Laatste nieuws
Hanna van de Wetering
2 minuten leestijd

‘Coassistent Tuitjenhorn toonde moed’

13 reacties

Het was niet vanzelfsprekend dat de coassistent het besluit nam de casus in de Tuitjenhorn-zaak te bespreken met haar opleider, waarna het AMC melding deed bij de IGZ. Het vergt moed om als coassistent zoiets aan te kaarten. Dat stellen minister Van der Steur van Veiligheid en Justitie (V&J) en minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in een begeleidende brief bij het rapport van de evaluatiecommissie Tuitjenhorn, dat gistermiddag openbaar is gemaakt.

Het optreden van de coassistent wordt door de ministers als voorbeeld genoemd van een open en transparante cultuur in de zorg, waarin geleerd wordt van fouten en waarin niet weggekeken wordt als collega’s een fout maken. Ook tijdens de persconferentie gisteren stond minister Schippers stil bij de rol van de coassistent. ‘Zij heeft gedaan wat ze moest doen. Daar was moed voor nodig.’ Volgens de onderzoekscommissie is er gedurende het strafrechtelijk onderzoek niets aan het licht gekomen dat de informatie uit de melding van de coassistente weerspreekt. 

Uit het rapport van de evaluatiecommissie blijkt volgens de ministers dat het OM en de IGZ veelal juist, zorgvuldig en met voldoende aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van de huisarts hebben gehandeld. Zij stellen dan ook dat de soms zeer stevige kritiek op de handelwijze van het OM en de IGZ in veel gevallen niet terecht was. Zeker niet alles is echter goed gedaan en er zijn lessen te trekken voor de toekomst, vooral op het gebied van communicatie en samenwerking.
Ook het AMC kreeg in de Tuitjenhorn-zaak veel kritiek, onder meer van artsen die het AMC verweten geen overleg te hebben gehad met de huisarts in kwestie alvorens de inspectie in te schakelen. Het AMC verdedigde zich door te zeggen dat direct contact zoeken met de huisarts betekende dat de anonimiteit van de coassistent in gevaar zou komen. Het rapport stelt dat er zeer uitzonderlijke situaties bestaan waarbij er goede redenen zijn niet eerst collegiaal overleg te hebben. Zij noemen hierin het belang van de waarheidsvinding bij een vermoeden dat sprake is van een levensdelict. ‘Waarheidsvinding in een geval als in de casus Tuitjenhorn is immers in het belang van de gehele beroepsgroep.’

Gisteren verscheen ook het rapport over het interne calamiteitenonderzoek dat de IGZ in deze zaak uitvoerde. Opvallend hierin is de kritiek op de eerstejaars huisarts in opleiding, die de huisartsgeneeskundige zorg van de patiënt grotendeels op zich nam in de maanden voor het overlijden. Volgens het rapport heeft de aios zich onvoldoende laten superviseren en niet gezorgd voor continuïteit van zorg. De aios is hierop gewezen door de inspectie. De inspectie voegde hier wel aan toe dat de aios onvoldoende begeleid is door de opleider. Zij zullen de kwaliteit van de supervisie door opleiders bij palliatieve zorg binnen de huisartsopleiding dan ook aan de orde stellen bij de umc’s.

Hanna van de Wetering

 
Lees ook

Video > Nieuwsuur: huisarts en hoofdredacteur Hans van Santen over rapport Tuitjenhorn


Dossier Tuitjenhorn



© iStock
© iStock
Tuitjenhorn IGZ minister Schippers

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.