Laatste nieuws
J. Akveld W. Weimar
7 minuten leestijd
orgaandonatie

Betere kans voor donorwerving

Plaats een reactie

Bezwaarsysteem neemt vrijblijvendheid weg

Als er voor orgaandonatie een bezwaarregeling wordt ingevoerd, zal 35 procent van de mensen bezwaar registreren; 65 procent doet dat niet en stemt dus toe. Een grote verbetering ten opzichte van de huidige situatie.

 

Foto: Dolph Cantrijn, Hollandse Hoogte

Eind april verscheen de Tweede evaluatie van de Wet op de orgaandonatie (WOD) in  opdracht van ZonMw uitgevoerd door het NIVEL.1 Waar bij de eerste evaluatie2 geen onderzoek werd gedaan naar het in de wet opgenomen beslissysteem, was bij de tweede evaluatie juist de expliciete opdracht aan de onderzoekers om over de effectiviteit ervan een uitspraak te doen. De centrale vraag bij de evaluatie is of een verandering van het beslissysteem zal leiden tot een toename van het aantal orgaandonoren.


De onderzoekers hebben gekeken naar de wetgeving op het terrein van orgaandonatie in de ons omringende landen. Zij stellen vast dat welk wettelijk systeem dan ook ‘niet de enige dan wel de bepalende factor is voor het aantal donoren’.3 Voorts constateren zij dat zowel in een toestemmingssysteem als in een bezwaarsysteem het zelfbeschikkingsrecht van burgers tot zijn recht kan komen. Iets waarvan niet alle Haagse politici geheel doordrongen lijken te zijn.4


De onderzoekers merken ook op dat ongeacht het gekozen systeem het van belang is dat er maatschappelijk draagvlak bestaat voor een wetgevingssysteem.5


De onderzoekers hebben bekeken of in de onderzochte landen een verband valt vast te stellen tussen het geldende wetgevingssysteem in een bepaald land en de resultaten in termen van ‘opbrengst’ van organen. Hun conclusie is dat, gecorrigeerd voor relevante mortaliteit, er geen duidelijke relatie bestaat tussen een bepaald beslissysteem en de orgaanopbrengst. Bij deze conclusie passen enkele kanttekeningen. Ten eerste laat een nauwkeuriger analyse van de relevante mortaliteit zien dat analyse op grond van slechts één mortaliteitscijfer niet representatief is. Bovendien geldt dat naast relevante mortaliteit veel andere factoren mede bepalend (kunnen) zijn voor de opbrengst van organen, zoals de bevolkingssamenstelling, religiositeit, de rol van zelfbeschikking in een bepaalde samenleving, ontzag voor autoriteit en het al dan niet bestaan van een zekere traditie op het terrein van donorwerving.


Vervolgens moet worden opgemerkt dat de simpele classificatie van de verschillende wetgevingssystemen weinig relevants oplevert, omdat er grote verschillen bestaan tussen de wet en de wijze waarop in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan de wet.


Ten slotte: in de onderzochte landen zijn totaal verschillende activiteiten richting publiek en ziekenhuizen ontwikkeld, die het uiteindelijke resultaat in termen van opbrengst mede beïnvloeden.

Kleinschalig


De verklaring die de onderzoekers voor hun zeer kleinschalige evaluatie gaven, was dat hun opdracht nu eenmaal beperkt was. Om dan de conclusie te trekken dat welk wettelijk systeem dan ook ‘niet de enige dan wel de bepalende factor is voor het aantal donoren’6 achten wij onverdedigbaar.


Daar komt bij dat door de jaren heen duidelijk is geworden dat landen met een bezwaarregeling doorgaans veel meer donoren hebben dan landen met een ander beslissysteem. Dit blijkt ook uit het evaluatierapport: zowel in Zweden als in Italië leidde de overstap op een bezwaarsysteem tot een stijging van het aantal donoren van ongeveer 30 procent.7 Daarom is ook niet goed te begrijpen dat de onderzoekers deze constatering zo bagatelliseren. Het klopt dat de resultaten in Zweden daarna weer achteruit zijn gegaan, maar dit heeft meer te maken met het totaal ontbreken van een flankerend beleid in de ziekenhuizen dan met het gekozen beslissysteem.

