Laatste nieuws
E. Brandt
13 minuten leestijd

Een completer beeld

Plaats een reactie

Geschiedschrijving Medisch Contact behoeft enige bijstelling

De beeldvorming rond de verzetsgroep Medisch Contact is gebaseerd op het beeld dat zij zélf hebben geschetst van hun verleden. Dat geeft een enorme vertekening. Hoogleraar mëdische geschiedenis Mart van Lieburg ging om die reden aan de slag met origîneel archiefmateriaal.

‘Het M.C. is opgericht met de bedoeling de uit de Maatschappij voor Geneeskunst getreden artsen in één verband te vereenigen, teneinde de nazificeering van onzen stand en van ons arbeidsterrein te bestrijden. Enthousiast hebben duizenden zich bij het M.C. aangesloten omdat iedere arts voelde, dat hij alleen niet tegen den stroom op zou kunnen roeien.’

Dit indrukwekkende citaat uit april 1942 is afkomstig uit een van de estafetteberichten van de verzetsgroep het Medisch Contact. Het komt uit het archief van prof. dr. Mart van Lieburg, hoogleraar medische geschiedenis, die over een schat aan authentiek materiaal beschikt uit de bezettingsjaren, opgediept uit archieven van onder meer ziekenhuizen, de KNMG en de verfoeide Artsenkamer. Over de geschiedenis van het Medisch Contact is al het nodige gezegd en geschreven, onder andere in dit blad (zie www.medischcontact.nl/geschiedenis).

Maar op een aantal belangrijke punten dient die geschiedschrijving te worden bijgesteld, zegt Van Lieburg, die over enige tijd het complete, gecorrigeerde verhaal in boekvorm publiceert, maar alvast een tipje van de sluier wil oplichten.

Heldendaden
Kort na de bevrijding besluiten de mensen van het Medisch Contact de geschiedenis te gaan schrijven van de voorbije, bange jaren. De arts en verzetsman Roorda, een van de oprichters van het Medisch Contact, werpt zich op als auteur. Maar Roorda overlijdt in 1947, waarmee de geschiedschrijving abrupt komt stil te liggen – tot het honderdjarig jubileum van de KNMG in 1949, dat wordt gezien als hét moment om de geschiedenis nu echt te boekstaven.

‘In het kader van dat jubileum’, vertelt Van Lieburg, ‘krijgt de historicus De Vries het materiaal van Roorda en de opdracht om een boek te schrijven. Dat is het beroemde geschiedenisboekje ‘Medisch Contact 1941-1945’ geworden. Maar in feite maakte De Vries slechts uittreksels. Die voldoen niet voor modern historisch onderzoek én er zit een enorme vertekening in, want Roorda wilde zo mooi mogelijk over de heldendaden van het Medisch Contact schrijven. Dat is geen diskwalificatie, maar hij heeft duidelijk een selectie gemaakt van al het materiaal. De hele beeldvorming rond de verzetsgroep het Medisch Contact tijdens de bezettingsjaren is dus gebaseerd op het beeld dat zij zélf van hun verleden hebben gemaakt.’

Nu hij vele dozen met origineel archiefmateriaal heeft doorgenomen en geordend, is Van Lieburg in staat die geschiedenis aan te vullen en hier en daar te herschrijven. Neem het rampjaar 1940, waarin de Duitsers Nederland binnenvallen. Artsenorganisatie KNMG, toen nog NMG geheten (zonder koninklijke K), vraagt zich direct af: wat betekent dit voor óns?

Van Lieburg: ‘De eerste stap die dan wordt gezet, en dat is nooit eerder beschreven, is een poging om in goed overleg met de bezetter te komen tot een aanpassing van het zorgstelsel. Het hele jaar 1940 staat in het teken van de vraag: hoe kunnen we er samen wat van maken, mét de Nederlandsche Unie en de Duitsers? Daaruit komt, buiten de NMG om, een organisatie voort die eigenlijk het vertrekpunt wordt van het Medisch Contact.’

