Laatste nieuws
Albert Heringa
8 minuten leestijd
euthanasie

De dood is niet van de dokter

4 reacties


KNMG trekt met standpunt levenseinde te grote broek aan

Artsen hebben ooit een voortrekkersrol vervuld bij het uit de taboesfeer halen van euthanasie. Dat was moedig. Maar nu het tijd is voor een volgende stap, is van die moed weinig meer te merken. Terwijl de maatschappelijke onrust groeit, doet de KNMG aan navelstaren.

Arts ben ik niet, maar Medisch Contact heeft een belangrijke rol gespeeld in mijn leven. In mijn jeugd werden wekelijks de drukproeven bij ons thuis afgeleverd en mijn vader besteedde de nodige uren aan het corrigeren en schrijven van artikelen. Belangrijker nog was het verhaal dat hij vertelde over de herkomst van de naam van het blad. Een verhaal over het verzet van praktisch de gehele medische stand tegen het dictaat van de Duitse bezetter. Medisch Contact was een geuzennaam in mijn ogen, geassocieerd met eigenzinnigheid en moed.

Ik moet daar altijd aan terugdenken als ik de KNMG tegenwoordig hoor. Was het wel moed? Was het niet vooral de eigengereidheid van een zelfbewuste beroepsgroep, die gewoon gebruikmaakte van de macht die ze aan haar positie ontleende? Ik weet het niet. De opstelling van de KNMG in de laatste jaren getuigt in elk geval van weinig visie, creativiteit, flexibiliteit en moed. Dat geldt in meerdere opzichten, maar ik wil het graag toespitsen op het zelfgekozen levenseinde, waarop het jongste standpunt van de KNMG betrekking heeft. Ondanks zijn omvang en semantisch gefilosofeer is dat standpunt van een bedroevend beperkt en kortzichtig karakter.

Woordenspel

De euthanasiewet is er gekomen om artsen die bereid zijn mensen op hun verzoek te helpen sterven, te vrijwaren van strafvervolging – mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dat was een baanbrekende stap. Met het Brongersma-arrest heeft de Hoge Raad de interpretatie van de wet vervolgens geruime tijd ingeperkt door een ‘medisch classificeerbare aandoening’ te vereisen. De KNMG heeft geen reden gezien daaraan te tornen, ondanks de aanbevelingen van de commissie-Dijkhuis. In de praktijk blijken de toetsingscommissies de wet echter soms toch ruimer uit te leggen. Dat is een welkome ontwikkeling.

De omnipotentie van de arts
wordt zeer overdreven

De KNMG vindt hierin nu de rechtvaardiging te komen met het standpunt dat een classificeerbare aandoening niet meer vereist is en dat een medische ‘grondslag’ voldoende is. Dit kennelijk als verruiming bedoelde woordenspel, maakt de situatie echter alleen maar vager en onduidelijker. Het is zeer de vraag of aarzelende artsen met zo’n medisch ‘excuus’ gemakkelijker over de streep getrokken kunnen worden om de gerechtvaardigde stervenswens van met name oudere mensen te honoreren. Ook de cliënten van artsen worden er niet wijzer van, maar dat lijkt de KNMG haar zorg niet.

Wetsvoorstel

De KNMG poogt met haar standpunt de actiegroep Uit Vrije Wil (UVW), die een conceptwetsvoorstel heeft geschreven voor toetsing van stervenshulp, de wind uit de zeilen te nemen. Ze vindt twee overlappende wetten ongewenst. Daar zit wat in, maar waarom gaat ze dan voorbij aan de zo wezenlijke verschillen tussen het wetsvoorstel en de bestaande euthanasiewet en vermijdt ze elke suggestie in de richting van een wetswijziging?

