Laatste nieuws

De kunst van het bloedsuiker meten

2 reacties

Kwaliteit van zelfcontrole bij diabetespatiënten laat te wensen over

Het zelf controleren van de bloedglucosewaarden is voor diabetespatiënten een essentieel onderdeel van hun behandeling. Maar dan moet het wel op de juiste manier gebeuren.

Zelfcontrole van bloedglucosewaarden is een belangrijke hoeksteen in de behandeling van diabetespatiënten. Het verschaft waardevolle informatie aan patiënt en behandelaar over de respons op therapie, op het dieet en op de fysieke activiteit. Registratie van de glucosespiegel is daarnaast van belang om hypo- en hyperglykemie te detecteren of te voorkomen.1 Door zelfcontrole is het beter mogelijk om bloedglucosewaarden in het normale gebied te houden. Dit leidt tot lagere HbA1c-waarden en minder complicaties bij zowel diabetes-type-1- als -type-2-patiënten.2-4 De frequentie van zelfcontrole is afhankelijk van de patiënt en van verschillende andere factoren, zoals het gebruik van insuline en orale bloedglucoseverlagende medicijnen, zwangerschap, het risico op hypo- en hyperglykemie en comorbiditeit. Patiënten die insuline gebruiken, zouden hun bloedglucosewaarde minimaal drie keer per dag moeten controleren.1 4

In de televisie-uitzending van Radar van 14 december 2009 werd, gezien de slechte kwaliteit van zelfcontrole bij diabetespatiënten, gepleit voor een keurmerk voor glucosemeters. De succesvolle toepassing van zelfcontrole is echter niet enkel afhankelijk van de performance van de glucosemeter, maar ook van de patiënt. Als een patiënt niet over de benodigde kennis, inzicht en vaardigheden beschikt om de meter te bedienen en de resultaten te interpreteren, heeft zelfcontrole geen zin.3-5 Goede educatie van de patiënt is dus essentieel. Dit blijkt wel uit het feit dat de bloedglucosemeters in handen van professionals beter presteren dan in handen van patiënten.5-7

Controledagen
Volgens de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) moet de door de patiënt gebruikte testapparatuur, evenals de gehanteerde werkwijze, regelmatig worden gecontroleerd en geijkt. Daarom hebben de klinisch-chemische laboratoria van Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) en Medisch Spectrum Twente (MST) het initiatief genomen om, in samenwerking met de Twentse apotheken, leveranciers van glucosemeters en de Diabetesvereniging Nederland (DVN), glucosemetercontroledagen voor diabetespatiënten in het verzorgingsgebied van beide ziekenhuizen te organiseren. Er kwamen inloopspreekuren op de drie ziekenhuislocaties en in zes buitenpoliklinieken.

In totaal zijn van 884 patiënten de bloedafnameprocedure, de werkwijze en de werking van de glucosemeter beoordeeld door analisten van de laboratoria en vertegenwoordigers van de glucosemeterleveranciers. Verder waren bij de glucosemetercontroledagen diabetesverpleegkundigen aanwezig, om direct ondersteuning te bieden of een vervolgafspraak te plannen, en was er een informatiemarkt. De glucosemeters werden gecontroleerd door per patiënt de meting te vergelijken met een referentiemeter die van tevoren was geijkt op de hexokinase-glucosebepaling van het laboratorium. De maximaal toelaatbare afwijking van de referentieglucosewaarde was gebaseerd op de kwaliteitsrichtlijn van TNO.8 Deze TNO-normering houdt in dat metingen van < 6,5 mmol/l tot maximaal 1,0 mmol/l mogen afwijken van de referentiemeting. Metingen van ≥ 6,5 mmol/l mogen tot maximaal 15 procent afwijken van de referentiemeting.

Foutieve werkwijze
Bij beoordeling van de bloedafnameprocedure kwam naar voren dat 11 procent van de patiënten zich niet op de juiste wijze prikt en dat 5 procent het bloed onjuist aanbrengt op de strip. Verder bleek dat 4 procent van de patiënten strips gebruikt die over de houdbaarheidsdatum zijn en dat 3 procent van hen de strips niet op de juiste manier bewaart (de strips zijn erg gevoelig voor blootstelling aan licht en buitenlucht). Bovendien gebruikt 11 procent van de patiënten strips die niet geschikt zijn voor hun bloedglucosemeter of waarvoor de meter niet is gekalibreerd.

