als lid-beroepsgenoot in een regio­naal tuchtcollege en dat werk nu zeven jaar met veel plezier en toewijding doe, net als mijn collega’s in de tuchtcolleges.

auteur

Anne-Marie van Dam, psychiater en lid van het Regionaal Tuchtcollege Groningen-Zwolle

contact

anne-marie.van.dam@mentrum.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

recht Tuchtrecht
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • P.J.E. van Rijn

    huisarts gepensioneerd, Rheden

    Wat de overwegingen van het CTG betreft: De Hoge Raad heeft zich uitgelaten over r.o. 4.7 en 4.8 in de uitspraak van het CTG [uitleg schriftelijke wilsverklaring] maar niet over r.o. 4.9 [informatie- en overplicht van de arts] . Die overweging 4.9... van het CTG, met bevestiging van r.o. 5.13 van het RTG , geldt daarom nog steeds en staat nog steeds in het onlangs gewijzigde artikel 448 lid 1 van boek 7 BW : informatie en overleg met de patiënt die past ` bij zijn bevattingsvermogen`. Collega Koch moet het nog maar eens rustig nalezen, eventueel met bijstand van een deskundig jurist.

  • P.J.E. van Rijn

    huisarts gepensioneerd, Rheden

    Het medisch tuchtcollege heeft destijds de desbetreffende verpleeghuisarts gewaarschuwd voor het feit dat zij zonder overleg met de patiënte een slaapmiddel in haar koffie heeft gedaan en haar via een infuus een dodelijk middel heeft toegediend. In e...en interview met `De Volkskrant` [24.10.2020] meldt deze collega dat zij geen herziening van de waarschuwing gaat verzoeken. Een herzieningsverzoek zou ook kansloos zijn geweest want de wetgever heeft zich inmiddels achter het tuchtcollege geschaard. Op 1 januari 2020 trad een wijziging in werking van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. In deze wet is nu uitdrukkelijk bepaald dat een arts een patiënt over iedere medische handeling moet informeren `op een duidelijke wijze die past bij diens bevattingsvermogen` en daarover met de patiënt moet overleggen. Dat geldt ook bij euthanasie en dat hoort iedere arts inmiddels wel te weten .

    • J.N.W. Koch

      Huisarts, np, SCEN-arts, Dronten

      https://www.hogeraad.nl/actueel/nieuwsoverzicht/2020/april/euthanasie/

      Daaruit: Oordeel Hoge Raad in de tuchtzaak
      Naast deze zaak heeft de PG cassatie in het belang van de wet ingesteld tegen de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gez...ondheidszorg (CTG) in dezelfde zaak. Het CTG had geoordeeld dat de arts niet heeft voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen en de maatregel van waarschuwing opgelegd. De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak.
      In de eerste plaats vindt de Hoge Raad dat het CTG zich niet altijd gebonden hoeft te achten aan het oordeel van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie over het handelen van de arts. De medische tuchtrechter heeft de taak zich zelfstandig op grond van de normen van het tuchtrecht een oordeel te vormen over het medisch handelen van de arts.
      Verder oordeelt de Hoge Raad, net als in de strafzaak, dat het schriftelijke verzoek van de patiënt niet alleen moet worden uitgelegd aan de hand van de bewoordingen, maar dat het ook gaat om andere omstandigheden waaruit de bedoelingen van de patiënt kunnen worden afgeleid. Het oordeel van het CTG dat er geen ruimte is voor interpretatie van het verzoek, is daarom niet juist.

  • P.J.E. van Rijn

    huisarts gepensioneerd, Rheden

    De onderbouwing van de stelling van collega Koch dat het CMT in de `koffie-euthanasie zaak` ten onrechte meende de autoriteit te hebben een richtlijn vast te stellen voor euthanasie bij gevorderde dementie is niet valide. Want de uitspraken van de To...etsingscommissie en van de Tuchtraden zijn onverminderd blijven staan, ondanks de uitspraak van de burgerrechter. Deze gingen over het feit dat ten onrechte niet is geprobeerd om met patiënte nog in overleg te treden over de toe te passen euthanasie, ondanks dat het Burgerlijk Wetboek, het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap van de VN dit uitdrukkelijk voorschrijven .Ten onrechteis er hier vanuit gegaan dat een handtekening onder een wilsverklaring je per definitie het recht op leven ontneemt. Dit voor zover het hier om een wilsonbekwaam persoon zou gaan. Maar het grootste onrecht is toch wel gelegen in het feit dat er naar wilsbekwaamheid van de betreffende patiënte geen onderzoek is gedaan volgens de richtlijnen van de KNMG door een onafhankelijke deskundige. Omdat wilsbekwaamheid per definitie bestaat totdat het tegendeel is bewezen moet deze patiënte dan ook als wilsbekwaam worden beschouwd. Hoezo `blijvende smet` ?

