Laatste nieuws
interview

‘De werkelijkheid is niet helder te maken’

Denker des Vaderlands René ten Bos raakt graag het spoor bijster

2 reacties
Duncan de Fey
Duncan de Fey

Denker des Vaderlands René ten Bos over onzekere wetenschap, onvermijdelijke bureaucratie, irritant moralisme, de zucht naar transparantie en de geërodeerde status van de professional: ‘Gun mensen hun fundamentele zwakte.’

Uit zijn optredens, publicaties en interviews weten we inmiddels dat René ten Bos – sinds april vorig jaar ‘Denker des Vaderlands’ – twee kinderen heeft, voetbal- en schaakliefhebber is, hartstochtelijk lezer is van poëzie, en stamcaféganger is, en dat hij aan al die zaken – meldt hij op zijn site – minstens zoveel gewicht toekent als aan filosofie en zijn hoogleraarschap. Ten Bos is een productief auteur; er is bijna elk jaar een nieuw boek. Vaak niet gespeend van humor en voor een breed publiek toegankelijk en sprankelend geschreven, gaan ze over zulke uiteenlopende onderwerpen als de teloorgang van de professional, de oprukkende bureaucratie en de ecologische catastrofe die ons wacht. In het zojuist verschenen Het volk in de grot analyseert Ten Bos het waarom van het groeiende wantrouwen in de wetenschap.

Verwacht van Ten Bos geen handzame oplossingen voor de vraagstukken op al deze gebieden – vraagstukken waar ook dokters tegenaan lopen. Hij houdt naar eigen zeggen niet van ‘moraalridders, volksverlakkers en andere mensen’ met snelle oplossingen en even zo snel geformuleerde, gladde meningen. Bij Ten Bos waait de geest: zijn denken verloopt via omwegen en zijpaden, en stuit soms op een doodlopende weg. Dan kiest hij een ander pad. Er is niks tegen verdwalen, zegt hij. Hij doet het zelf graag en hij raakt er niet van in paniek.

De meeste mensen hebben er echter een bloedhekel aan om het spoor bijster te zijn. Of het nou de medische wetenschap is of de voedselwetenschap, de forensische wetenschap, de biologische wetenschap of de klimaatwetenschap – steeds weer zie je volgens Ten Bos hetzelfde patroon: de wetenschap moet iets leveren aan de samenleving wat zij niet kán leveren – een exacte en precieze registratie of voorspelling van feiten of standen van zaken. De maatschappij kan dat maar moeilijk accepteren. ‘En de maatschappij dat zijn patiënten, verzekeringsmaatschappijen, industrietakken, rechters, politie, boeren, burgers en buitenlui.’ Oorzaak is dat het in veel takken van wetenschap niet langer draait om feiten of feitelijke toestanden, maar om complexiteit. Ten Bos: ‘Het aantrekkelijke van het heersende biomedische paradigma is dat het oplossingen belooft, alsof je lijf een machientje is. Ik geloof heel erg in medische vooruitgang – ik vind de moderne geneeskunde top! – maar ik denk ook dat heel veel aandoeningen waanzinnig ingewikkeld zijn: neem ADHD of anorexia – dat is niet alleen maar fysiologie.’

Verdwalen

Het vervelende van complexiteit is dat het geen eenduidige feiten oplevert, ook niet via de verfijnste testen, zegt Ten Bos. ‘Probabilisme wordt belangrijker dan exactheid, dan mathematisch gegarandeerde waarheden.’ De gedachte dat een wetenschapper nog simpelweg een dienaar is van feit en waarheid, is daarmee ‘oubollig en ongeloofwaardig’ geworden: ‘Wetenschappers die honderd procent zeker zijn van hun zaak, zijn meestal niet te vertrouwen.’ Ten Bos beseft dat iemand die de wereld in zwart-wit ziet, precies weet welke koers er gevaren moet worden. Verdwalen is er niet bij. Wie de grijstinten ertussenin ziet, denkt twee keer na over een beslissing. En wie twee keer nadenkt, kan blijven nadenken en nog eens blijven nadenken. ‘En dat is gewoon niet erg praktisch.’