Het belangrijkste en zeer essentiële verschil is dat de beslissing in het voorstel van UVW primair bij de individuele burger wordt gelegd. Er is wel een aantal maatschappelijk wenselijke zorgvuldigheidseisen die te impulsieve of onder externe druk tot stand gekomen wensen kunnen uitfilteren, maar een beoordeling van het lijden van de betrokkene is niet meer nodig. Dat artsen zich ertoe geleend hebben dat lijden te beoordelen, is historisch gesproken een moedige en zinvolle stap geweest. Maar in essentie is een arts net zo min in staat het lijden van een ander te beoordelen als dat die kan vaststellen of een leven voltooid is. Dat toch te willen blijven pretenderen, is zo langzamerhand niet meer te rechtvaardigen.

Nog minder is het te verdedigen dat alleen artsen die kwaliteiten in zich zouden dragen, zoals het KNMG-standpunt stelt. Het empathisch vermogen van artsen behoort zeker niet tot hun standaardprofessionaliteit en te vaak blijken ook persoonlijke en levensbeschouwelijke waarden met het professionele oordeel te worden verward. De omnipotentie van de arts wordt zeer overdreven.

Monopolie

De euthanasiewet geeft de arts een unieke uitzonderingspositie. Begrijpelijk door de rol die de arts had en vaak ook nog heeft bij dit proces. Maar dat is geen wet van Meden en Perzen, al lijkt de KNMG die wet als uit marmer gehakt te beschouwen. Ze kiest daarmee bewust voor de medicalisering van het zelfgekozen levenseinde. Voor een navelstarende beroepsorganisatie misschien begrijpelijk, maar maatschappelijk volstrekt ongewenst.

Sterven is primair een individueel en existentieel gebeuren, met vele sociale, psychologische, levenbeschouwelijke en spirituele aspecten. Een gebeuren dat bovendien betrekking heeft op de enige zekerheid die wij in dit leven hebben. Een leven waarvoor ook niemand zelf heeft kunnen kiezen. Als de mens met zijn aangeboren levensdrang op een gegeven moment toch zelf voor het sterven kiest, moet men daar met respect mee omgaan. Er zijn veel artsen die dat doen, maar te weinig. En waarom zou het alleen bij hen moeten liggen? Het getuigt van onverantwoorde professionele grootspraak om te beweren dat dé arts die kwaliteiten allemaal bezit en dat die hoogstens wat aanvullende adviezen nodig heeft. Toch doet de KNMG dat. De impliciet minachtende manier waarop over andere hulpverleners – zelfs speciaal opgeleide – wordt gesproken, is wereldvreemd en stuitend. Opvallend is dat artsen in Zwitserland de inzet van zulke gespecialiseerde, niet-medische hulpverleners juist toejuichen.

De houding van de KNMG steekt des te meer waar de organisatie erkent dat er lijden kan bestaan waarvoor geen medische grondslag te vinden is. Dat ze daar als artsen niets mee kunnen is helder, maar waarom dan wel vast willen houden aan een wet die alles ophangt aan de arts, die niet-medisch gerechtvaardigd lijden geen wettelijke aandacht gunt? Dat grenst aan een vorm van machtmisbruik.

De KNMG trekt gewoon een veel te grote broek aan. Het is vanwege de historische rol van (dissidente!) artsen en de vaak medisch gerelateerde stervensoorzaken zeer begrijpelijk dat de wet de artsen ooit zo’n centrale rol heeft toebedeeld. De KNMG draait het argument nu echter om: omdat de wet de artsen die positie heeft gegeven moet het ook zo blijven. Dat is in rede niet meer houdbaar. Een andere regeling is nodig.

Impact op de arts

Het is temeer wonderlijk dat de KNMG de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde wil blijven monopoliseren, gezien de vaak beleden druk die die rol op hen zou leggen. Ik wil de impact op de mens van de arts niet bagatelliseren, maar tegen het licht van de onontkoombaarheid van de dood en de duidelijke wens van de cliënt het tijdstip te vervroegen, komt het accent op de zwaarte van deze rol mij weinig professioneel over. Over het hoofd wordt daarbij gezien dat de kwaliteit van het sterven voor de persoon in kwestie en de nabestaanden in veel opzichten zeer veel groter kan zijn dan bij een onverwachte of zelfgekozen gewelddadige dood, dan wel een lange lijdensweg.

