Laatste nieuws
Frans Meulenberg
10 minuten leestijd

Dekens, kruiken en cognac

Plaats een reactie

Medische hulp tijdens de watersnoodramp in 1953

Precies vijftig jaar geleden braken de dijken in Zeeland en Zuid-Holland. Gevolg: volslagen ontreddering en 1836 doden. Over de medische hulpverlening ter plekke is nauwelijks documentatie. ‘De mensen waren gezond of verdronken.’


Jarenlang waren waarschuwingen over de verwaarloosde dijken en zwakke zeeweringen in de wind geslagen. Een waarschuwingssysteem bestond nauwelijks, een rampenplan al helemaal niet. Lokale bestuurders waren veelal volstrekt incapabel. Plichtsverzuim alom.


Dit menselijk falen in combinatie met springtij en noordwesterstorm kostte in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant 1836 mensenlevens.

Melk op recept


‘Gewonden waren er gelukkig niet, wel waren de mensen verkleumd van de kou. We brachten hen naar het Leger des Heils, waar een opvangcentrum was ingericht. Hier was wel hulp aanwezig, doch men wist niet goed hoe te handelen. Ik heb getracht de zaak zo te regelen: er waren daar twee verwarmde vertrekken, zij die reeds gegeten en gedronken hadden en dus wachten moesten op evacuatie bracht ik naar het ene vertrek en de nieuw aangekomenen in zaal 2, zodat de mensen niet door elkaar heen zaten, wat voor de dames die koffie en dergelijke schonken veel eenvoudiger werkte.’ Ontreddering en Hollandse nuchterheid klinken mee in dit verslag, geschreven daags na de watersnoodramp door J. van Luijck, ‘helpster’ bij het Roode Kruis Zierikzee.


Sommige plekken van dit stadje op het eiland Schouwen-Duiveland waren niet onder water gelopen en daar werden hulpposten ingericht: de Christelijk Gereformeerde Kerk, het Burgerweeshuis, het Leger des Heils en de openbare ULO-school. Twee huisartsen voerden de regie: A.J. Schilstra en C.M. van Hoorn. De laatste werd gewaarschuwd om de Rode-Kruiscolonne, waarvan hij commandant was, bijeen te roepen. Vroeg in de ochtend kwam hij aan bij het politiebureau, waar een opvangcentrum werd ingericht met materiaal uit het rampendepot. De colonne nam die ochtend alle melk in beslag, die vervolgens uitsluitend op doktersrecept aan baby’s werd verstrekt. Op gezag van huisarts Schilstra sloot de burgemeester alle winkels om rantsoenering mogelijk te maken.


Onbekend is hoeveel artsen zich in de getroffen gebieden bevonden en hoeveel artsen daadwerkelijk bijstand konden verlenen. In de archieven is bovendien weinig te vinden over de feitelijke medische hulpverlening. Begrijpelijk: nadat ze eerste hulp hadden gekregen, werden patiënten zo snel mogelijk geëvacueerd naar omliggende ziekenhuizen, waar specialisten de zorg overnamen.


Informatie over medische hulp ter plekke is versnipperd terug te vinden in de verslagen van Rode-Kruishelpers. De artsen ontsmetten en verbonden wondjes. Het betrof vooral veel ‘wonden aan handen en stukgelopen voeten en benen’. Al snel was duidelijk wat het grote probleem was: drenkelingen en onderkoeling. ‘Sommigen waren doornat en allen ijskoud. Deze mensen konden vaak niet lopen, zodat we ze uitkleedden en lekker warm onder de dekens stopten met, voorzover we die de eerste dagen hadden, droge kleren. We gaven ze kruiken (...). Sommigen hadden opgezette benen en waren suf van de kou.’

Schaarste


Bij een ramp gaat het altijd om een


situatie van schaarste. De eerste dagen beschikten de hulpverleners alleen maar over verbandmiddelen uit het rampendepot, aangevuld met kalmerende medicijnen uit de plaatselijke apotheek. Voor onderkoelde patiënten waren er dekens, kruiken, soep en - zij het mondjesmaat -  cognac. Er was een tekort aan geschoold personeel, want zelfs vier dagen na de ramp werd ‘een boot volgeladen met zogenaamde kleumen (...) met maar één verpleger aan boord’.


Van mogelijke toepassing van protocollen bij drenkelingen (toen al voorhanden via de Nederlandse Maatschappij tot Redding van Drenkelingen) is nergens sprake. Ook van wat nu ‘triage’ heet, zijn slechts rudimentaire sporen te vinden. Toch zijn er elke minuut keuzen gemaakt. Maar heeft de mens van nature niet de neiging prioriteiten verkeerd te stellen? Niet de slachtoffers die het hardst roepen, zijn er het slechtst aan toe. De aandacht moet vooral uitgaan naar de slachtoffers die niet schreeuwen en die bijvoorbeeld in shock zijn, of bewusteloos.

