Laatste nieuws
Uitspraak tuchtcollege

Collega-huisarts onterecht zwartgemaakt

Plaats een reactie

Het heeft iets lafs en achterbaks. Een collega-huisarts achter zijn rug om en voor een breed publiek beschuldigen van het onoorbaar overnemen van patiënten, en je daarna muisstil stilhouden. Niet reageren op brieven en ook niet verschijnen bij de interne raad voor de tuchtrechtspraak van de KNMG. Geen echte flinke jongen dus.


De door hem aangevallen huisarts heeft publicitaire schade geleden. Hij kon er – zo bleek overduidelijk – niks aan doen dat het automatische overschrijvingsysteem ION aanvankelijk nog haperde. Het ging trouwens maar om één onterechte overschrijving, waarbij de fout bij ontdekken direct werd hersteld.

Zomaar wat ongefundeerd brullen vindt in veler ogen geen genade en ook artsen, aangesloten bij de federatie KNMG, mogen onderling niet respectloos met elkaar omgaan.

De aangeklaagde arts werd voorwaardelijk geschorst van lidmaatschap voor één jaar met een proeftijd van drie jaar. Best streng, maar de KNMG-gedragsregels verwoorden eigenlijk voor een belangrijk deel normale menselijke omgangsvormen. Intercollegiaal binnen de KNMG gelden die des te meer.

B.V.M. Crul, arts
mr. W.P. Rijksen

Raad voor de tuchtrechtspraak van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) d.d. 23 november 2009

(ingekort door de redactie MC)

Uitspraak in de zaak van de heer M.J. Eekhof (naamsvermelding met toestemming; zie paragraaf 5.15, red.), huisarts te A, klager, tegen B, huisarts te C, verweerder.

1. Verloop van de procedure
Klager heeft op 3 april 2009 bij de Raad voor de tuchtrechtspraak een klacht tegen verweerder ingediend. De Raad heeft verweerder op 15 april 2009 een aangetekende brief gestuurd met daarin het verzoek een verweerschrift in te dienen. Daarop
is geen verweer bij de Raad binnengekomen. (…)

2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden, kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager heeft een huisartsenpraktijk in A. Zijn patiëntenpopulatie bestaat voornamelijk uit buitenlanders die in Nederland werkzaam zijn, zogenaamde expats. Deze patiënten worden in de praktijk ingeschreven of worden als passant geregistreerd. Verweerder heeft een huisartsenpraktijk in C. Klager en verweerder zijn aangesloten bij dezelfde huisartsenkring.

Voor patiënten die in een huisartsenpraktijk staan ingeschreven, krijgen huisartsen van de zorgverzekeraars een vaste vergoeding. Voor het toekennen van dit zogenaamde inschrijftarief is de database van Stichting Inschrijving Op Naam (ION) per 1 januari 2009 leidend. In die database staat geregistreerd bij welke huisartsenpraktijk een patiënt staat ingeschreven. Een patiënt kan in dat systeem slechts bij één huisarts op naam staan ingeschreven. Als een patiënt in de ION-database wordt aangemeld door een huisarts, dan wordt de inschrijving bij de vorige huisarts ongedaan gemaakt. Beide huisartsen krijgen daarvan automatisch een melding via e-mail.

Op 11 februari 2009 heeft verweerder aan de huisartsen die werkzaam zijn in de regio, het bestuur van de huisartsenkring, de KNMG en aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg een e-mail gestuurd. In die e-mail schrijft verweerder dat hem gebleken is dat twee huisartsenpraktijken patiënten op naam inschrijven, terwijl de betreffende patiënt zich slechts voor een eenmalig consult tot de praktijk zou hebben gewend. Het zou gaan om D in E waar dhr. F als huisarts werkzaam is, en om de praktijk van klager. Door die inschrijvingen zou verweerder verschillende patiënten, die al langere tijd in zijn praktijk ingeschreven stonden, ‘verloren’ hebben en derhalve het inschrijftarief zijn misgelopen. De e-mail is niet verzonden aan klager. (…)

Op 24 februari 2009 heeft verweerder, zoals de Raad begrijpt, aan dezelfde groep geadresseerden nog een e-mail gestuurd. In die e-mail verontschuldigt verweerder zich jegens F nadat deze hem telefonisch heeft verzekerd geen patiënten op de beschreven manier te hebben overgenomen.