De manier waarop over andere hulpverleners wordt gesproken,
is wereldvreemd en stuitend

Het zou de KNMG sieren als zij, zowel ten behoeve van de artsen zelf als van de zelfbewuste burgers, een meer actieve maatschappelijke rol zou innemen en het niet bij een schoorvoetend en min of meer afgedwongen standpunt zou laten. Ze zou bijvoorbeeld kunnen helpen zoeken naar verantwoorde alternatieven voor het zelfgekozen levenseinde, waarbij de actieve rol van de arts wordt teruggedrongen ten gunste van een grotere eigen verantwoordelijkheid van de burger. De KNMG zou artsen kunnen aanmoedigen zelf meer in de hulpverlenersrol te stappen dan in die van de uitvoerder van euthanasie. Ze zou kunnen helpen om assistentie bij zelfdoding geheel uit het wetboek van strafrecht te halen, kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een laatstewilpil of – in afwachting daarvan – de verkrijging van dodelijke middelen uit de taboesfeer kunnen halen. Dat alles zou beter zijn dan, zoals de organisatie nu doet, gemakzuchtig de lijdensweg te promoten die versterven in veel gevallen toch is, zelfs als de arts palliatieve ondersteuning geeft.

Echte visie

Het wordt tijd dat de KNMG meer oog gaat krijgen voor haar maatschappelijke rol. Als zij meent op deze monomane en eigenwijze manier de belangen van de artsen te kunnen blijven behartigen, zal ze haar maatschappelijke geloofwaardigheid verliezen. Artsen zijn niet de dragers of hoeders van de ethiek van het leven, hoezeer ze daarmee ook te maken hebben. Zo’n monistisch standpunt gaat voorbij aan de diversiteit van de artsen en van de samenleving en doet daarmee iedereen tekort. Er is behoefte aan een echte visie, werkelijke betrokkenheid, durf en iets van dezelfde moed die de artsen betoonden die de eerste euthanasie uitvoerden of die de bezetter trotseerden.

Albert Heringa, gepensioneerd ontwikkelingsecoloog, Bennekom

De auteur is de zoon van prof. G.C. Heringa (1890-1972), verzetsman en oud-hoofdredacteur van Medisch Contact. In 2008 hielp hij zijn 99-jarige moeder, Marie ‘Moek’ Heringa bij zelfdoding. Het strafrechtelijk vooronderzoek in deze zaak loopt nog.

Correspondentieadres: acheringa@xs4all.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl.


Samenvatting

  • In haar standpunt over het zelfgekozen levenseinde heeft de KNMG de eis van ‘medische classificatie’ vervangen door die van ‘medische grondslag’.
  • Met dit woordenspel houdt ze het monopolie van artsen op het levenseinde in stand en zet ze burgers in de kou.
  • Als de KNMG niet meewerkt aan echte oplossingen voor dit maatschappelijk probleem, verliest ze haar geloofwaardigheid.


Reactie van de KNMG

Farmaca niet de enige waardige weg

Albert Heringa verwijt de KNMG onvoldoende oog te hebben voor ouderen die zelf willen bepalen wanneer ze komen te overlijden. ‘De KNMG houdt het monopolie van artsen op het levenseinde zo in stand en zet burgers in de kou’, aldus de auteur. Hij haalt echter twee zaken door elkaar.

Mensen hebben inderdaad het recht om zelf te kiezen wanneer zij het eigen leven willen beëindigen. Buiten de kaders van de euthanasiewet kunnen ze dat ook zelf doen, aldus inhoud gevend aan het zelfbeschikkingsrecht. Er is inmiddels veel informatie beschikbaar over methoden om zelf het leven op waardige wijze te beëindigen, zonder actief ingrijpen van een arts. De KNMG wijst in haar standpunt op die methoden en op de rol van artsen daarbij, namelijk het bieden van palliatieve begeleiding. Wanneer burgers zich echter tot een ander wenden met het verzoek om hulp bij het (zelfgekozen) levenseinde, krijgt die ander ook de verantwoordelijkheid om dat verzoek te toetsen en bij de uitvoering te helpen.