Bizar


Langzaam, te langzaam kwam de externe hulp op gang. Medische hulp werd gegeven door toestromende artsen en studenten geneeskunde. Een groep van negentien Engelse medisch studenten, die op 7 februari vanuit Londen waren aangekomen, bleek bovendien uitstekend geoutilleerd te zijn wat betreft reddingsmiddelen, zoals rubberboten.


Het reddingswerk werd bemoeilijkt doordat Nederland slechts beschikte over één helikopter. Buurlanden werd gevraagd extra helikopters te sturen, maar die kwamen door ambtelijke chaos en wanorde pas drie of vier dagen na de ramp in actie.


Bizarre taferelen deden zich voor. Gezonde en weerbare mannen die wilden helpen, werden verplicht geëvacueerd. De brandweer wilde kelders leegpompen, maar wat heeft dat voor zin als een polder volledig is ondergelopen? Een groep Hollandse communistenarbeiders werd in Rotterdam tegengehouden: hun hulp was niet nodig. Zierikzee kreeg een bombardement broden over zich heen; zoveel dat in de Nieuwe Kerk wel 20.000 overbodige broden lagen opgestapeld.

Nazorg


In de medische hulpverlening speelde het kleine, lokale ziekenhuis in Noordgouwe - een dorpje op tien kilometer afstand van Zierikzee - geen rol omdat dit ziekenhuis zelf was getroffen. Het jaarverslag van het ziekenhuis over 1953 meldt over de ramp enkel het feit dat ‘dr. Van de Bergh, Geneeskundig Inspecteur van de Volksgezondheid’ op bezoek is geweest. Huisarts Van Hoorn, een van de werkers van het eerste uur, schreef als commandant van de Rode-Kruiscolonne kort na de ramp een korte evaluatie. Hij sloot af met enkele aanbevelingen:


‘l in alle kuststreken moeten de rampendepots van het Roode Kruis voorzien worden van materiaal, dat dienstig kan zijn bij rampen te water;


l aan het Roode Kruis Corps moet een groep vertegenwoordigers toegevoegd worden van technische eerstehulpverleners;


l bij deze ramp bleek dat het Roode Kruis uniform op enige afstand niet te onderscheiden is van een gewoon legeruniform. Aanpassing is gewenst;


l colonne vergroten en systematischer opbouwen;


l oefeningen niet hoofdzakelijk op land maar vooral ook op water en op de grens van water en land laten plaatsvinden.’

Het woord ‘nazorg’ ontbreekt. Toch was die er wel degelijk, zij het spaarzaam. Uit informatie van de Stichting Impact (het Landelijk Kenniscentrum voor Psychosociale Zorg na Rampen) blijkt dat de overheid het maatschappelijk werk heeft ingezet en beschikbaar gesteld voor de getroffenen met lichamelijke en emotionele klachten. Ter ondersteuning hiervan zijn tien dagen na de ramp Amerikanen naar Nederland gekomen om de nood te lenigen, sociaal en psychosociaal. De wrange vraag is echter in welke mate de armoedige Zeeuwse bevolking destijds het Engels beheerste.

Ervaringen


Momenteel is nazorg een hot item bij elke ramp. Roel Huijsman, adviseur nazorg rampenbestrijding van het ministerie van VWS, zegt te weinig op de hoogte te zijn van de historische achtergronden van de watersnoodramp. ‘Maar ik heb de indruk dat het destijds ging om een soort fatalistisch aanvaarden van iets. Zo komt het nu ook terug als ik de verhalen in de media hoor en zie. Er moet nog veel weggedrukt leed zitten.’


Haar kennis over de ramp is uitsluitend ontleend aan de ervaringen die haar nu 91-jarige en druk e-mailende moeder haar heeft verteld. ‘Zij is haar leven lang lid geweest van het Rode Kruis. Maar zij heeft altijd geweigerd om met een


collectebus langs de deuren te gaan. De enige uitzondering die zij maakte, was de collecte voor de ramp.’


Er werden ook goederen ingezameld. Henk Paans, een voormalig collega van Huijsman bij de inspectie, heugde de ramp nog heel lang. Hij had een verzameling dinky toys en moest van zijn vader een aantal exemplaren afstaan aan kinderen die door de watersnood helemaal geen speelgoed meer hadden.