Draagvlak


Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet op de orgaandonatie8 - en ook door de onderzoekers van het evaluatierapport - is opgemerkt dat een


regeling van orgaandonatie een maatschappelijk draagvlak moet hebben. Wat draagvlak betreft, mag een onderzoek door het Rathenau Instituut van eind 2003 niet onvermeld blijven; daarin werd geconstateerd dat blijkens een steekproef onder de Nederlandse bevolking tweederde een bezwaarregeling steunt.9 Dit is een niet onbelangrijk gegeven.


De onderzoekers stellen dat er geen draagvlak is voor een bezwaarsysteem waarin nabestaanden geheel buiten spel worden gezet. Daarmee zullen velen instemmen, niet op de laatste plaats de artsen die met nabestaanden te maken hebben in vaak zeer droeve en traumatische omstandigheden. Zij zullen altijd praten met en luisteren naar nabestaanden, ongeacht welke wettelijke regeling geldt. Wel zullen artsen ingeval van een bezwaarsysteem, wanneer geen bezwaar geregistreerd is, de nabestaanden met nadruk wijzen op de laatste wil van een overledene.

Knelpunt


In het evaluatierapport wordt gewezen op het belang van een goede organisatie van de donorwerving in de ziekenhuizen. De afgelopen jaren is op dat punt veel bereikt dankzij de inspanningen van de Nierstichting, het ministerie van VWS en de Nederlandse Transplantatiestichting (NTS).10


Er is in de ziekenhuizen een hoge mate van besef dat donorwerving standaard deel uitmaakt van patiëntenzorg. Dat op zich is een grote winst, ook al zijn zeker nog organisatorische verbeteringen mogelijk binnen de ziekenhuizen. Deze zullen evenwel niet leiden tot een substantiële toename van het aantal donoren.


Op dit moment vormt de wetgeving het werkelijke knelpunt. Het zijn niet langer de in de ziekenhuizen gemiste donoren en het is dus ook niet de organisatie van de ziekenhuizen waar het aan schort. Waar gaat het dan wel om bij donorwerving?

Misrekening


Voor een succesvol donatieprogramma zijn drie zaken van belang: artsen en ziekenhuizen moeten meewerken, burgers moeten bereid zijn donor te zijn, en de wetgeving moet niet in de weg lopen.


De essentie van de huidige wet is dat burgers kunnen kiezen uit ‘ja donor/nee donor’ of ‘laten mijn nabestaanden maar beslissen na mijn overlijden’. De verkeerde aanname bij de totstandbrenging van de wet was dat meerderjarige burgers in grote meerderheid een keuze zouden maken uit deze mogelijkheden en die keuze zouden laten registreren. Dit is een onvergeeflijke misrekening geweest. Van de Nederlandse bevolking maakte maar ongeveer 40 procent een keuze en registreerde zich in het donorregister. Ongeveer 60 procent van de bevolking deed niets. Meer voorlichting zal die situatie niet wezenlijk verbeteren, zoals de afgelopen jaren hebben bewezen. Dit heeft als resultaat gehad dat in 60 procent van de overlijdensgevallen niet bekend is wat de overledene wilde. Die onbekendheid van een laatste wil van een overledene leidt er vervolgens toe dat artsen doorgaans geen toestemming meer krijgen van de nabestaanden. Dat is demotiverend voor de artsen in de ziekenhuizen en een direct gevolg van het huidige beslissysteem dat door zijn vrijblijvendheid ertoe heeft geleid dat 60 procent van de mensen geen keuze heeft gemaakt.


Dit moet anders als wij donorwerving serieus een kans willen geven. Een bezwaarregeling biedt daartoe de mogelijkheid, want deze regeling neemt de vrijblijvendheid weg. In het evaluatierapport wordt voorgerekend dat wanneer een bezwaarregeling wordt ingevoerd, 35 procent van de burgers bezwaar zal registreren.11 Dat betekent dat 65 procent van de burgers géén bezwaar aantekent en dus toestemt.


Dat is een substantiële verbetering ten opzichte van de situatie van nu. We weten op grond van omvangrijke praktijkervaring in de ziekenhuizen dat wanneer er toestemming van de overledene is voor een donatie, de nabestaanden in 90 procent van de gevallen met overtuiging instemmen. Het is om die reden dat wij op basis van praktijkervaringen ervan overtuigd zijn dat slechts de overstap naar een bezwaarregeling de enige levensvatbare oplossing is voor het probleem van de lange wachtlijsten. De overstap níet maken, betekent ronduit het aanvaarden van lange wachtlijsten en doden op die wachtlijst. Dat lijken ook de mensen in de peiling van het Rathenau Instituut9 te willen aangeven met het uitspreken van hun voorkeur voor een bezwaarregeling.