Want er worden overal in het land groepen gevormd; er wordt een infrastructuur ontworpen waarop de Nederlandsche Unie de nieuwe medische organisatie wil grondvesten. Tot langzamerhand de onvrede groeit. Van Lieburg: ‘Het besef begint te dagen dat er met die Duitsers niet valt samen te werken. Er wordt steeds meer bekend over kwalijke praktijken. Begin 1941 stapt een deel van het hoofdbestuur uit de NMG om zich daarvan te distantiëren. Steeds meer artsen zeggen vervolgens hun lidmaatschap op en in september stapt een massale golf van 3400 leden uit de NMG; meer dan de helft van de 5864 leden uit die tijd.’

Weggedrukt
Niet alle artsen in Nederland waren lid van de NMG; in totaal waren er indertijd 6621 artsen. Van Lieburg heeft het letterlijk geturfd: 4261 van hen ondertekenden in december 1941 de beroemde protestbrief aan Seyss Inquart, waarin ze hun bezorgdheid uitspreken over het klimaat onder de Duitse bezetting.
Kort daarvoor, nadat het bestuur van de NMG is uiteengevallen en dus ook geen stelling meer kán nemen tegen de bezetter, krijgt een aantal leden de behoefte zich te organiseren om dit wel te doen. Het beroemde verhaal over de artsen Roorda, Brutel de la Rivière en Eeftinck Schattenkerk. Zij ontmoeten elkaar op 24 augustus 1941 in het koffiehuis op het station van Zutphen, en roepen daar de illegale organisatie het Medisch Contact in het leven.

Deze drie mensen, analyseert Van Lieburg, hebben later van zichzelf gezegd: wíj hebben Medisch Contact opgericht. ‘Maar het waren zeker niet alleen deze drie. Ik wil niets aan hun grootheid en imago afdoen, maar ook anderen hebben een wezenlijke rol gespeeld in de vroege organisatie van het Medisch Contact. Zij zijn onvoldoende in beeld gekomen en door deze drie heren een beetje weggedrukt. Pannekoek was bijvoorbeeld cruciaal; hij heeft ook de brief geschreven aan Seyss Inquart. En een man als Wessel, de voorzitter van de afdeling in Hilversum. Ik heb in een handschrift een indrukwekkende rede gevonden die hij voor zijn afdeling heeft gehouden. Een dappere dokter die vanuit zijn eigen goede inborst protest heeft aangetekend tegen de bezetter.’

Samen staan we sterk. Dat was, eenvoudig gesteld, het leidend principe van het Medisch Contact. ‘Het idee was: we moeten van elkaar weten wat we doen, en laten we dat zo mogelijk gezamenlijk doen. Hierbij werd men – en dat vind ik heel mooi – geïnspireerd door de overtuiging: wij zijn de representanten van een bijzonder beroep, met een hoge medische ethiek. Wij houden vast aan onze medische standaarden. Wij behandelen gewoon joden, wij laten zwakzinnigen niet afmaken. Tegen dat soort praktijken maken wij samen een vuist.’

Wat volgt, is een korte glansperiode van activiteiten. De Artsenkamer wordt opgericht (19 december 1941), maar stuit op een geweldig protest. In maart 1943, als de bezetter wil doorpakken en alle Nederlandse artsen verplicht tot lid van de Artsenkamer wil maken, volgt de befaamde actie waarbij 6200 medici hun naambordjes afplakken om zo symbolisch afstand te doen van hun artsentitel. Wederom gaat bovendien een protestbrief uit aan Seyss Inquart (juni 1943). De Duitsers treden nu hard op en arresteren zo’n 360 dokters, die worden vastgezet in kamp Amersfoort.