Huijsman verwijst mij door naar prof. drs. Joop van Londen, gedurende vele jaren directeur-generaal van het ministerie van VWS. Van Londen: ‘Op het tijdstip van de ramp was ik in Amsterdam, waar ik geneeskunde


studeerde. Mijn ouders woonden destijds in Middelburg, waar mijn vader stationsrestaurateur was. Middelburg werd niet bedreigd, maar bedreigingen in de omgeving waren er volop. Er was nog gedeeltelijk vervoer per spoor mogelijk en mijn vader ging met een locomotief langs de hulpverleners met kroketten, broodjes en soep.’

noodlot


Jaren later groeide student Van


Londen uit tot directeur-generaal van VWS en raakte hij actief betrokken bij het denken over rampenbestrijding. ‘De reacties op de watersnoodramp waren volledig anders dan de recente reacties op de gebeurtenissen in Enschede en de Bijlmer. Er was destijds geen sprake van ook maar enige kritiek op de overheden. Ik vermoed dat de mensen in Zeeland en Zuid-Holland op geen enkel moment beseften dat een ramp van die omvang wel eens een man made-karakter kon hebben. Nee, de ramp overkwam hun. Noodlot. Natuurgeweld. Niets aan te doen. Er was niemand die zich achter de oren krabde en kritische vragen ging stellen over waterhuishouding en het dijkbewakingsbeleid. Die vragen kwamen later natuurlijk wel op.’


Van Londen verontschuldigt zich: ‘Ik moet varen op mijn geheugen. Mijn volledige archief over de geschiedenis van rampenbestrijding - dat overigens goed is gedocumenteerd - schonk ik vorig jaar aan ZonMw.’


Hij vervolgt: ‘Van psychische nazorg was destijds geen sprake. Eigenlijk is dat merkwaardig. Want het klimaat was er wel degelijk naar. Denk maar eens aan de ervaringen na de Tweede Wereldoorlog, de patiënten met kampervaringen en de opkomst van psychiater Jan Bastiaans, die landelijke bekendheid kreeg door LSD te gebruiken in de behandeling van lijders aan een kampsyndroom. Patiënten die, volgens hem, sinds de oorlog bezig waren zich te bevrijden uit het concentratiekamp van het eigen geheugen. Maar in de nazorg van de ramp was, zover als ik weet, nauwelijks begrip voor psychische trauma’s.’

Pech


Hoe komt het dat de maatschappelijke reacties in een halve eeuw zo drastisch zijn gewijzigd? Van Londen: ‘Een paar elementen spelen daarbij een rol. De houding van de burger is veranderd. Men aanvaardde ellende destijds als een natuurlijk gegeven. Die aanvaarding lijkt inmiddels bijna verdwenen. Men accepteert niet meer dat er ook nog zoiets bestaat als pech. Pech moet weg. En wie dat niet accepteert, zoekt automatisch een schuldige, een zondebok. Dat is al snel de overheid. Tegen pech dekken wij ons dus in. Geen volk ter wereld is zo goed verzekerd tegen welke gebeurtenis dan ook. Zo wanen wij ons veilig. Maar als dan plotseling blijkt dat de verzekeringsmaatschappij niet uitkeert wat een cliënt in gedachten heeft, dan reageert die cliënt woest!’


Hij vervolgt: ‘Parallel hieraan moeten wij het overheidsbeleid niet uit het oog verliezen. Sinds Drees streeft de overheid naar sociale zekerheid. Vergeet daarbij trouwens niet de psychologische impact van het begrip ‘zekerheid’. In de bouw aan het paleis van onze sociale verzekeringswetgeving zijn enorme stappen gemaakt, vanaf de armenwet tot en met de huidige AWBZ-regeling. Zekerstelling en verzekering werden zodoende gemeengoed, in de wetgeving én in het gevoel van de burgers.’

Rampen tekort


Van Londen vervolgt: ‘Rampenplannen ontstonden meteen na de oorlog. Echter, na een oorlog bereidt men zich eigenlijk alleen voor op een herhaling van hetzelfde. Dus richtte men de burgerbescherming op en werden er schuilkelders gebouwd. Dit alles is een directe consequentie van de oorlog. Het was het Rode Kruis dat het denken een andere richting gaf: er kunnen ook ándere rampen gebeuren. Het ministerie van Volksgezondheid initieerde toen een beleid voor gezondheidbedreigende rampen. Later werd dit overgenomen door het ministerie van Binnenlandse Zaken.