Het moet nu duidelijk zijn dat handhaving van de huidige wetgeving in toenemende mate de betrokkenheid van ziekenhuizen en artsen op de proef zal stellen. Als evenwel van iedere burger bekend is wat hij wil, zullen de ziekenhuizen nog meer kunnen worden aangesproken op hun inzet en verantwoordelijkheid voor de donorwerving.


Overigens behoeft het geen betoog dat ook bij gewijzigde wetgeving het inmiddels ingezette flankerende beleid in de ziekenhuizen gecontinueerd dient te worden, zoals de ontwikkelingen in Zweden ons nog eens hebben geleerd. Het is dus niet óf wetgeving óf flankerend beleid, maar én wetgeving én flankerend beleid.

prof. dr. mr. J. Akveld,


bijzonder hoogleraar ondernemingsrecht in de gezondheidszorg, Projectdirecteur Donorwerving NTS


prof. dr. W. Weimar,


hoogleraar inwendige geneeskunde, voorzitter NTS


Correspondentieadres: Erasmus Universiteit Rotterdam, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam, Kamer L6-74, e-mail:

h.akveld@transplantatiestichting.nl

SAMENVATTING


l De kernvraag van de tweede evaluatie van de Wet op de orgaandonatie is of een verandering van het huidige beslissysteem zal leiden tot


een toename van het aantal orgaandonoren.


l Hiertoe wordt in het evaluatierapport Nederland vergeleken met 10 andere landen qua wetgevingssysteem en donatiecijfers.


l De conclusies die door de onderzoekers worden getrokken op basis van de analyse, worden niet gedragen door de analyse zelf.


l Uit de praktijk blijkt dat het succes van donorwerving afhankelijk is van drie factoren, te weten: het maatschappelijk draagvlak, de organisatie in ziekenhuizen en het beslissysteem.


l Derhalve dient niet te worden ingezet op aanpassing van de wetgeving of flankerend beleid, maar op en wetgeving en flankerend beleid.

Referenties
1. Friele RD, Gevers JKM. Huidige Wet op de orgaandonatie moet gehandhaafd blijven. Medisch Contact 2004; 59 (19): 772-5.  2. Rozendal H et al. Evaluatie Wet op de orgaandonatie. ZonMw, Den Haag, 2001. De wet was ten tijde van de eerste evaluatie nog maar vier jaar van kracht en niet voldoende ‘ingesleten’, hetgeen op dat moment een verantwoord oordeel over de effectiviteit van de wet onmogelijk maakte.  3. Friele RD, Gevers JKM, Coppen R, Janssen AJGM, Brouwer W, Marquet R. Tweede evaluatie Wet op de orgaandonatie. ZonMw, Den Haag, 2004: p. 52-3.  4. De VVD bijvoorbeeld houdt vast aan het in artikel 11 van de Grondwet opgenomen grondrecht van onaantastbaarheid van het lichaam. Een bezwaarsysteem zou een inbreuk maken op dit recht (Zie ook Kamerstukken 2001-2002, 28140, nr. 4).  5. Friele RD, Gevers JKM, Coppen R, Janssen AJGM, Brouwer W, Marquet R. Tweede evaluatie Wet op de orgaandonatie. ZonMw, Den Haag, 2004: p. 17.  6. Zie noot 3.  7. Friele RD, Gevers JKM, Coppen R, Janssen AJGM, Brouwer W, Marquet R. Tweede evaluatie Wet op de orgaandonatie. ZonMw, Den Haag, 2004: p. 71-2.  8. Kamerstukken 1991-1992, 22358, nr. 3.  9. Verzijden D, Schothorst Y Orgaandonatie: andere beslissystemen. Rathenau Instituut/ Veldkamp, Den Haag, 2003: p. 20.  10. Onder andere door het inzetten van donatiefunctionarissen in de ziekenhuizen.  11.  Friele RD, Gevers JKM, Coppen R, Janssen AJGM, Brouwer W, Marquet R. Tweede evaluatie Wet op de orgaandonatie. ZonMw, Den Haag, 2004: p. 169.

ziekenhuizen orgaandonatie
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.