Laatste nieuws
Laura ter Steege
5 minuten leestijd
Achter het nieuws

Donorzaad van gynaecologen topje van de ijsberg?

‘Er komen vast nog meer zaken naar boven’

4 reacties
Getty Images
Getty Images

Minimaal vijf artsen gebruikten hun eigen zaad bij vruchtbaarheidsbehandelingen in de jaren zeventig en tachtig. Hoe keek men destijds naar donorinseminatie? En zullen er meer van zulke verhalen opduiken?

Afgelopen weken is van twee gynaecologen bekendgemaakt dat zij eigen zaad gebruikten bij behandelingen. Het gaat hierbij om Henk Nagel van het Carolus Ziekenhuis (inmiddels opgegaan in het Jeroen Bosch Ziekenhuis) en Jos Beek van het voormalig Sint Elisabeth ziekenhuis (nu het Alrijne Ziekenhuis).

Eerder kwam al naar buiten dat artsen Jan Karbaat en Jan Wildschut tientallen kinderen verwekten met eigen zaad. Bij de Stichting Donorkind is een vijfde geval bekend, maar de naam van die arts is nog niet openbaar gemaakt.

Onderzoekscommissie

Het Alrijne Ziekenhuis en het Jeroen Bosch Ziekenhuis hebben beide een onafhankelijke onderzoekscommissie aangesteld onder leiding van prof. dr. Didi Braat, emeritus hoog­leraar obstetrie, gynaecologie en voortplantingsgeneeskunde aan het Radboudumc. Doel van het onderzoek is zo goed mogelijk te achter­halen wat er is gebeurd en in welke omvang. Eerder onderzocht Braat met een commissie de zaak rondom gynaecoloog Jan Wildschut, die in ieder geval 47 donorkinderen met zijn eigen zaad verwekte. Hierbij concludeerde de commissie dat Wildschut zeker in de beginjaren ‘alle touwtjes in handen had’. De gynaecoloog had de leiding over de fertiliteitsafdeling van het Sophia Ziekenhuis in Zwolle, hield zelfstandig de administratie van de semenbank bij en werkte solistisch.

De bril van nu

De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) laat weten geschrokken te zijn van de berichten dat artsen donorkinderen verwekten met eigen sperma en deze werkwijze ten zeerste af te keuren. Prof. dr. Annemiek Nap, woordvoerder NVOG: ‘Dit is een duidelijke schending van het vertrouwen dat een patiënt mag hebben in haar arts en in de arts-patiëntrelatie. Die relatie is heilig, dat vertrouwen schend je niet.’

Ook gepensioneerd gynaecoloog Maarten Kloosterman (79) was geschokt toen het nieuws over onder anderen Wildschut – een van zijn opleiders – naar buiten kwam. Wel vindt hij het belangrijk om de zaken in de juiste context te plaatsen. ‘Mensen bekijken deze zaken veelal door de bril van nu, terwijl we zo’n vijftig jaar geleden een volslagen andere maatschappij met hele andere inzichten hadden.’

Donor- en wensouders mochten elkaar absoluut niet tegenkomen

Begin jaren tachtig stapten de 25 tot 30 Nederlandse fertiliteitsklinieken over op ingevroren sperma. Voor die tijd gebruikten artsen vers zaad. Kloosterman: ‘Je sprak met de patiënt overdag een tijd af en zorgde ervoor dat de donor vlak daarvoor aan de andere kant van het gebouw langskwam. Ze mochten elkaar absoluut niet tegenkomen. De anonimiteit van de donor moest goed beschermd worden.’

Ook de wensouders zelf moesten alles stil­houden, want donorinseminatie was erg contro­versieel en werd geassocieerd met echte­lijke ontrouw. ‘Zodra iemand in de omgeving wist dat meneer onvruchtbaar was, kwam een stel niet meer in aanmerking voor donorinseminatie. Dan was het risico te groot dat het ooit uit zou komen.’ Dat idee werd volgens Kloosterman breed gedeeld onder gynaecologen. Zelf gooide hij gegevens van donoren altijd na vier jaar weg: ‘Binnen die tijd konden we de donor benaderen als een vrouw een tweede kind wilde.’

Er bestond volgens Kloosterman destijds nog geen goede methode om vast te stellen of een vrouw die dag vruchtbaar was. ‘Je keek of het cervixslijm mooi helder was en of je daar een draadje van kon trekken.’ Er waren geen echo’s of ovulatietesten. Niets. ‘Sommige vrouwen hadden wel vijf of zes dagen mooi cervixslijm, die insemineerde je dan soms drie of vier dagen na elkaar.’