Ten Bos: ‘Jaren geleden had ik een bloeddrukprobleem. Mijn huisarts zei toen dat ik een kans had van 7 procent dat ik de 65 niet zou halen. Het was kennelijk geruststellend bedoeld, maar wat betekent het precies? Niemand begrijpt dat toch? Zoals de politiek op basis van waarschijnlijkheden milieubeleid moet maken, zo moet de patiënt op basis van waarschijnlijkheden bepalen of zijn levensstijl wel oké is.’

Vrijwel bij alles wat Ten Bos schrijft, speelt op de achtergrond een zeker wantrouwen tegen transparantie. Het is een cruciaal begrip in zijn oeuvre. ‘Er trekt een militante vorm van doorzichtigheid door onze samenleving, we menen recht te hebben om alles te weten, alles te zien, alles te horen’, luidt zijn vaststelling. Terwijl het een idee-fixe is dat de werkelijkheid helder is of helder is te maken, volgens hem.

Dat alles betekent niet – hij heeft het de interviewer al meteen bij binnenkomst in zijn huis te Nijmegen op het hart gedrukt – dat hij een waarheidsontkenner is. ‘Feiten bestaan. Wetenschappers, ook medische, moeten waarheden ontdekken en illusies doorprikken.’

Maar u zegt ook dat mensen vaak niet op een feitelijke waarheid zitten te wachten. Waarom eigenlijk niet?

‘Omdat voor het dagelijkse leven van mensen de waarheid niet altijd interessant is. Het is een bekend thema in de geschiedenis van de filosofie: geleerden zijn alleen maar bezig met dingen die het alledaagse volk niet aangaan. De Griekse filosoof Thales keek omhoog naar de hemel om de sterren te bestuderen en viel al doende in een put. Een vrouw lachte hem uit: hoe dacht hij de wereld te kunnen begrijpen als hij niet eens zag wat er voor zijn voeten lag? De realiteitszin van mensen is een ingewikkelde zaak: men wil de waarheid over zichzelf weten voor zover een expert dat kan gebruiken om een probleem op te lossen. De expert, dus ook de dokter, als techneut. Zodra hij zoekt naar diepere oorzaken van die problemen en iets uitlegt over levensstijl, gaat er iets grondig mis. Je belandt dan van het domein van de feiten in het domein van de meningen. En als het om meningen gaat, dan gaat het in feite om loyaliteit aan bepaalde groepen mensen die toevallig ook dezelfde mening of levensstijl hebben. Het is zo moeilijk je daartegen te verzetten. En mensen pikken het niet als anderen hen aansporen dat te doen.’

Nog erger, voegt Ten Bos daar in zijn nieuwe boek aan toe, is het verschijnsel dat ‘al die mensen die dergelijke meningen verkondigen niets liever willen dan dat ze bloedserieus worden genomen’. ‘Iemand die gelooft dat er geen klimaatverandering is of dat je van kindervaccinatie autisme krijgt, wil niet van een expert te horen krijgen dat hij achterlijk is. Nee, ook voor gevoelens en influisteringen dienen we vandaag de dag het nodige respect op te brengen.’

Mensen, schrijft u, hebben juist onwaarheden – mythes – nodig om te beseffen dat de werkelijkheid altijd groter is dan ze met logica kunnen bevatten.

‘Ja, mythes beschermen ons tegen de hardheid van het bestaan. Ik noem er een paar: het gezinsleven is de kern van een gelukkig bestaan, heet het, maar het is ook de bron van veel ellende. Het idee dat met onze vuilniszakken ook ons afval weg is, is onzin; onder de huidige ecologische omstandigheden is iets nooit weg. Of deze: kinderen gaan naar school en leren daar. Nee, we sturen kinderen naar school om ze te disciplineren en op te voeden. Er is helemaal geen communis opinio over hoe je kinderen het beste opleidt.’

U heeft de positie van de professional geanalyseerd. Die is aan erosie onderhevig. Hoe komt dat?