Op 27 februari heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met klager omdat klager onterecht via het ION een patiënt in zijn praktijk zou hebben ingeschreven. Bovendien heeft verweerder in dat gesprek gezegd dat er een e-mail rondging over klager zonder daarbij aan te geven dat hij de verzender van die e-mail was. Na dit telefonische contact hebben klager en verweerder geen direct contact meer met elkaar gehad.

Klager heeft de gewraakte e-mail uiteindelijk via een waarnemer ontvangen. Op 13 maart 2009 heeft klager naar aanleiding daarvan aan verweerder een aangetekende brief gestuurd waarin hij schrijft zich niet in de beschreven praktijkvoering te herkennen en waarin hij verweerder verzoekt binnen tien werkdagen een rectificatie te publiceren of te reageren op de brief. Hierop heeft verweerder niet gereageerd noch een rectificatie geplaatst.

3. De klacht
Klager meent – zakelijk weergegeven – dat verweerder oncollegiaal heeft gehandeld door de e-mail van 11 februari 2009 te versturen zonder eerst met hem contact op te nemen en het probleem te bespreken.
Verweerder zou voorts oncollegiaal hebben gehandeld door in de e-mail beweringen te doen die niet waar zijn en door niet te reageren op het verzoek om een rectificatie te plaatsen terwijl dat wel is gebeurd voor de andere praktijk.

4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft, terwijl hij daartoe op de in het Reglement van de Raad beschreven wijze is uitgenodigd, geen schriftelijk verweer gevoerd. Ook is verweerder niet verschenen op de zitting van de Raad.

5. Beoordeling
5.1 Het collegiale verkeer tussen artsen brengt mee dat bezwaren met betrekking tot het functioneren van een collega-arts eerst met de betrokkene zelf worden besproken, voordat die bezwaren aan derden worden kenbaar gemaakt. De zin hiervan is dat betrokkene de gelegenheid wordt geboden om op die bezwaren direct te reageren en om eventuele misverstanden en dergelijke weg te nemen. (…)

5.2 (…) Uit het klaagschrift, de daarbij behorende bijlagen en hetgeen ter zitting is besproken, is niet gebleken dat verweerder, alvorens hij deze e-mail verstuurde, contact heeft gehad met klager om de kritiek te bespreken.

(…)

5.6 Verweerder heeft in zijn e-mail geschreven dat klager opzettelijk patiënten in zijn praktijk inschreef met het oog op het innen van het inschrijftarief.

Klager heeft niet betwist dat er patiënten, die als passant in zijn praktijk zijn gezien, via het ION in zijn praktijk zijn ingeschreven. Hij heeft aangegeven dat dit gebeurde vanwege een fout in het ION. Volgens klager bleek in die periode, waarin het ION net was ingevoerd, regelmatig dat er in het systeem fouten schuilgingen. De aansluiting van het huisartsinformatiesysteem (HIS) van klager (Promedico) op het ION verliep niet correct. Dat was volgens klager een veel voorkomend probleem dat inmiddels is verholpen. Het gevolg van die aansluitproblemen was dat een patiënt, die als passant werd ingeschreven, toch door ION als ‘patiënt op naam’ werd behandeld. De desbetreffende patiënt werd dan bij zijn eigen huisarts uitgeschreven.

Klager heeft aannemelijk gemaakt dat deze problemen zich voordeden en dat het niet zijn intentie is geweest hierdoor patiënten over te nemen.

5.7 Bovendien heeft klager aannemelijk gemaakt dat deze fouten zich slechts op kleine schaal voordeden. Klager geeft aan dat er slechts sprake is geweest van één geval waar verweerder bij betrokken was. Aan dat geval zou verweerder ook refereren in de gewraakte e-mail. Bovendien heeft klager aannemelijk gemaakt dat hij, als hij geconfronteerd zou worden met andere gevallen, deze patiënten zonder meer terug zou overdragen. Dit heeft hij ook gedaan. Nadat verweerder op 27 februari 2009 met klager gesproken had over een patiënt die via het ION was overgedragen, heeft klager de fout hersteld.