Heringa is van opvatting dat zelfbewuste (oudere) burgers hun eigen levenseinde moeten kunnen bepalen, dat inmenging daarbij van derden ongewenst is en dat een zelfgekozen dood alleen waardig kan zijn met farmaca. Zo is het echter niet. Wie zekerheid wil over het eigen levenseinde zal daarom toch echt zelf de verantwoordelijkheid daarvoor moeten nemen. Als het debat over zelfbeschikkingsrecht moet gaan, is dat het uitgangpunt. 

dr. Lode Wigersma, arts en directeur Beleid KNMG



Het KNMG-standpunt

Het wetsvoorstel van Uit Vrije Wil

MC-bericht over wetsvoorstel Uit Vrije Wil

Netwerk-uitzending ‘De laatste wens van Moek’

Artikel waarin ook de zaak van de 99-jarige Maria ‘Moek’ Heringa ter sprake komt.

Een interview met Albert Hering


Beeld: Getty Images
Beeld: Getty Images
Beeld: Thinkstock
Beeld: Thinkstock
<strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong>
euthanasie levenseinde Albert Heringa
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Albert Heringa

    gepensioneerd ontwikkelingsecoloog, Bennekom

    Geachte heer Kuijper,
    Dank voor uw reactie. Uw beschrijving hoe u met uw patiënten omgaat in deze situatie is mooi en bevestigt mijns inziens wat ik in mijn artikel heb willen aanroeren: de kwaliteit van de arts wordt hier niet bepaald door zijn medi...sche achtergrond maar door het (mede)mens zijn. Ook erkent u het lijden niet voor een ander te kunnen bepalen, hoewel de wet dat wel van u vraagt. Er is daarom alle reden de artsen te ontlasten van dit opgelegde oordeel en de zorgvuldigheid van handelen daaraan niet op te hangen, net als ‘Uit Vrije Wil’ bepleit voor ouderen. Ik zou het op prijs hebben gesteld indien u ook op deze punten van mijn betoog was in gegaan.
    Er zijn mensen die deze rol uitstekend kunnen vervullen zonder arts te zijn, maar die een andere meer gerichte vorming hebben gehad. Deze rol, die begrijpelijk als regel als ingrijpend wordt gezien (en door artsen meestal ook zo wordt benoemd) kan ook als dankbaar kan worden ervaren (zonder dat er sprake is van een morbide instelling, zoals soms wel wordt verondersteld). Ik hoop dat u dat gevoel van dankbaarheid ook hebt kunnen ervaren.
    In uw reactie aan mij persoonlijk ervaart uw mijn standpunt hier als bagatelliserend. Dat spijt mij, het is niet zo bedoeld. Wel heb ik moeite met de klagerige toon die artsen in dit verband soms aanslaan. Die is niet professioneel en gaat voorbij aan de eigen voorkeur (als KNMG) voor deze monopoliepositie.
    Uit uw laatste alinea meen ik te mogen opmaken dat u niet beseft dat ik niet vanuit een veilige zijlijn spreek, maar uit ervaring en veel minder veilig dan u dat als arts moogt, zoals bij het artikel is aangegeven. Ik zie dan ook geen rechtvaardiging voor de kwalificaties ‘beledigend en arrogant’.
    Met vriendelijke groet,

