Chronische pijn bij kinderen meestal door angst of depressie

Zestig procent van de kinderen met onbegrepen chronische pijn heeft eveneens een psychiatrische aandoening. Bij slechts een klein deel is er een duidelijke lichamelijke oorzaak, zoals een ontsteking of allergie. Kinderartsen moeten daarom direct naar zowel psychische als lichamelijke klachten kijken, stelt Yvette Konijnenberg in haar proefschrift waarop zij morgen promoveert aan het UMC Utrecht.

De meeste kinderen die bij de kinderarts komen met chronische pijn hebben ook psychiatrische aandoeningen, vaak angst- en/of stemmingstoornissen. Slechts bij ongeveer één op de drie van deze kinderen is mogelijk sprake van een lichamelijke oorzaak. Bij vijftien procent is er een duidelijke lichamelijke oorzaak, in zeventien procent van de gevallen is ‘mogelijk’ sprake van een lichamelijke oorzaak. Om voor ieder kind de meest efficiënte behandeling te garanderen, moeten kinderartsen aan het begin van het onderzoekstraject de psychische aspecten bij zowel ouder als kind onderzoeken, is de conclusie van Konijnenberg.

Konijnenberg onderzocht 145 kinderen met onbekende langdurige pijnklachten. De helft van de onderzochte kinderen had last van spier- of gewrichtspijn. Verder kwamen hoofdpijn en buikpijn vaak voor. De kinderen ondervinden hiervan veel hinder; de helft verzuimde regelmatig school en eenderde gaf aan problemen te ervaren met sporten.

Het percentage schoolgaande kinderen met onbegrepen chronische pijnklachten bij de kinderarts wordt geschat op 25 procent. Een kwart van de schoolgaande kinderen in Nederland heeft regelmatig chronische pijn. << TvV