Een ramp is pas een ramp als de overheid het een ramp noemt, zo staat het in de Rampenwet. Die wet introduceerde ook het opschalingsprincipe, om  al naar gelang de schaalgrootte van de ramp de verantwoordelijke overheden te benoemen: gemeentelijk, provinciaal en landelijk. In de daaropvolgende jaren - de watersnoodramp was toen al geweest - richtte men enorme magazijnen in met hulpgoederen en geneesmiddelen. Deze moesten op afroep beschikbaar zijn.’


Dan zegt hij, met onversneden cynisme: ‘Maar al die jaren was er een schrijnend gebrek aan rampen. Het gevoerde beleid heeft zich nooit kunnen bewijzen, op één uitzondering na: de treinkaping. Uiteindelijk zijn alle goederen uit de magazijnen verkocht aan Oost-Europese landen.


Momenteel is rampenbestrijding een taak voor Binnenlandse Zaken met een belangrijke taak voor VWS wat betreft de medische zorg, gecoördineerd en uitgevoerd door de ziekenhuizen. Van dit alles was in Zeeland destijds geen sprake. De helden van Zeeland waren de huisartsen, de Rode-Kruismedewerkers, de vrijwilligers en de werklozen die daar te werk werden gesteld.’

Geromantiseerd beeld


Tot zover Van Londen. De canonieke geschiedenis maakt van de watersnoodramp een verhaal over natuurgeweld, verteld met eerbied voor de slachtoffers en met geestdrift voor de koene helden. Het is een geromantiseerd beeld. De verhalen gaan nooit over hoe de mensen zich toen voelden, over hun angsten of het juist het ontbreken ervan, over hoe ze hun leed hebben gedragen of verwerkt. De ramp sloeg psychische gaten. Nog steeds keert de ramp terug in de verhalen van patiënten, zo bevestigen diverse huisartsen.


Kees Slager schreef hét standaardwerk over de ramp, op basis van uitgebreid archiefonderzoek en, vooral, honderden gesprekken met overlevenden. Mondelinge geschiedschrijving in optima forma, op het niveau van een dissertatie. Een vuistdikke reconstructie vol dwaasheden, ellende, fouten en dood. Slager schreef een soort eenmans parlementair enquêterapport.


En dat was nodig. Want de ramp was - op landelijk niveau - snel voorbij. Aan het eind van de eerste week was de ramp onder controle. Minister Beel van Binnenlandse Zaken besloot zo snel mogelijk een einde te maken aan de massale militaire bijstand in het watersnoodgebied, opdat ‘de opbouw van de militaire verdediging voortgang kan vinden’. Met andere woorden: genoeg geweest, er zijn andere dingen te doen. Op 17 februari kwam er dan ook een einde aan de grootste naoorlogse inzet van de krijgsmacht in vredestijd.


Maar na een maand konden nog steeds 72.500 mensen niet naar hun huis terug. Er ontstonden psychische spanningen onder de overlevenden op de eilanden, maar ook tussen gastgezinnen en evacués. ‘Het vrij veelvuldig optreden van lichte neurosen en psychosomatische stoornissen zoals maagklachten, astma en allergie zijn hiervan de symptomen’, meldde een socioloog in zijn rapport. In de nacht van 6 op 7 november werd uiteindelijk het laatste gat in de dijken van het rampgebied gedicht.

Verantwoording


Een parlementaire enquête kwam er niet, noch werd de regering door het parlement ter verantwoording geroepen. Volgens Jaap Burger, de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA, zou dat ‘op een passend moment’ gebeuren. Dat moment is nimmer gekomen.


Huisarts Van Hoorn - inmiddels 93 jaar oud - noemt de ramp terugblikkend ‘een tweede noodlot’. Hij spreekt van ‘een volkomen ontreddering, soms hopeloos vechten voor eigen behoud, schrijnend verdriet, wanhoop, ontbering en koude’ die ook ‘van medici grote lichamelijke en geestelijke spankracht heeft geëist’.

F. Meulenberg,
wetenschapsjournalist

Correspondentieadres: frans.meulenberg@woordenwinkel.nl

Met dank aan Huib Uil, archivaris gemeente Schouwen-Duiveland, voor zijn assistentie bij het vinden van bronnenmateriaal.

Referenties
l Gemeentearchief Schouwen-Duiveland.  l Kees Slager. De ramp - Een reconstructie van de watersnood in 1953. Amsterdam: Atlas, 2003.

Links:

Artikelen over nationale rampen verschenen in Medisch Contact

Volendam:

Na de brand; opvang slachtoffers ' Volendam' vraagt enorme inspanningen, 27 april 2001


Enschede

 

Blijmerramp:

Bijlmeronderzoek, NieuwsReflex 2 februari 2001


Algemeen:

Interessante websites over de watersnoodramp:

gezondheid mannen
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.