  • ,

    De dood is niet van de dokter
    Ik hoop dat ik er altijd in zal slagen euthanasie als mens uit te voeren. Tot nu toe heb ik twee keer euthanasie verricht. De gesprekken die ik met deze twee patiënten heb gevoerd, hadden weinig met mijn medische profess...ionele rol te maken. De beslissing dat er onbehandelbare symptomen zijn, is nog min of meer medisch. Maar of het lijden ondragelijk is, dat kan ik niet voor iemand bepalen. Die gesprekken gingen over: wat de dood voor iemand betekent, of je geluk gekend hebt in het leven, wat je nog wilt in de dagen die je resten, heb je je dierbaren vertelt wat je ze nog wilt vertellen, voordat ze straks zonder jou doorgaan – en meer van deze levensvragen.
    Ik wilde door die gesprekken niet als arts, maar als mens met die patiënt omgaan. Anders kon ik er niet achter staan om een ander mens om het leven te brengen. Dat is volledig subjectief.
    Dat er meer aandacht moet komen voor alternatieven voor een zelfgekozen levenseinde, vind ik prima. Vooral die alternatieven waarbij de arts niet meer degene is die het vonnis voltrekt, maar slechts doet waarvoor hij is opgeleid, namelijk lijden proberen te verlichten. Dat zou ook een rol zijn die ik als professional prima kan uitvoeren en die mij als mens minder zwaar zal vallen.
    Heringa’s wegwuiven van de zwaarte van een euthanasie (MC 49/2011: 3028), vanuit zijn veilige rol aan de zijlijn waarin hij deze nooit hoeft uit te voeren, ervaar ik als beledigend en arrogant. Ik wil zijn mening uiteraard niet bagatelliseren, maar hij heeft geen idee waar hij over praat.

    Bart Kuijper, huisarts, Nijmegen

  • Albert Heringa

    gepensioneerd ontwikkelingsecoloog, Bennekom

    Geachte heer Wigersma,

    Ik kan me voorstellen dat u het nodig vond mijn artikel niet zonder formele reactie van de KNMG te laten passeren. Maar het zou wel verstandig zijn geweest als u het eerst gelezen had en niet was afgegaan op de titel of de laa...tste alinea’s. Het is niet de eerste keer dat de KNMG blijk geeft slecht te kunnen lezen/luisteren en in uw reactie doet u dat weer. U gaat voorbij aan de essentie van het artikel. Dat getuigd niet van de zorgvuldigheid die de KNGM claimt te hanteren. Jammer. Ik ben nieuwsgierig naar een meer onderbouwde reactie.

    Met vriendelijke groet,

    Albert Heringa

  • J. Schuurmans

    huisarts, NIJMEGEN


    Heringa wijst op de oneigenlijke medicalisering van het zelfverkozen levenseinde. Terecht wordt gewezen op individuele en existentiële aspecten met vele sociale,psychologische, levensbeschouwelijke en spirituele kanten. In mijn dagelijks werk als h...uisarts voel ik enorme begrenzingen als ik mij louter beweeg binnen het medische domein. Dit verhult zingevingvragen, veel onmacht en beperkte mogelijkheden ook omtrent eigen verantwoordelijkheid . Slechts een beperkte kennis heb ik in huis, vaak binnen de gevangenis van de natuurwetenschap. De medische beroepsgroep wringt zich toenemend alle kanten op om existentieel lijden koste wat het kost in een medische grondslag te vertalen, ook blijkend uit de verslagen van de toetsingscommissies. Medici maken onderdeel uit van de cultuur die sterk gemedicaliseerd is. Ze vervullen zelf daar een grote centrale en machtige rol in en aan die rol wordt vastgeklampt. De beweging “Uit Vrije Wil” brengt een publiekelijk en maatschappelijk debat teweeg. Los van vele kwesties die me in het debat bevreemden ben ik blij met het willen doorbreken van het medisch monopolie. Er wordt gezocht naar de existentiële aspecten van het stervensverlangen . Dat voelt als een bevrijding. De euthanasiewet blijft echter ook voor mij om onbegrijpelijke redenen het onwrikbare uitgangspunt van mijn monistische beroepsgroep die meent aanspraak te kunnen maken op de enige ware werkelijkheid. Er is vermeend sprake van een strikte scheidslijn in het door de KNMG gemaakte onderscheid: òf hulp bieden met toetsing en een medische grondslag, òf zelfbeschikking met een eigen verantwoordelijkheid. De reactie van de KNMG is geen reactie met erkenning en onderkenning van het door Heringa, ook nog eens een niet medicus, gestelde “medicalisatie probleem” maar botweg een genoegzame bevestiging hiervan.
    Jaap Schuurmans, huisarts en palliatief consulent

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.