Lagere drempel

Donoren werden zorgvuldig geselecteerd. Iemand moest op een bepaalde manier in het leven staan en een goede baan of opleiding hebben. ‘Dan kan het lastig zijn voor de donor om de tweede en derde dag weer te komen. Terwijl je patiënt misschien uit Tilburg of Groningen kwam. Dan zat je met je handen in het haar.’ Daarom kan Kloosterman het zich ergens voorstellen dat artsen dan – als een vrouw al voor de derde keer voor niets komt – geneigd waren om in zo’n geval eigen zaad te gebruiken. Zodat ze de patiënt niet wéér moesten teleurstellen. ‘Al keur ik het absoluut niet goed. En ga ik elke avond gerust slapen, wetende dat mij zoiets niet boven het hoofd hangt.’

Ook denkt Kloosterman dat de drempel om eigen zaad te gebruiken bij artsen die tijdens hun studententijd al eens gedoneerd hadden wellicht iets lager lag. Met name studenten met een medische studie werden volgens hem actief geworven. Afhankelijk van de kliniek kreeg je 30 tot 50 gulden per donatie. ‘Als je dat als student een paar maal per maand deed dan had je je maandgeld bij elkaar.’ Maar ook een iets lagere drempel verklaart volgens Kloosterman niet waarom een arts dit dertig of veertig keer zou doen: ‘Dan klopt er echt iets niet.’

Sinds de invoering van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) in 2004 is het niet meer mogelijk om anoniem te doneren. Nap: ‘Alle ziekenhuizen en klinieken moeten zich hieraan houden. Daarnaast is het proces van invriezen en opslaan van semen nu veel meer gereguleerd en gecontroleerd dan vroeger. Iedere handeling met geslachtscellen wordt met twee mensen gecontroleerd. Daarom denken we dat deze praktijken nu niet meer voorkomen.’ Maar dat er de komende jaren meer artsen bekend zullen worden die dit in het verleden hebben gedaan, kunnen ze bij de NVOG niet uitsluiten.

Donorinseminatie door de jaren heen.
Donorinseminatie door de jaren heen.

Nog meer artsen

Ties van der Meer, voorzitter van Stichting Donorkind, weet van nog één arts, die werkzaam was in een privékliniek, dat hij zijn eigen zaad gebruikte. ‘Een donorkind had in een databank zoals MyHeritage een match met een familielid van deze arts. Inmiddels heeft de arts bevestigd dat hij inderdaad de donor is.’ Van der Meer verwacht dat er in de toekomst meer kinderen aan deze arts gelinkt kunnen worden. ‘Deze zaken beginnen altijd met één kind, dan blijken het er toch vijf en vervolgens tientallen te zijn.’ Het zou Van der Meer niet verbazen als er daarnaast nog meer artsen zijn die hun eigen zaad gebruikten. ‘Wij schatten dat slechts 10 tot 20 procent van de donorkinderen weet dat ze donorkind zijn.’ Hiervan zou de helft op zoek zijn naar de donor, en daarvan zou de helft de donor daadwerkelijk hebben gevonden. ‘Dit zou erop neerkomen dat 2,5 tot 5 procent van de donorkinderen weet wie zijn of haar biologische vader is. Daar zitten al vijf artsen bij.’

Ook Kloosterman vreest dat er nog meer zaken naar boven zullen komen. Maar hij kan zich niet voorstellen dat dit in zijn eigen sperma­bank bij ziekenhuis Rijnstate in Arnhem heeft plaatsgevonden. ‘Daar geloof ik absoluut niets van. Als dat zo blijkt te zijn, val ik van mijn stoel.’ 

Lees ook

Achter het nieuws
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • P.J.E. van Rijn