‘Dat is de consequentie van het marktdenken. De professional is daardoor zijn of haar marktimmuniteit kwijtgeraakt. Hét kenmerk van de professional was dat de kwaliteit van het werk dat hij of zij leverde altijd werd beoordeeld door collega’s die hun sporen in het vak hadden verdiend, dus niet door bijvoorbeeld patiënten of zorgverzekeraars. Daar is een einde aan gemaakt door de neoconservatieve revolutie in de jaren tachtig. Margaret Thatcher beschouwde professionals als gedegenereerde adel. Die moesten onder de tucht van de markt worden gebracht. Dat heeft er geleidelijk toe geleid dat ze steeds minder de baas werden. Niet alleen in de gezondheidszorg, maar ook in bijvoorbeeld het onderwijs. Ja, dokters visiteren elkaar nog steeds, ze hebben ook een eigen tuchtrechtspraak, maar er is ook streng financieel toezicht. En er is een controleparadox gegroeid: we leven in een samenleving waarin we managers en bestuurders – groepen waarin we weinig vertrouwen hebben, zo blijkt keer op keer uit onderzoek – de opdracht hebben gegeven, om mensen die we wel vertrouwen – zoals dokters en verpleegkundigen – te controleren. Dat is absurd. Het heeft overigens ook de managers veranderd. Vroeger waren dat procesbegeleiders, nu zijn het checkers van resultaten, en daarbij gaat het nooit om het verhaal achter de resultaten. Standaardisatie van werkprocessen heeft plaatsgemaakt voor standaardisatie van resultaten. Maar ik zie inmiddels tegenbewegingen.’

Bijvoorbeeld dat we de bijbehorende bureaucratie gaan aanpakken. Maar bureaucratie – door u consequent en enigszins raillerend aangeduid als een kaste van ‘inktschijters’ – is volgens u tegelijkertijd onvermijdelijk en onuitroeibaar.

‘Ik ben ook niet tegen bureaucratie. Het past bij ons: de menselijke hersenen zijn niet goed in het omgaan met onverwachte gebeurtenissen. We hebben een “predictive mind”, we plaatsen alles zoveel mogelijk in een herkenbaar en voorspelbaar patroon. Iedereen doet aan bureaucratie. Dat begint al als ik mijn kinderen opvoed: door afspraken met ze te maken.’

Volgens Ten Bos is het een hersenschim te denken dat we er ooit vanaf raken: als we regels, protocollen en dergelijke schrappen, ontstaat er weer een nieuw bureaucratisch mechanisme om te controleren of dat voldoende gebeurt. Bureaucratie vult zichzelf steeds weer aan. Ook hier speelt op de achtergrond de zucht naar transparantie; denk aan kwaliteitsregistraties. ‘De gedachte is: als er iets is misgegaan, moet je altijd kunnen achterhalen wat er is gebeurd. Ik wil dat bijvoorbeeld in ziekenhuizen ook helemaal niet desavoueren: het gaat per slot van rekening om gezondheid. Maar bedenk ook dat je een begrip als kwaliteit niet helder kunt krijgen. Kwaliteit is niet transparant, het is niet te meten. Je kunt kwaliteit ook niet organiseren. Je organiseert er altijd omheen.’

Obesitas

Ten Bos overweegt zijn volgende boek aan obesitas te wijden. ‘Sommige ziekten, zoals obesitas, zijn behoorlijk zelf-illusoir, mensen houden zichzelf voor de gek.’ Hij weet het uit eigen ervaring en zegt, terwijl hij een bollende beweging voor zijn buik maakt: ‘Ik ben zelf zo dik geweest; 35-40 kilo zwaarder dan ik nu ben. Ik heb lang tegen mezelf gezegd dat het allemaal niet zo erg was, dat ik helemaal niet zoveel at en dronk. Wist je trouwens dat filosofen erom bekend staan dat ze slechte eetgewoontes hebben? Sartre at nooit wat, die leefde op pillen en drank. Nietzsche was verslaafd aan cornedbeef – misschien is-ie daarom ook niet doodgegaan aan syfilis maar aan BSE. En Thomas van Aquino was zo dik dat in de tafel waaraan hij schreef een uitsparing was gemaakt voor zijn buik.’