Al met al maakten de glucosemetercontroledagen duidelijk dat een groot aantal van de beoordeelde diabetespatiënten niet over de juiste vaardigheden voor zelfcontrole beschikt. Dit komt overeen met bevindingen van anderen dat de meest voorkomende fouten bij zelfcontrole van preanalytische aard zijn.2 3 Dit type fouten kan van grote invloed zijn op het resultaat van de meting.3 4 6 Behalve een foutieve werkwijze werd ook regelmatig een mankement aan de glucosemeter geconstateerd; 3 procent van de patiënten gebruikte een meter die technisch niet in orde was en in 3 procent van de gevallen was de glucosemeter vervuild. In totaal werd bij 26 procent van de patiënten een fout in de werkwijze of de gebruikte apparatuur geconstateerd. Dit leidde in 3 procent van de glucosemetingen tot een resultaat dat meer dan de toelaatbare TNO-norm afwijkt van de referentiemeting.

Herhalingstraining
De glucosemetercontroledagen van ZGT en MST tonen aan dat zelfcontrole van bloedglucosewaarden bij een kwart van de patiënten niet goed verloopt. Daar waar het een technisch mankement aan de bloedglucosemeter betrof, kon de meter onmiddellijk worden vervangen. In het merendeel van de gevallen waar zelfcontrole niet goed verloopt, blijkt de patiënt echter niet over de benodigde kennis, inzicht en vaardigheden te beschikken om de zelfcontrole op een adequate manier uit te voeren. Dit betekent dat 26 procent van de patiënten het risico loopt zijn bloedglucose foutief te meten, wat ernstige gevolgen kan hebben voor hun therapie of kan leiden tot hypoglykemie.

Het is dus van groot belang dat patiënten regelmatig een herhalingstraining krijgen en dat hun metergebruik periodiek wordt geëvalueerd.1 4 9 De evaluatie van het bloedglucosemetergebruik kan het best worden uitgevoerd door een gecertificeerd klinisch-chemisch laboratorium en volgens de NDF Zorgstandaard dient dit regelmatig te gebeuren.6 7 Om een optimale zelfzorg mogelijk te maken, pleiten wij voor een jaarlijkse evaluatie, die onderdeel wordt van het diabeteszorgplan. In die hoedanigheid dient deze schakel in de ketenzorg dan ook te worden gefinancierd uit de nieuwe bekostigingsvorm voor diabeteszorg.

A. de Mare, klinisch chemicus in opleiding
A. Oude Luttikhuis-Spanjer, vakspecialist point-of-care diagnostiek
C.J.A. Doelman, klinisch chemicus/hoofd laboratorium,
Medisch Spectrum Twente

M.T. Goorhuis, hoofd labservices
R.W.L.M. Niessen, klinisch chemicus/hoofd laboratorium,
Ziekenhuisgroep Twente

Correspondentieadres: c.doelman@mst.nl;
c.c.: redactie@medischcontact.nl
Geen belangenverstrengeling gemeld.


Samenvatting

  • Zelfcontrole van bloedglucosewaarden is een belangrijk onderdeel van de diabeteszorg.
  • Succesvolle toepassing van zelfcontrole is niet alleen afhankelijk van de performance van de bloedglucosemeter, maar ook van het inzicht, de kennis en de vaardigheid van de patiënt.
  • Zelfcontrole verloopt bij 26 procent van de patiënten niet goed.
  • Jaarlijkse evaluatie van het bloedglucosemetergebruik van de patiënt door een gecertificeerd klinisch-chemisch laboratorium zou onderdeel van de diabetesketenzorg moeten zijn.

De uitzending van Radar van 14 december 2009 kunt u hier selecteren:
http://www.trosradar.nl/uitzending/


Referenties

1. Rizvi AA, Sanders MB. Assessment and monitoring of glycemic control in primary diabetes care: monitoring techniques, record keeping, meter downloads, tests of average glycemia, and point-of-care evaluation. J Am Acad Nurse Pract 2006; 18 (1): 11-21.