    • J.N.W. Koch

      Huisarts n.p., SCEN-arts, Dronten

      Collega van Rijn verwart zijn persoonlijke opvattingen met de feiten.
      Die zijn onder andere dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 21 april 2020 de beslissing van het CTG in de zaak van 'de koffie-euthanasie' heeft vernietigd, in het belang der wet.

  • M.D. Oosterhoff

    psychiater, Thesinge

    De reacties op dit artikel vind ik sterk, met name die van collega Koch.
    Verder verwijs ik naar onze website www.turecht.nl waarin we uiteenzetten wat de kritiek is. De zogenaamde voordelen die collega van Dam noemt zijn deels meer wensdenken dan r...ealiteit en wegen niet op tegen de nadelen. Het tuchtcollege beantwoordt niet aan haar doelstelling, nl.de kwaliteit van de zorg verbeteren. Daar moet nu eindelijk een keer een eind aan komen.

  • J.N.W. Koch

    huisarts n.p, SCEN-arts, Dronten

    Ik kan het niet nalaten hier en daar wat kanttekeningen te plaatsen bij het betoog van Anne-Marie van Dam.
    Allereerst stelt zij dat het Centraal Medisch Tuchtcollege (CMT) een aantal belangrijke, richtinggevende uitspraken heeft gedaan. Die opmerkin...g leidt naar mijn eerste bezwaar en mijn eerste stelling:

    Het is principieel onjuist dat de jurisprudentie van het CMT richtinggevend is voor de beroepsgroep.

    Richtlijnen dienen te worden vastgesteld door de beroepsgroep (KNMG) of de wetenschappelijke verenigingen die na een gedegen proces van overleg en discussie tot een gezamenlijk gedragen beslissing komen. Niet door uitspraken van een college als het CMT, dat is samengesteld uit een kleine, willekeurige, niet representatieve groep vakgenoten en niet ter zake deskundige juristen. De uitspraak in de ‘koffie-euthanasie zaak’ onderbouwt mijn stelling: ten onrechte meende het CMT de autoriteit te hebben een richtlijn vast te kunnen stellen voor euthanasie bij gevorderde dementie. Gelukkig werd het daarin gecorrigeerd door de burgerrechter. Die correctie heeft wel een blijvende smet achtergelaten op het blazoen van het CMT die zou moeten leiden tot nadenken over het functioneren van het tuchtrecht. In de bijdrage van Anne-Marie van Dam merk ik daarvan niets, integendeel.
    In de laatste paragraaf van haar betoog beklaagt schrijfster zich over de kritiek die de tuchtcolleges over zich uitgestort krijgen. Immers, zij kunnen zich niet verdedigen. Critici zouden de uitspraken niet goed gelezen hebben en niet op de zittingen aanwezig zijn geweest.
    Het eerste is een gratuite opmerking, het tweede zegt hooguit iets van de kwaliteit van het schriftelijk vonnis. Immers, in een goed geschreven vonnis zouden alle ter zitting ingebrachte argumenten en overwegingen moeten zijn meegenomen.
    Haar klacht brengt mij tot mijn tweede stelling:

    Rechtsprekende colleges kunnen niet genoeg bekritiseerd worden.

    Dat geldt voor tuchtcolleges maar evengoed voor ‘gewone’ rechtbanken. Immers, zij hebben, na een hoger beroep, het laatste woord, en ‘daar moeten we het mee doen’, zoals de Rijdende Rechter zegt. Dat laatste is waar, zo werkt de rechtspraak, iemand moet de knoop doorhakken. Maar dat vrijwaart de rechter niet van kritiek. Want ook rechters zijn mensen, maken fouten, hebben oogkleppen op, hebben hun vooringenomenheden. Kijk hoeveel jaren van felle kritiek er nodig waren voordat de Raad van State inzag dat het op een verkeerd spoor zat in de toeslagenaffaire.
    Nicolien Verkleij, rechter en voorzitter van het regionaal tuchtcollege Amsterdam zegt, nogal pedant, in een artikel in Trouw van 5 augustus jl. het volgende over artsen die klagen over tuchtcolleges: ‘Het hoort er gewoon bij. Het is ook een kwestie van volwassenheid, je bent nu eenmaal dokter: noblesse oblige.’
    Anne-Marie, je hoeft alleen maar in de laatste zin het woord ‘dokter’ door te vervangen door ‘rechter’.