Arrestaties
Van Lieburg: ‘Na die brief aan Seyss Inquart, waardoor hij diep is beledigd, gaat het Medisch Contact in onderhandeling met de bezetter. Een groot deel van de achterban was het daar niet mee eens. Toch zei een afvaardiging van het MC tegen de Duitsers: als jullie die arrestaties opheffen en de artsen uit kamp Amersfoort vrijlaten, zijn wij bereid ons protest te nuanceren. Waarop de protestbrief werd gevolgd door een soort excuusbrief die stelde: wij willen geen zand in de raderen van de staat strooien, we protesteren slechts tegen het feit dat een dokter onder een staatsorgaan als de Artsenkamer tot ambtenaar verwordt. Wij zijn geen politiek verzet, dit is een maatschappelijk verzet tegen een andere manier van dokter zijn, en tegen het actief moeten meewerken aan de uitroeiing van het joodse ras.’

Tweemaal heeft het Medisch Contact aan de bezetter laten weten: er valt met ons te praten, als onze belangen maar worden veilig gesteld. ‘Heulen met de vijand’ zou Van Lieburg dit zeker niet willen noemen, zegt hij desgevraagd. ‘Ze wilden die collega’s uit kamp Amersfoort vrij krijgen; de zaak stond echt op scherp. Ze moesten een compromis bereiken, anders hadden de Duitsers doorgezet. Dan hadden ze de Artsenkamer tot een verplichte instelling gemaakt, dan waren weigeraars gedeporteerd – een ongelooflijk doemscenario. Dat is afgewend doordat de Duitsers na het gesprek met het Medisch Contact inzagen: het wordt niets met die Nederlandse dokters, we maken de Artsenkamer niet verplicht.’

Vodjes
Hoe hielden de leden van het Medisch Contact
onderling contact? Door middel van de befaamde ‘estafetteberichten’. Nu ja, zegt Van Lieburg lachend: wie die op een hoop bij elkaar zou zien, zou er direct mee naar het oud papier lopen. Vodjes, stenciltjes, handgeschreven papiertjes, mededelingen op receptenbriefjes. ‘Die berichten fungeren in een heel andere context dan het latere “mededelingenblad” Medisch Contact’, zegt hij. ‘Toch kun je de estafetteberichten zien als een soort voorstadium van het tijdschrift.’ De losse berichten geven belangrijke informatie over wat er zoal speelt onder de bezetter. Wat de dokters wel en niet moeten geloven, welke ethische richtlijnen ze moeten naleven. Men spreekt elkaar moed in, houdt elkaar op de hoogte.

De inhoud van de berichten was doorgaans niet gevaarlijk, maar dat was het netwerk van adressanten wel. Dit soort georganiseerde correspondentie werd immers geïnterpreteerd als ‘verzet’. Om de risico’s te verkleinen, moesten de estafette­berichten na lezing worden vernietigd, waardoor er maar weinig zijn overgeleverd. ‘Slechts enkele zijn bewaard gebleven, en dan ook nog eens vaak op slecht papier vanwege de rantsoenen’, zegt Van Lieburg spijtig. ‘Er staan nooit data en namen op, wat het buitengewoon lastig maakt om ze op volgorde te leggen. ­Bovendien komt zo’n brief van het districtshoofd, maar daaronder zitten zo’n twintig groepen die het bericht vervolgens twintig keer overschrijven – mét allerlei variaties en weglatingen.’ Ondanks deze complicaties werkt de hoogleraar momenteel aan een volledige, geannoteerde uitgave van alle overgebleven estafetteberichten.

Wespennest
Corresponderen de artsen in Noord-Nederland nog tot mei 1945 heimelijk in estafette met elkaar, in Zuid-Nederland is het Medisch Contact al eerder in staat om met een echt, openlijk mededelingenblad te komen: direct na de bevrijding van het zuiden in het najaar van 1944.

Van Lieburg: ‘Als Zuid-Nederland is bevrijd, gaat men daar alvast bedenken hoe de gezondheidszorg moet worden ingericht. Men wil dat er iets terechtkomt van alle reorganisatieplannen van voor de oorlog. De Medisch Contact-groepen in het zuiden kunnen daarover nu vrijelijk contact hebben en vergaderen. Hun plannen publiceren ze in hun blad, zeg maar het voor­lopertje van het huidige Medisch Contact.’