2. Blake DR, Nathan DM. Point-of-care testing for diabetes. Crit Care Nurs Q 2004; 27 (2): 150-61.

3. Montagnana M, Caputo M, Giavarina D, Lippi G. Overview on self-monitoring of blood glucose. Clin Chim Acta 2009; 402 (1-2): 7-13.

4. Hirsch IB, Bode BW, Childs BP et al. Self-Monitoring of Blood Glucose (SMBG) in insulin- and non-insulin-using adults with diabetes: consensus recommendations for improving SMBG accuracy, utilization, and research. Diabetes Technol Ther 2008; 10 (6): 419-39.

5. Price CP. Point-of-care testing in diabetes mellitus. Clin Chem Lab Med 2003; 41 (9): 1213-9.

6. Miedema K. Laboratory tests in diagnosis and management of diabetes mellitus. Practical considerations. Clin Chem Lab Med 2003; 41 (9): 1259-65.

7. Slingerland RJ, Miedema K. Evaluation of portable blood glucose meters. Problems and recommendations. Clin Chem Lab Med 2003; 41 (9): 1220-3.

8. www.tnokeur.nl

9. Norris SL, Engelgau MM, Narayan KM. Effectiveness of self-management training in type 2 diabetes: a systematic review of randomized controlled trials. Diabetes Care 2001; 24 (3): 561-87.


Bij veel diabetespatiënten gaat de zelfcontrole van hun bloedsuikerwaarde mis. Beeld: iStockphoto
Bij veel diabetespatiënten gaat de zelfcontrole van hun bloedsuikerwaarde mis. Beeld: iStockphoto
<strong>PDF van dit artikel</strong>
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • ,

    Op de bloedglucosemetercontroledagen hebben wij expliciet gecontroleerd of de patiënten een glucosemeter gebruikten die technisch in orde was.

    Er is ook nadrukkelijk gekeken naar het gebruik van de teststrips (bewaarcondities, houdbaarheidsdatum en... kalibratie).

    Echter, wat de bloedafnameprocedure betreft, hebben wij helaas niet nader gespecificeerd wat er precies misging bij het prikken en het aanbrengen van de bloeddruppel op de strip. Over het algemeen viel op dat patiënten vooral erg slordig zijn in het meten van hun bloedglucosewaarden. Ze doen het ‘even snel’. Zo viel het op dat veel patiënten van tevoren hun handen niet wassen, niet voor elke prik een schoon naaldje gebruiken en vaak niet aan de zijkant, maar midden op de vinger prikken. Handenwassen is van groot belang omdat mensen suikers aan hun handen kunnen hebben, die tot ten onrechte verhoogde metingen kunnen leiden. Doordat patiënten verkeerd prikken moeten ze meer stuwen dan gewenst is, waardoor het monster wordt vervuild met weefselvocht. Er wordt dan dus niet echt in volbloed gemeten. Dit kan leiden tot ten onrechte verlaagde uitslagen. Een andere reden waarom er door een foutieve handeling niet altijd in volbloed wordt gemeten, is dat een substantieel aantal patiënten niet de eerste druppel wegveegt en dus niet de tweede druppel gebruikt voor het meten.

    Enschede, april 2010
    Arjan de Mare, klinisch chemicus i.o.

  • ,

    Met belangstelling las ik ‘De kunst van het bloedsuiker meten’ van De Mare c.s. Als (zelfcontrolerend) diabetespatiënt (type 1) mis ik helaas wat precies bij 11 procent van de patiënten niet juist ging bij het prikken en waarom 5 procent het bloed on...juist op de strip aanbrengt.

    Wellicht kunnen de auteurs hier een toelichting op geven, al was het maar ter instructie van de groep lezers-patiënten, maar ook van de veel grotere groep lezers-behandelaars van zelfcontrolerende diabetespatiënten.

    Bergen, april 2010
    dr. W.L. Marx, uroloog n.p.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.