  • B.V. Nibbering

    Bedrijfsarts, Roosendaal

    Ik heb wat meer moeite met het tuchtrecht. Ik ben berispt, kan ik mee leven. Ik was niet bij de zitting, ben nooit gezien door de leden van het tuchtcollege. Ik heb geen reactie kunnen geven op de uitspraak en de zienswijze in die uitspraak. Toch men...en de leden van het tuchtcollege mij te mogen omschrijven als een arts zonder zelfinzicht en zonder lerend vermogen. Als ik op een dusdanige onzorgvuldige wijze uitspraken deed over mijn cliënten, had ik gegarandeerd opnieuw een klacht aan mijn broek. Een klacht tegen de artsen in het tuchtcollege moet binnen zes weken ingediend worden (wist ik niet), ze zijn niet via het tuchtrecht te toetsen. Als bonus kreeg ik nog een brief van de inspecteur van het ministerie die mij vroeg om een opstel te schrijven wat ik geleerd had van de klacht. Toen ik deze inspecteur vroeg waarom hij dit vroeg, wat hij met deze informatie ging doen, wie inzage kreeg in deze informatie, hoelang de bewaartermijnen waren gaf de inspecteur geen antwoord. Ik heb navraag gedaan bij diverse partijen of bekend was dat er na een berisping ook nog eens een onderzoek vanuit de inspectie plaats vindt. Niemand had hier van gehoord. Er ligt nu een WOO procedure van mij bij het ministerie waarin in van de afgelopen 10 jaar wil weten welke uitspraken er zijn gedaan, bij welk specialisme en in welke gevallen de inspectie een onderzoek heeft gestart. Ik vind de berisping prima, maar kwalificerende uitspraken over mijn zelfinzicht en lerend vermogen zonder mijn reactie te horen vind ik apert onprofessioneel. Ook een "opstel" moeten schrijven voor de inspectie komt mij bijzonder kinderachtig over. Mochten er collega's zijn die met mij van gedachten willen wisselen, ik ben makkelijk te vinden via Google.

    [Reactie gewijzigd door op 24-09-2022 19:50]

  • A. G?bel

    Huisarts, Amstelveen

    De zienswijze van Annemarie van Dam komt op mij sympathiek over, en deel ik grotendeels.
    Maar: waren de klachtindieners maar altijd zo sympathiek. Want daar komt willekeur om de hoek kijken. De motieven om een klacht in te dienen zijn namelijk soms m...eer een reflectie van iemands persoonlijkheid dan van de betreffende casus en daar is in dat geval geen kruid tegen gewassen. Als een redelijk persoon goede bedoelingen met de klacht heeft is er niet zoveel aan de hand en kan het zelfs een leerzaam en kwaliteitsverhogend effect hebben. De (gelukkig weinige) keren dat ik een klacht kreeg in mijn eigen praktijk of op de HAP via de klachtcommissie, was dat middels een goed gesprek of een begripvolle brief goed af te ronden. Soms hebben patiënten namelijk gewoon gelijk en is erkenning de beste reactie.
    Maar de hemel beware je als de klager discutabele of zelfs dubieuze intenties heeft. Zijn gram wil halen bij de zorg als geheel met jou als doelwit. Of geld wil zien. Of een hekel aan je heeft als persoon en dat daarmee de gehele klacht doorspekt is. Of gewoon tegen alles en iedereen klacht indient. Dan ben je aan de goden overgeleverd omdat er beweringen worden gedaan die gewoonweg niet kloppen of omdat er zelfs ronduit wordt gelogen. Als dat door een gehaaide advocaat in een moeizaam te bestrijden klacht wordt vertaald ben je één á twee jaar bezig met je te verdedigen tegen iets waar je je niet tegen kán verdedigen. Zeker als het gaat om dossiervoering - een gevoelig punt in het tuchtrecht - kun je gauw bakzeil halen, terwijl de praktijk van alledag het vrijwel onmogelijk maakt om een waterdicht dossier bij te houden.
    Het globale gevoel dat je daar als zorgverlener aan overhoudt is dat hoe goed je je best ook doet en hoe integer je ook probeert te zijn (of zelfs bént), er altijd een manier is om onderuitgehaald te worden middels het tuchtrecht door slechte intenties van de klager. En ondanks dat de tuchtcommissie merkbaar haar best doet om objectief naar de feiten te kijken, is voor slechte intenties in het tuchtrecht helaas te veel ruimte, vind ik.