Maar na de bevrijding van Noord-Nederland in mei 1945 zeggen de grotestadsdokters van boven de rivieren al snel: van die plattelanders in het zuiden trekken wij ons niets aan, wij hebben andere ideeën over die nieuwe gezondheidszorg. ‘Tijdens de eerste bijeenkomst na de bevrijding hebben noord en zuid juichend bij elkaar gezeten, maar al snel worden dat heel vervelende ontmoetingen. In Noord-Nederland bestaat veel frictie tussen huisartsen en specialisten, terwijl dat probleem op het platteland veel minder speelt. Amsterdam neemt het voortouw om de specialisten te organiseren - daar komt de LSV, nu de Orde van Medisch Specialisten, uit voort. Zij profileren zich tegenover de huisartsen, die zich organiseren in de LHV. Binnen de kortste keren ontstaan er bloedgroepen. Tegelijkertijd spelen allerlei verdenkingen. Moet je voorstellen: er komt een arts op een vergadering en men stoot elkaar aan met roddels over die persoon uit de bezettingstijd. Een wespennest.’

 

 


Ziekenfonds


Niettemin verschijnt in juli 1945 een eerste, landelijke editie van het tijdschrift Medisch ­Contact, het ‘Mededeelingenblad van het Medisch Contact’. Maar op 2 januari 1946 verschijnt het tijdschrift eigenlijk opnieuw voor de eerste maal, nu als officieel tijdschrift van de NMG, waar de verzetsgroep het MC inmiddels in is opgegaan. Materiaal om over te schrijven was er direct volop, met al die oprichtingsvergaderingen van huisartsen en specialisten, met oproepen, discussies en losse berichten.

‘Medisch Contact is na de oorlog een geweldige bron om de ontwikkeling van de gezondheidszorg te reconstrueren’, zegt Van Lieburg. ‘Het ziekenfonds bijvoorbeeld: dat was een Duitse uitvinding. Velen wilden er vanaf, maar algauw bleek dat het ziekenfondssysteem goed kon werken, met een paar aanpassingen. Dat soort discussies vind je allemaal in MC.’

Hoe verhouden die eerste nummers uit 1946 zich tot de voorafgaande estafetteberichten van het Medisch Contact? ‘De blik van het tijdschrift Medisch Contact was duidelijk gericht op de toekomst – niet op het verleden’, antwoordt Van Lieburg. ‘Dat was maar goed ook, want in het verleden zat veel oud zeer. Het is nooit zo expliciet gezegd, maar je ziet dat het blad zich richt op het nieuwe Nederland, op de nieuwe gezondheidszorg.’

Kranten als het Parool en Trouw zijn trots op hun verleden, op hun wortels in het verzet. Is daar bij MC ook reden voor? Ja, zegt Van Lieburg. ‘De huidige hoofdredacteur Ben Crul vindt dat de kwaliteit en het imago van het blad krachtig worden gesteund door het feit dat het uit het verzet is voortgekomen. Daar kan ik hem geen ongelijk in geven. Maar dan moet de geschiedenis wel helemaal correct worden verteld. We zijn langzamerhand toe aan de afronding van een nieuwe geschiedschrijving van Medisch Contact. Die wordt gemarkeerd door de lancering van de vernieuwde website, waarop vanaf deze zomer alle jaargangen Medisch Contact zijn terug te vinden en vanaf eind 2009 ook het overige archiefmateriaal.’ 

Eveline Brandt, journalist

Citaat uit een Estafettebericht
‘Een staaltje van Nat. Soc. gezondheidszorg! Op ongelooflijk ruwe wijze zijn de patiënten uit het Israëlitisch Krankzinnigengesticht het Apeldoornsche Bosch door de bezettingsautoriteiten in goederenwagens, tendeele gebonden, tendeele opeengestapeld, weggevoerd. Men kan het gruwelijk lot dat deze menschen verder getroffen heeft, helaas maar al te goed gissen. Wie thans nog steun verleent aan het N.S.B.-régime, omdat de maatregelen der Artsenkamer alleen een “administratief karakter dragen”, wordt actief medeplichtig aan deze gruweldaden.’ (1 maart 1943)

