Laatste nieuws

De ondraaglijkheid van het bestaan

Plaats een reactie

Artsen reageren verschillend op de uitspraak van het Amsterdamse gerechtshof, dat huisarts Sutorius schuldig bevond aan hulp bij zelfmoord maar hem daarvoor niet strafte. Huisarts en SCEN-arts Mensing van Charante meent dat het lijden niet kan worden omschreven zonder het zingevingslijden daarbij te betrekken. Volgens ex-jeugdarts A.J. Postmes kunnen artsen zich geen oordeel vormen over de uitzichtloosheid van geestelijk lijden dat voortkomt uit verveling.

N. Mensing van Charante

In de zaak tegen Sutorius gaat het vooral om het begrip ‘medisch domein’. De hooggeleerden Spreeuwenberg en Legemaate, die door het Hof om advies zijn gevraagd, vinden dat de arts alleen een oordeel kan geven over de ondraaglijkheid van het lijden als dat lijden voortkomt uit lichamelijke of psychische ziekte. Langs die lijn is in ons land de jurisprudentie ontwikkeld. Daar zou uitstekend mee te leven zijn als dat domein was af te grenzen. Maar wanneer is een kwaal een ziekte? Wanneer is incontinentie het gevolg van een (normale?) verslapping van de urinewegen of van een urinewegziekte?

Levensloop


Voor de medicus practicus is het duidelijk dat ook bij de beoordeling van de ondraaglijkheid bij ernstige ziekten zingevingsproblematiek aan de orde is, dus ook als er géén twijfel is over het medisch domein. Want waarom wil de ene ernstig zieke patiënt niet meer verder leven terwijl de ander met dezelfde aandoening dat nog wel wil? Wie is in staat tot oordelen? De rechtvaardiging van de ondraaglijkheid van het lijden is in deze gevallen niet te vinden in de ziekte als zodanig. Dan kijkt de arts naar de levensloop van de patiënt, naar de invulling van zijn leven, en probeert hij een redenering op te bouwen die alleen van toepassing is op die persoon. Stel u eens voor een jonge vrouw, die een ernstig verkeersongeval heeft gehad en een hoge dwarslaesie oploopt, waardoor zij volledig rolstoelgebonden wordt met uitval van veel functies. Terwijl de ene persoon het leven als voldoende zinvol kan beschouwen, kan een ander er zo ernstig onder lijden dat zij dood wil. Hoort zij dan tot het medisch domein voor wat betreft het oordeel over de ondraaglijkheid van het lijden? Dezelfde vraag kan gesteld worden bij een patiënt met multipele sclerose of ALS. Dat deze patiënt ernstig ziek is lijdt geen twijfel en dus kan de arts een (nooit geobjectiveerde) redenering opbouwen voor de ondraaglijkheid van het lijden, waarbij van doorslaggevend belang wordt ‘hoe de patiënt met tegenslagen omgaat’ en wat voor hem de zin van het resterende leven is. Een huisarts kijkt niet naar lichamelijk of psychisch lijden als een stukje van het ene en een stukje van het andere. De rechter zondert kunstmatig een element van het lijden af, namelijk het zingevingslijden, terwijl dat altijd meer of minder substantieel aan de orde is.


Vele malen heb ik consultaties gedaan om de wettelijke zorgvuldigheidseisen te beoordelen. Na deze uitspraak van het hoofdstedelijke hof wordt het alleen maar lastiger. Natuurlijk ben ik geen zingevingsdeskundige, maar ik heb mij in veel gevallen wel een beetje als zodanig gedragen. Ik zie namelijk geen principieel verschil in de beoordeling van het lijden bij een ziek en een ‘gezond’ mens.

Toenemende druk


Deze uitspraak is door de beroepsgroep instemmend begroet omdat het enige druk van de (huis)arts zou afnemen voor wat betreft de vraag naar hulp bij zelfdoding. Ook ik ervaar een toenemende druk. Mijns inziens is de belangrijkste oorzaak het loslaten van de eis dat een patiënt terminaal ziek moet zijn om voor euthanasie in aanmerking te komen. Het staat buiten kijf dat de arts in het terminale stadium veel lijden kan verzachten en het existentiele gedeelte van de ondraaglijkheid van het lijden relatief klein is: de patiënt lijdt meer aan de ziekte dan aan het leven. Die beoordeling kunnen we de (huis)arts nog wel toevertrouwen als niet-zingevingsdekundige. In die gevallen kan gewettigd een euthanasie gedaan worden.


Voor het beoordelen van al het andere ondraaglijke lijden ‘is er teveel niet-medisch domein’. Laat de arts daarmee de patiënt in de steek of  geeft hij een goede bijdrage aan het ontmedicaliseren van de (zelfgekozen) dood? Of zijn we dan weer helemaal terug bij af?

