Laatste nieuws
Henk Maassen
Henk Maassen
7 minuten leestijd
interview

‘Bedrijfsartsen moeten tijdig met ons overleggen’

Plaats een reactie

Verzekeringsgeneeskundigen sluiten zich aan bij de KNMG

Nu de verzekeringsartsen zich hebben aangesloten bij de federatie KNMG komt het overleg met de bedrijfsartsen misschien wat gemakkelijker van de grond. En dat is hard nodig, zegt Jan Hein Wijers, voorzitter van de NVVG: ‘Tussen beide beroepsgroepen bestaat een kunstmatige scheiding.’


Voor het derde achtereenvolgende jaar sluit zich een beroepsgroep aan bij de federatie KNMG. Na de bedrijfsartsen in 2001 en de verpleeghuisartsen in 2002 is het nu de beurt aan de verzekeringsgeneeskundigen, verenigd in de NVVG (Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde). Voorzitter is de boomlange Jan Hein Wijers, medeoprichter en -directeur van WOSM, een bedrijf waar 160 verzekeringsgeneeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidsdeskundigen en juridische specialisten zich bezighouden met het voorkomen en terugdringen van ziekteverzuim en het bevorderen van arbeidsreïntegratie.    

Wat is het beroepsprofiel van de verzekeringsarts, hoe onderscheidt hij zich van de bedrijfsarts? Beiden achten zich deskundig op het gebied van arbeid en gezondheid.



Wijers: ‘Tussen beide beroepsgroepen bestaat een wat kunstmatige scheiding. De verzekeringsartsen komen pas in beeld na negen maanden verzuim of, als het aan de politiek ligt, na een jaar en negen maanden. We moeten toetsen wat de bedrijfsarts heeft gedaan, maar we mogen niet aan overleg doen. In Den Haag is mij de retorisch bedoelde vraag gesteld: “Wat doet het overleg tussen twee soorten artsen nu voor de beperking van de WAO?” Terwijl we juist tijdiger zouden moeten overleggen over de moeilijke gevallen: de mensen van wie het herstel niet vlot conform de verwachtingen, de potentiële WAO’ers. Op het moment dat duidelijk wordt dat iemand niet meer geschikt is voor een functie bij zijn oorspronkelijke werkgever moet je de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige inschakelen - dat kan al na drie maanden. Dat zou goed zijn, want de expertise van de gemiddelde bedrijfsarts betreft nu juist niet primair het complexe en langdurige verzuim.’

De Wet verbetering poortwachter is in het leven geroepen om een vlotte reïntegratie mogelijk te maken. Nu klaagt iedereen over een enorme papierwinkel. Weeffout in de wet?
’We waren er zelf bij en hebben zelf meegewerkt aan de ‘fout’. Het is ook wel begrijpelijk: overleg plegen is er immers niet bij, dus willen we alles - om op zeker te gaan - op papier hebben. Die wet is in de kern goed. De verantwoordelijkheid ligt bij de werkgever en de werknemer en voor de moeilijke gevallen staan de arbodiensten hen bij. Maar er is een denkfout gemaakt: na zes weken verzuim moet de bedrijfsarts uitgebreid gaan opschrijven wat er met een patiënt aan de hand is. Terwijl dat in ongeveer een kwart van de gevallen gewoon duidelijk is: een serieus ziektebeeld dat wat langer duurt dan zes weken. Uitgebreid rapporteren is dan volstrekt onnodig. Er komt een evaluatie van de wet. Zelf zit ik in de betrokken stuurgroep vanuit de filosofie  “beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald”.’

Wat vindt u van het plan om lijsten met diagnosen te maken die geen of juist wel recht geven op een WAO-uitkering? Zal het nog leuk zijn om zo als arts te moeten werken?


’Een voorbeeld: 80 procent van de mensen met een depressie herstelt binnen een jaar, 20 procent raakt ernstig geïnvalideerd. Depressie op een inclusie- of een exclusielijst zetten werkt daarom niet. Dat geldt ook voor andere aandoeningen. Er is een advies geweest van de UWV’s (de instellingen die de WAO uitvoeren, red.) om alleen met negatieve lijsten van diagnoses te werken. Dus met burn-out, surmenage en dergelijke kom je niet meer in de WAO. Tenzij de verzekeringsarts goed kan beargumenteren waarom een cliënt er wél in moet. Ik sta niet te juichen bij zo’n systeem, maar ik kan ermee leven.