    [Reactie gewijzigd door G?bel op 24-09-2022 19:41]

  • M.E. Seubert

    Internist-intensivist, Amsterdam

    Interessant om te lezen welke voordelen van het Tuchtrecht door een collega en ervaringsdeskundige gezien worden. Het genoemde verschil in machtsverhouding tussen behandelaar en patiënt wordt als voornaamste argument gegeven, noblesse oblige. Tot zov...er volg ik het gesuggereerde nut.
    Aan de andere kant zijn er voldoende argumenten om te twijfelen aan straffen voor zaken die (vermeend) zijn misgegaan. De niet-geringe impact op de betrokken zorgverleners, second victims, daargelaten. En nog los van de benodigde kennis van het college om in uiteenlopende zaken goed te kunnen inschatten of, en in welke mate, er onjuiste keuzes gemaakt zijn, is het belangrijker om te kijken wat de opbrengst van straffen is. Maken we de zorg beter? Komt de patiënt of diens naasten er beter van af? Of, leren we er met z'n allen genoeg van zodat fouten in de toekomst voorkomen zullen worden?

    Sidney Dekker, ook eerder geportretteerd in Medisch Contact en o.a. in zijn boek The Field Guide to Understanding 'Human Error', laat duidelijk zien dat dit niet het geval is. De eerste reflex om mensen te straffen is een reflex en verzadigd als we niet langer denken, alleen een oergevoel. Voorbij deze primaire reflex kom je tot andere conclusies.
    Door te straffen wordt bijvoorbeeld openheid van werknemers en het boven water krijgen van potentiële gevaren juist beperkt. Het allerbelangrijkste van fouten is, ervan te leren. Er zijn geen 'rotte appels'. Een gezonde organisatie koestert zijn werknemers, zeker in de zorg is dit nu meer dan ooit nodig, en mocht iemand onvoldoende presteren, dan is het de taak van de organisatie -naast adequate detectie- om hier gepaste oplossingen voor te bedenken. Dit vraagt op zijn allerminst dat er geen angstcultuur wordt gevoed.

    Men gaat niet naar zijn werk om schade te berokkenen. Het doel is, in de zorg tenminste, het tegenovergestelde. De scherpe kant is waar het patiëntencontact plaatsvindt, hier worden in gezamenlijkheid moeilijke besluiten genomen, risicovolle ingrepen gedaan, wordt men op onmogelijke momenten afgeleid, vindt de interactie met de complexe en dynamische wereld plaats en, nog veel belangrijker, woont de voor velen zo beangstigende entiteit, 'onzekerheid'. Dit maakt voor velen van ons het vak zo mooi en uitdagend. Dit verandert als we vanuit angst de werkvloer op moeten gaan.

    De inrichting van een systeem waarin financiële vergoedingen voor schade, met respect voor zowel patiënt als zorgbedrijven, verdient een benadering waar juist niet de behandelaar maar de organisatie zijn verantwoordelijkheden neemt. De inrichting voor het tijdig horen van het leed van slachtoffers en het zoeken naar mogelijkheden om bijvoorbeeld herhaling te voorkomen is m.i. de rol van onderzoekscommissies die elk voldoende grote zorgorganisatie heeft.


    Mark E. Seubert, medisch specialist

    • Boland

      Oud-jeugdarts , Diemen

      Ik heb moeite met de ‘staat van beschuldiging ‘ waaraan de zorgverlener als persoon wordt blootgesteld.
      Als het werkelijke doel van het tuchtrecht is ‘kwaliteitsbewaking en -verbetering van de zorgverlening’ dan denk ik dat toetsen aan criteria van ...goed hulpverlenerschap zou moeten volstaan, zonder direct de persoon van de zorgverlener te adresseren. Kijken naar het verloop van het proces.
      Soms zijn dingen gewoon ‘niet goed gegaan’.
      Als na het grondig evalueren van de geleverde zorg échte nalatigheid van de zorgverlener blijkt, dan kan dat het onderwerp worden. Maar wat mij betreft niet meteen in de eerste instantie de persoon meeslepen in de te evalueren (ongewenst verlopen) gang van zaken.

      [Reactie gewijzigd door op 24-09-2022 15:21]

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.