Zo’n boek zou ook de vraag moeten stellen of het ‘je ethische taak is om gezond te zijn’. ‘Er is druk op mensen – ook om economische redenen – om op zichzelf te letten. Dat betreur ik zeer. Voorlichtingscampagnes vind ik prima hoor, maar ik ben het eens met iemand als bioloog-schrijver Midas Dekkers die zegt dat je mensen hun fundamentele zwakte moet gunnen. Ik ben geen voorstander van biopolitiek, van een bevoogdende staat. Als provocatie heb ik laatst in de krant gezegd dat vlees eten immoreel is – let wel: dus niet amoreel. Mijn mailbox was te klein. Dan zie je de irritatie die de moralist oproept.’ Ten Bos begrijpt die reacties, want ‘het gaat in wezen om een vorm van politieke correctheid die veronderstelt dat het mogelijk is om zuiver te leven’. ‘Moraliteit komt altijd met imperfecties. Moraliteit is afwegen in situaties die eigenlijk onbeslisbaar zijn, en juist dan moet je een beslissing nemen. Ethiek kent geen vaste programmatuur. Het is niet transparant.’

René ten Bos

René ten Bos (Hengelo (Ov), 1959) studeerde filosofie aan de Radboud Universiteit en promoveerde aan wat toen nog de Katholieke Universiteit Tilburg heette.

Sinds 2000 is hij hoogleraar filosofie aan de Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij werkt onder meer voor de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, de Politieacademie, Academie voor Medisch Specialisten.

Sinds april vorig jaar is hij Denker des Vaderlands.

Ten Bos is columnist voor het Financieele Dagblad.

Hij schreef o.a.:

Het geniale dier (2008), Stilte, geste, stem (2011), Water (2014)

Bureaucratie is een inktvis (2015), Dwalen in het antropoceen (2017), Het volk in de grot (2018)

Over hem verscheen: Later wil ik filosoof worden (2017) door Peter Henk Steenhuis.

Alle boeken zijn uitgegeven bij Boom.

Website: www.renetenbos.nl

lees ook

download dit artikel (pdf)

interview Wetenschap filosofie ethiek
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • dolf algra

    commentator zorg en sociale zekerheid, rotterdam

    Mooiste zin - hoe Bommeliaans- uit het interessante interview: bij Ten Bos waait de geest. Genoeg stof tot doordenken.

  • Jan Keppel Hesselink

    arts-pijnbehandelaar, Bosch en Duin

    Voor een denker des Vaderlands denkt onze hooggeleerde over enkele dingen wel heel plat, waaruit blijkt dat hij geen enkel verstand van de moderne geneeskunde heeft, noch van de fysiologie. Dan zou ik daar ook liever geen uitspraak over verwachten, v...an een grote denker.

    Hij meent ten eerste dat het heersende biomedische paradigma er vanuit gaat dat "je lijf een machientje is." Dat was misschien 4 decennia geleden zo, toen Hugo Verbrugh zijn boek publiceerde 'Geneeskunde op dood spoor', die zei dat namelijk ook. Maar de laatste tijd zien we dat toch geheel anders, en is Descartes wel enigszins obsoleet geworden (ziekte als bio-psycho-sociologische uiting).

    Vervolgens meent de hooggeleerde: 'dat heel veel aandoeningen waanzinnig ingewikkeld zijn: neem ADHD of anorexia – dat is niet alleen maar fysiologie.’ Nou als dat geen foutieve openstaande deur is, dan weet ik het niet.

    Ten eerste weten wij allen, dokters en leken, dat veel aandoeningen inderdaad complex zijn (wat is waanzinnig ingewikkeld eigenlijk ?). Ten tweede weet elke arts en bioloog dat de fysiologie een prachtige basis wetenschap is, waarbinnen zeer complexe levensfuncties beschreven worden. Die zijn op zich in de terminologie van de denker zeker zo 'waanzinnig ingewikkeld' als de ziektebeelden waarvan hij meent dat ze 'waanzinnig ingewikkeld zijn'. Ik hoef hier zeker geen college celfysiologie te gaan geven om dit te adstrueren, maar wijs alleen maar op de fysiologische regelkringen binnen een (maakt niet uit welke) subcellulaire structuur...

    Wat moeten we met een denker die zijn eigen termen niet definieert en bovendien allerlei vooroordelen opsomt over vakgebieden waar hij geen kaas van gegeten heeft. Volgens mij hebben we aan dit soort denkers niets.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.