Is het nog leuk? Tja, voor een deel was het al minder leuk omdat verzekeringsartsen zich niet meer actief met de reïntegratie mochten bemoeien. Maar nu gaat Den Haag ook nog eens op hun stoel zitten. En ziet niet hoe medicaliserend dat werkt. Oordelen op basis van diagnosen - daar wilden we toch van af? Mijn stelling is: op een gegeven ogenblik heb je niets meer aan statistische gemiddelden over het verloop van een bepaalde ziekte. De essentiële vraag voor een bedrijfs- of verzekeringsarts is: waarom is deze cliënt niet hersteld terwijl de meeste mensen met dezelfde klachten wel herstellen? Klachten zijn vaak slechts het topje van de ijsberg.’

De overheid wil kennelijk dat u uitsluitend rekening houdt met diagnoses van strikt medische aard. De rest valt niet in de categorie ‘echte ziekte’ en komt daarom niet in aanmerking voor een WAO-uitkering.
’Dat is een fout idee. Kijk naar het beeld dat Donner gebruikte bij de presentatie van zijn WAO-rapport: de echte arbeidsongeschikte is iemand die in een rolstoel zit. Maar juist zo iemand kan vaak heel goed werken. Als alleen degenen die naar verwachting vijf of meer jaar blijvend ziek en dus arbeidsongeschikt zijn, in aanmerking komen voor een volledige WAO-uitkering, heb je de WAO feitelijk opgeheven. Dat betreft immers een heel gering percentage. De WAO is dan cosmetisch opgelost, maar je hebt nog niemand gereïntegreerd. Terwijl het de politiek toch ook om arbeidsparticipatie te doen is. Nederland is trouwens helemaal niet ziek. We zijn het meest actieve land in Europa.

Dat kunt u niet menen met bijna een miljoen WAO’ers.
’Alweer fout. We hebben er 790.000. Die andere mensen zitten bijvoorbeeld in de WAJONG, bestemd voor ernstig lichamelijk of geestelijk gehandicapten. Of het zijn zelfstandigen die weer onder een andere regeling vallen. Het is bovendien een dynamisch geheel: na tweeënhalfjaar is de helft weer aan het werk. We gooien iedereen op een hoop. Nee, we hebben helemaal geen één miljoen WAO-ers.’

Er is dus geen nationale schande, zoals dat heet.


’Nee, er is geen schande en ook geen open zenuw. We moeten de WAO beoordelen naar de uitvoering anno 2002. In 1990 is voorspeld dat we 1,1 miljoen WAO-ers zouden hebben in 1998. En hoeveel hadden we er toen? 720.000! De beeldvorming klopt niet, we staan te snel met ons oordeel klaar. We zien iemand in de winkel of aan het werk in zijn tuin en denken: hoe kan dat nu, die heeft toch een WAO-uitkering? Wat we niet zien, is de pijn en de moeite die het kost om dat werk te doen, dat zo’n patiënt zijn huis maar een keer per week verlaat.



De laatste tijd zien wij in de spreekkamer vooral machteloosheid. De meeste cliënten willen helemaal niet buiten de maatschappij staan. Den Haag echter heeft soms niet anders dan alleen de money-driven, calculerende burger voor ogen. De WAO-uitkering is echter geen vetpot; van aanzuigende werking kan geen sprake zijn.



Dat betekent niet dat alles koek en ei is. Er bestaan nog steeds, vooral bij de overheid en in de onderwijssector, goudomrande regelingen die maken dat je er weinig op achteruit gaat als je geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt. Zulke regelingen houden de beeldvorming over een hele groep in stand.’

Maar alvorens iemand een dergelijke goudomrande regeling verwerft, moet hij toch langs de verzekeringsarts?
’Nee, die regelingen staan los van het verzekeringsgeneeskundig oordeel. De CAO’s pakken wat hoogte en duur van de uitkering betreft gewoon gunstiger uit dan in het bedrijfsleven.’