Citaat uit een Estafettebericht
‘Wij zijn ervan overtuigd, dat de Nederlandsche artsen den hun toegeworpen handschoen zullen opnemen met waardigheid en kalmte, maar met niet minder vastberadenheid. Voor dwang en dreiging bukken wij niet. Aaneengesloten als wij zijn, verbonden door onze principes en het besef van onzen plicht en ons recht als vrij Nederlandsch arts, zal terreur door ons met opgeheven hoofd gedragen worden.’ (26 december 1941)

De Artsenkamer en het Medisch Front

In december 1941 valt het doek voor de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (NMG) en richten de Duitsers de Artsenkamer op. Die manifesteert zich als de officiële opvolger van de NMG en neemt ook alle gelden en goederen in beslag. Was de Artsenkamer een officieel orgaan van de bezetter, het Medisch Front bestond daarnaast als artsengroep van de NSB. Wel waren er vanaf het begin onderlinge verbanden, en langzamerhand schuiven die organisaties meer naar elkaar toe.
Mart van Lieburg beschikt als eerste over het archief van de Artsenkamer en van het Medisch Front. Hij kan reconstrueren dat in 1943 de Artsenkamer niets meer voorstelde, al is er nog correspondentie die tot ver in 1944 loopt – maar dan zijn Artsenkamer en Medisch Front zo’n beetje één geworden. 
Wie waren er nu lid van die Artsenkamer? ‘Ik heb alle namen van de ruim 1600 aangesloten artsen’, zegt Van Lieburg. ‘Bekend is dat in 1941 de meeste joodse artsen lid werden van de Artsenkamer. Dat was een advies van het Medisch Contact, omdat dat strategisch slim leek voor joodse artsen. Maar er waren ook ziekenfondsartsen lid van de Artsenkamer, naast hun lidmaatschap van de Nederlandsche Vereeniging van Ziekenfondsartsen. Je kunt niet zeggen: wie lid was van de Artsenkamer, was fout. Er zijn wel artsen geweest die principieel hebben gezegd: ik vind de zekerstelling van mijn inkomen minder zwaar wegen dan het feit dat dit een foute organisatie is. Maar je zult een huisarts zijn geweest met een gezin van acht kinderen in een armlastig dorpje waar je geen particuliere patiënten had. Dat lidmaatschap was dan je enige mogelijkheid om declaraties in te dienen.
De Artsenkamer is dus ingewikkeld, anders ligt het met het ­Medisch Front. Dat was een NSB-club, daar meldde je je vrijwillig aan, dan was je gewoon een boef. Dat deden uiteindelijk maar 250 dokters.



Andere medische bladen in oorlogstijd
Vóór de oorlog was het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) het orgaan van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (NMG). Leden van de NMG waren daar automatisch op geabonneerd. Wanneer in bezettingstijd de NMG wordt opgeheven, houden uiteraard ook de mededelingen op in het NTvG. Maar het blad wil doorgaan en voldoet daarvoor aan een aantal eisen die de bezetter stelt aan de inhoud. ‘Dat hebben sommige mensen na de oorlog kwalijk gevonden’, zegt prof. Van Lieburg.

‘Toen werden de zaken simpelweg geclassificeerd als goed of fout, terwijl je nu kunt zeggen: dat ligt iets genuanceerder. Het NTvG is niet “fout” geweest; het wilde de Nederlandse medicus voorzien van informatie over de medische wetenschap en publiceerde geen politieke verhalen. Achteraf gezien hebben zij wel wat discutabele concessies aan de inhoud gedaan. Zo mocht in een biografie van een omgekomen joodse arts niet komen te staan dat het een fantastische man was.’