N. Mensing van Charante,


huisarts en SCEN-arts

Correspondentieadres:

namvc@knmg.nl


A.J. Postmes

Het vonnis van de rechtbank in de zaak tegen Sutorius impliceert, maar formuleert niet duidelijk dat een arts ten minste één cruciaal aspect niet over het hoofd mag zien. Namelijk dat een arts er niet toe is opgeleid en geen tijd heeft om zinloosheid en verveling om te buigen tot interesse en activiteit. Misschien kan alleen de lijder uitmaken of geestelijk lijden door verveling en zinloosheid ondraaglijk is. Maar of dit lijden uitzichtloos is en ombuiging uitgesloten, dat kan toch hooguit iemand weten die zéér deskundig is op dit agogisch gebied; hooguit iemand met veel agogische en hospice-ervaring. Wat Brongersma betreft zou het me niet verwonderen als er mensen te vinden waren geweest die zijn werk in de Eerste Kamer, zijn studies over Salazar en de corporatieve staat en over pedofilie belangwekkend hadden gevonden en die dit alles samen met hem hadden willen uitbouwen en uitzuiveren. De verveling van Brongersma was dan op slag verdwenen.
Wie niet kan oordelen of betere hulp mogelijk is, moet er verder niet te lang over nadenken. Niet de lijder in de steek laten, maar goede helpers zoeken. Sutorius heeft dat niet gedaan. Duidelijk is ook dat een arts zich professioneel niet mag laten meeslepen in de paniek of het hopeloze gevoel van zijn patiënt, zeker niet als het gaat om zaken buiten zijn vakgebied. Dat laatste is niet duidelijk hoorbaar in het vonnis, dat daarom de goed zorg aan hopeloze mensen schaadt.

Salomo


Het vonnis is mede gebaseerd op de adviezen van twee getuigen-deskundigen, die ik heel hoog heb. Helaas zijn ze te medisch georiënteerd. Ze zullen de vragen die hun zijn gesteld, niet op eigen initiatief in het breder kader plaatsen. Waarom heeft de rechtbank het bestuur van het Nederlands ArtsenVerbond (NAV), de vereniging van artsen die - net als Hippocrates - van oordeel zijn dat een arts niet mag doden, niet om advies gevraagd? En wat zouden agogen, antropologen, filosofen en ethici van verschillende richtingen inbrengen over de mogelijkheid om verveling om te buigen tot interesse en zinvolle activiteit?


Is er niemand die de rechtbank kon informeren wat Salomo, Hippocrates, Socrates, Maimonides, Henri Dunant, Florence Nightingale en Cyceli Saunders zouden antwoorden op de vraag wat adequate hulp is? Wat zouden Boeddha, Christus en Mohammed het Amsterdamse Hof adviseren? Ik denk dat ze zouden zeggen dat we de mens en een mensenleven in een groter geheel moeten zien, als een waardevol onderdeel van de kosmos. Eerbied voor de kosmos en het hele leven van ieder kind van God moet worden beoefend. Dat verdraagt zich niet met het doden van mensen, met een oordeel dat het fijne welkom is en het tijdelijke lijden geen waarde heeft. En ook niet met zelfdoding.

Warrig
Een vonnis zonder heldere systematische argumentatie schaadt het gezonde inzicht van het grote publiek, inclusief patiënten en artsen. Warrigheid bemoeilijkt het vinden van goede oplossingen en het aansturen op optimale zorg. Het vonnis van 6 december werkt overtreden en gedogen in de hand en dat weer de liberalisatie. In hoger beroep kan de ontoereikendheid van de argumenten die tot nu toe zijn aangevoerd, zich gaan wreken. Levensbeëindigend handelen zal, ‘mits zorgvuldig’, niet aan leken worden verboden. Verdoezeld wordt dat ‘mits zorgvuldig’ juist betekent dat het dus níet aan leken kan worden toegestaan, net zo min als iemand zonder enige ervaring in die richting een hersenoperatie ‘zorgvuldig’ mag uitvoeren. Leken zijn in dit verband mensen die niet weten hoe je iemand kunt genezen, troosten of helpen zinvolle dingen te doen, ondanks zijn moeilijke omstandigheden. Artsen zijn in laatstgenoemde opzichten leken en mogen dus niet meewerken aan zelfdoding. n

A.J. Postmes,


oud-jeugdarts

Correspondentieadres:

ton.postmes@wxs.nl

MC heeft vorig jaar over deze zaak bericht door middel van een interview met Sutorius vlak na de uitspraak van de Haarlemse rechtbank (

MC 2001/20: 772-4

), een interview met de beide door het Amsterdamse gerechtshof aangezochte getuige-deskundigen Spreeuwenberg en Legemaate (

MC 2001/45:1644-7

) en een reactie van Sutorius op de uitspraak van het hof (

MC 2001/50: 1832

).

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.