Hebben de bedrijfsartsen en de verzekeringsartsen te weinig invloed uitgeoefend op het overheidsbeleid?
’We hebben ons inderdaad te lang en te veel teruggetrokken op ons vermeende eigen gelijk in de spreekkamer. Nu ik vaker in Den Haag kom, kan ik de beeldvorming wat bijstellen. Maar het is bijna te laat. Bijna hadden we de WAO opgegeven, waren we weer gaan spreken over een risque professionel (alleen mensen met aandoeningen die oorzakelijk verband houden met het werk, komen in aanmerking voor een uitkering, red.). Dat zou alleen maar leiden tot eindeloze beroepszaken, medicalisering en vooral heel veel aandacht voor de claim, en nauwelijks voor het vraagstuk van de reïntegratie in het arbeidsproces.’

Er gaan stemmen op om de uitkomsten van het keuringsbeleid van verzekeringsartsen onderling te vergelijken.
’We hebben nu de instrumenten om te vergelijken hoe de ene arts het doet ten opzichte van de andere. Kwaliteitsborging is, vind ik, buitengewoon belangrijk. Uiteraard moeten we streven naar een eenduidige manier van kijken naar dezelfde gevallen.’

Wat is het belang van aansluiting bij de KNMG?
’Ten eerste opent de KNMG deuren in politiek Den Haag. Dat is belangrijk voor ons. Ten tweede kan het de beeldvorming over mijn beroepsgroep ten goede komen. Er moet minder vrees zijn om  informatie uit te wisselen met de verzekeringsarts. En, last but not least: wij hebben veel kennis van moeilijk te objectiveren, onbegrepen klachten. Je moet die klachten respecteren ook al ontbreekt er een goede medisch-biologische verklaring. Wij hebben ervaring in het omgaan met deze patiënten en kunnen in dat opzicht inhoudelijk een zinvolle toevoeging bieden aan de bestaande kennis en ervaring, bijvoorbeeld bij het opstellen van gezamenlijke richtlijnen.’

Brieven

Ik ben werkzaam bij een grote zorginstelling in het oosten van het land. Met een populatie van zo’n 6000 mensen zijn er geregeld momenten dat je als bedrijfsarts wilt overleggen met de UWV. Het blijkt in de praktijk zeer moeizaam.

Ten einde hierin verbetering te brengen heb ik een uitnodiging gestuurd naar de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van de UWV. Na aandringen heb ik een gesprek gehad. Nadien bleken de contacten nog moeizaam te verlopen. Dit bleek te berusten op het feit dat er geen contact mag zijn tussen UWV en Arbodiensten.

Samen met de HR manager van het ziekenhuis is vervolgens een gesprek aangevraagd met de directie van UVW. Hierin werd ijskoud gesteld: een UWV een toetsende functie naar Arbodiensten heeft en overleg daarin speelt geen rol. De UWV komt pas in beeld aan het einde van het eerste ziektejaar. Exit. Dat het anders kan bewijst het GAK te Arnhem, wat aangeeft dat er bij de UVW afdelingen erg verschillend gewerkt wordt. Hier liggen dus problemen.

In het artikel wordt wel zijdelings aangegeven dat de UVW geen overleg mag hebben maar dat is wel de basis geweest de laatste jaren waarom er geen overleg heeft plaats gevonden.

Hopelijk gaan we met de verzekeringsartsen de zelfde weg op als met de huisartsen: zinvol overleg en wat mij betreft vanuit de gedachte van disease management en niet vanuit het eigen hokjes denken.

R.B.J.Klop, bedrijfsarts in opleiding

Doetinchem, januari 2003 

interview KNMG depressie
  • Henk Maassen

    Henk Maassen is sinds 1999 journalist bij Medisch Contact, met speciale belangstelling voor psychiatrie en neurowetenschappen, sociale geneeskunde en economie van de gezondheidszorg. Hij stelt wekelijks de Media & Cultuur-pagina’s samen.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.