5.8 De Raad neemt bij het bovenstaande nog in overweging dat het ION-systeem, naar de Raad uit eigen wetenschap bekend is, zodanig is ingericht dat op het moment dat een patiënt in een praktijk wordt ingeschreven, de oude praktijk daarvan een bericht ontvangt. De oude praktijk kan deze ‘overschrijving’ vervolgens via het ION-systeem direct ongedaan maken. Verweerder had dus via deze functie van het ION-systeem de overgeschreven patiënt weer kunnen ‘terugnemen’. (…)

5.9 Verweerder heeft zich oncollegiaal gedragen door zich tot derden te richten over een gedraging van klager zonder zich eerst tot klager te wenden. De Raad betrekt bij zijn oordeel nog de omstandigheid dat verweerder zijn e-mail aan zeer veel geadresseerden heeft gestuurd. (…) Het had op de weg van verweerder gelegen om, als hij er niet met klager was uitgekomen, eerst via de huisartsenkring te proberen tot een vergelijk te komen zonder onmiddellijk andere partijen te informeren.

5.10 Door de handelwijze van verweerder heeft klager daadwerkelijk nadeel geleden. Veel collega-huisartsen reageerden negatief op klager, zo heeft klager de Raad onweersproken meegedeeld.

De Raad acht het voorts zeer ernstig dat verweerder niet heeft gereageerd op de brief van klager van 13 maart 2009. In die brief geeft klager aan dat hij de beschuldigingen van verweerder van de hand wijst. Verweerder had op het verzoek van klager moeten ingaan en met klager een gesprek moeten voeren. (…)

5.11 Gezien het bovenstaande zal de Raad de klacht gegrond verklaren.

5.12. De gewraakte gedragingen zijn zo ernstig dat niet met een waarschuwing kan worden volstaan, omdat daarmee de laakbaarheid onvoldoende tot uitdrukking zou worden gebracht. Er moet een maatregel worden opgelegd die een bestraffend karakter draagt. (…)

5.14 Uit de omstandigheid dat verweerder zonder opgave van een deugdelijke reden niet ter zitting is verschenen, leidt de Raad af dat verweerder zich niet bewust is van de ernst van zijn gedragingen en zich daarvoor ook niet wenst te verantwoorden. (…) De Raad ziet aanleiding verweerder te bestraffen met een schorsing van het lidmaatschap van de KNMG voor de duur van één jaar.

Omdat de Raad niet bekend is met gegevens waaruit blijkt dat verweerder eerder tuchtrechtelijk is aangesproken op oncollegiaal gedrag, zal deze maatregel voorwaardelijk worden opgelegd. De proeftijd zal worden bepaald op drie jaren. (…)

5.15. Het aanbieden van deze uitspraak ter publicatie zal geschieden met vermelding van de naam van klager, indien deze aan de secretaris schriftelijk te kennen geeft dat hij daarmee instemt (dit is inmiddels gebeurd, red.). De Raad hecht eraan op deze wijze publiekelijk tot uitdrukking te brengen dat de juistheid van de wijdverspreide beweringen van verweerder over het handelen van klager in deze procedure niet is komen vast te staan. Zoals hiervoor is overwogen, moet worden aangenomen dat er voor die beweringen geen grond bestond.

6. Beslissing
De Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG:

- verklaart de klacht gegrond,

legt aan verweerder de volgende maatregel op:

- voorwaardelijke schorsing van het lidmaatschap van de KNMG voor de duur van één jaar met een proeftijd van drie jaar;

verzoekt de secretaris deze uitspraak ter publicatie aan te bieden aan de redactie van Medisch Contact, het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en Gezondheidszorg Jurisprudentie.

Aldus gegeven op 23 november 2009 door de Raad voor de tuchtrechtspraak van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, samengesteld uit mr. dr. H.L.C. Hermans, voorzitter, drs. G.A. van Albada-Kuipers, reumatoloog, drs. C.J.A. Nuver, kinderarts, drs. B.R. Schudel, huisarts, drs. B.A.M. Verkade, arts maatschappij en gezondheid/specialist ouderengeneeskunde, leden, en mr. D.Y.A. van Meersbergen, secretaris.

KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.