Het NTvG gaat door met publiceren, de Geneeskundige Gids gaat ook bijna de hele oorlog door, net als Vox Medicorum, al met al blijven een stuk of tien medische tijdschriften in oorlogstijd verschijnen. ‘Foute’ bladen, zegt Van Lieburg, waren alleen het ‘Nederlands Artsenblad’, een tijdschrift van de Artsenkamer dat vol stond met directieven, en ‘Volksgezondheid’ van het Medisch Front. ‘Daarin verschenen schandelijke spotverhalen over hoe joden zich gedragen, en over hoe men de gezondheidszorg wilde inrichten zonder last te hebben van die stumpers van Joden en zwakzinnigen.’
 

Dit artikel verscheen eerder in Medisch Contact van 2 mei 2008 (MC 18/2008: 752)

Hoogleraar medische geschiedenis prof. dr. Mart van Lieburg bij het KNMG-archief in zijn bibliotheek. beeld: De Beeldredaktie, Ruben Schipper
Hoogleraar medische geschiedenis prof. dr. Mart van Lieburg bij het KNMG-archief in zijn bibliotheek. beeld: De Beeldredaktie, Ruben Schipper
De Haarlemse oogarts Anton (‘Ton’) Hendrik Garrer (1883-1951), gevestigd aan de Wilhelminastraat 32 in Haarlem, was op 24 maart 1943 één van de ruim zesduizend Nederlandse medici die door het afplakken van de artsentitel op hun naambord publiekelijk weigerden lid te worden van de Nederlandsche Artsen­kamer. Evenals elders bekladden NSB’ers de huizen van ‘deserterende’ dokters met het woordje ‘arts’. beeld: NIOD
De Haarlemse oogarts Anton (‘Ton’) Hendrik Garrer (1883-1951), gevestigd aan de Wilhelminastraat 32 in Haarlem, was op 24 maart 1943 één van de ruim zesduizend Nederlandse medici die door het afplakken van de artsentitel op hun naambord publiekelijk weigerden lid te worden van de Nederlandsche Artsen­kamer. Evenals elders bekladden NSB’ers de huizen van ‘deserterende’ dokters met het woordje ‘arts’. beeld: NIOD
Tot de archivalia van de artsenorganisaties tijdens de bezettingsjaren behoort, althans wat betreft de Duitsgezinde instanties, de nauwkeurige administratie van de leden. De afbeelding betreft de administratie van de Artsenkamer die in 1943 inventariseerde wie er nog geen lid was van haar zusterorganisatie, de Nederlandsche Vereeniging van Ziekenfondsartsen. Met een rode letter ‘J’ werden de joodse artsen gemerkt; de notitie ‘vertrokken’ achter hun namen is in de meeste gevallen het wrange eufemisme voor de deportatie die inmiddels had plaatsgevonden.
Tot de archivalia van de artsenorganisaties tijdens de bezettingsjaren behoort, althans wat betreft de Duitsgezinde instanties, de nauwkeurige administratie van de leden. De afbeelding betreft de administratie van de Artsenkamer die in 1943 inventariseerde wie er nog geen lid was van haar zusterorganisatie, de Nederlandsche Vereeniging van Ziekenfondsartsen. Met een rode letter ‘J’ werden de joodse artsen gemerkt; de notitie ‘vertrokken’ achter hun namen is in de meeste gevallen het wrange eufemisme voor de deportatie die inmiddels had plaatsgevonden.
Ondervoeding en verhongering behoren tot de grote gezondheidsproblemen van de bezettingsjaren. Op de foto een patiënt uit de Hongerkliniek aan de Mecklenburglaan te Rotterdam begin 1945, tijdens de hongerwinter. Deze kliniek werd beschreven door de internist Johannes Bok (1917-1997) in zijn proefschrift De kliniek der hongerziekte (1949). beeld: archief J. Bok
Ondervoeding en verhongering behoren tot de grote gezondheidsproblemen van de bezettingsjaren. Op de foto een patiënt uit de Hongerkliniek aan de Mecklenburglaan te Rotterdam begin 1945, tijdens de hongerwinter. Deze kliniek werd beschreven door de internist Johannes Bok (1917-1997) in zijn proefschrift De kliniek der hongerziekte (1949). beeld: archief J. Bok
PDF van dit artikel
KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.