    huisarts n.p., Rheden

    Naast machtsmisbruik van de positie als arts speelt ook psychopathie hier een rol. Want psychopathie is de basis van elke vorm van anonieme zaaddonatie. Anonieme spermadonoren hebben juist een zwaarwegende reden voor hun anonimiteit . Immers, de onsc...huld van de geheimhouding helpt om te doen alsof de donor niet bestaat. Wat zet een potentiële zaaddonor, die elke man in wezen is, er toe aan om deze intrinsieke mogelijkheid tot werkelijk te brengen ? Donoren stellen graag dat zij een altruïstisch motief hebben .Maar naast machtsmisbruik , verslaving aan competitie en onnatuurlijke dwang tot massaproductie is anonimiteit juist hun drijfveer. Zij lijden aan het z.g.n. `Don Juancomplex`. In zijn `Mythe van Sisyphus` geeft Albert Camus een interessante verklaring voor anoniem dan wel vluchtig doneren van zaad. Don Juan is een archetypische vrouwenversierder met holle praatjes .Hij is droefgeestig en droefgeestige mensen hebben hiervoor twee redenen: Ze leven in onwetendheid en ze hopen . `Als liefhebben zondermeer voldoende was zouden dingen te simpel zijn .Hoe meer men liefheeft des te meer het absurde geconsolideerd wordt`. De anonieme zaaddonor is eigenlijk een moderne Don Juan. Hij is een geduchte verspreider van zijn eigen dna maar beantwoordt slechts gedeeltelijk aan de wet van Darwin .Want beide onttrekken zich ,tegen het natuurlijke streven in ,aan de consequente zorg voor het blijven voortbestaan van hun eigen dna . `Wat Don Juan in daden omzet is een ethiek van de kwantiteit in tegenstelling tot de heilige die meer naar de kwaliteit neigt. Hij doorloopt met een vlugge blik al die vurige of verbaasde gezichten , haalt de oogst binnen en laat ze weer in de steek. Don Juan heeft gekozen niets te zijn .Dat is de manier waarop hij geeft en tot leven brengt. Ik laat in het midden of men hier van egoïsme spreekt `. Peter van Rijn

  • R. Dekkers

    forensisch geneeskundige, Rhoon

    In begin van de '80-er jaren werkte ik als (geneeskunde) student-assistent op de afdeling "Fysiologie van de Groei en Voortplanting" Erasmus Universiteit Rotterdam. In serum van mannen en vrouwen bepaling van antistoffen tegen zaadcellen i.v.m. ong...ewenste kinderloosheid. Vers (normaal) zaad werd geleverd door betaalde vrijwilligers, allemaal studenten. Eenvoudig lab-werk: potje, buisje, pipet, microscoop en een beetje warm houden.
    Op dezelfde afdeling werd de techniek voor invitro-vertilisatie rijp gemaakt voor klinische toepassing bij de behandeling voor ongewenste kinderloosheid. Lab-werk: buisje, potje, schaaltje, microscoop, broedstoof.
    Voor mijn medische studie schoolde ik mij in de scheikundige technologie. Veel lab-werk: mengen, roeren, koken, destilleren, potjes, pipetten, enz. in het algemeen op een grotere schaal.
    Er dringt zich een vergelijking op tussen medisch klinisch en scheikundig lab-werk. In de medisch klinische setting levert de man zijn spulletje. De medicus als techneut bekijkt, behandelt, bewerkt en dient toe. Zaadcellen als grondstof. Voortplanting als een chemische reactie(?).

  • J.M. Keppel Hesselink

    pijnarts, Bosch en Duin

    Kloosterman is niet de eerste de beste, velen kennen zijn leerboek goed. Als hij zegt: - mensen bekijken deze zaken veelal door de bril van nu, terwijl we zo’n vijftig jaar geleden een volslagen andere maatschappij met hele andere inzichten hadden - ...dan is dat een belangrijke mededeling.

    Ethiek verandert met cultuur veranderingen, en is dus uitermate fluide.

    Ik herinner me nog goed de colleges op maandag ochtend van professor Biersteker, die dan de fysiologie van het orgasme illustreerde met een filmpje van een van onze medestudenten die masturbeerde. Dat vonden we toen tof en heel cool. Moest kunnen. Leer het orgasme in al zijn dimensies kennen met Biersteker.

    Nu is onze maatschappij vrij plotseling heel preuts geworden. De natuurlijke vrijheden uit de jaren 70 zijn verdampt en gevangen in de kuisheidsgordel van onze nieuwe eeuw.

    Er lijkt me een gerede kans dat die gynaecologen van toen deden wat ze deden omdat ze dat ethisch en cool vonden, om zo snel en veilig vrouwen van nieuwe kinderen te voorzien.

    • Huisarts, Streefkerk

      Bart Bruijn.

      Ik denk dat jij twee Kloostermannen door elkaar haalt. Allebei gynaecoloog.

      Professor G.J. Kloosterman, die van het leerboek, doceerde begin jaren '80 aan de UvA en was inderdaad een grootheid. Hij is overleden in 2004.

      Die and...ere uit Arnhem, ken ik niet. Dat hij een grootheid is, sluit ik zeker niet uit, maar ik vermoed toch dat hij niet ook een beroemd leerboek heeft geschreven.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.