Laatste nieuws
D.W. Erkelens
5 minuten leestijd

artseneed aan herziening toe

Plaats een reactie

Wettelijke verantwoordelijkheid

Het afleggen van de artseneed is natuurlijk een plechtig moment en het geeft de voorzitter van de artsexamencommissie de gelegenheid in een korte toespraak vooruit te zien naar een beroepsuitoefening met deskundigheid, professionele vaardigheid, integriteit en hoge ethische opvattingen.
Het uitgesprokene zelf is echter een taalkundig monstrum, mist de essentiële kenmerken van de oorspronkelijke eed van Hippocrates,* legt een onevenredige nadruk op de geheimhoudingsplicht en de legale mogelijkheden om daaraan te ontkomen, en sluit in het geheel niet aan bij de bestaande wetgeving.

Niet verplicht

Verrassend genoeg staat nergens in de wet dat het verplicht is de eed af te leggen om het artsendiploma te verkrijgen.


Wat moet je dan wel doen? Artikel 18 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG, 1977) zegt dat iemand een getuigschrift moet hebben waaruit blijkt dat hij of zij voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde opleidingseisen. Deze staan omschreven in het Raamplan opleidingseisen en zijn in 1997 in het Staatsblad gepubliceerd. Het raamplan omschrijft op een unieke en gedurfde wijze wat een arts moet kunnen en hoe zijn houding moet zijn, en het bevat een gedetailleerde kennislijst. Het gaat hier echter alleen om eisen voor de opleiding; het getuigschrift (uit hoofdstuk 7 WHW; Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, 1992) vraagt louter het voltooid hebben van een kwantitatieve studielast, te weten 252 studiepunten. Zelfs de Europese richtlijn (1975 en 1993) vermeldt niet dat het afleggen van een eed nodig is om arts te worden.


Als de eed niet verplicht is, is het zich eraan houden ook niet in rechte afdwingbaar. Het zou wellicht verstandiger zijn om elementen uit de huidige Nederlandse wetgeving in de eed op te nemen, deze verplicht aan de Nederlandse universiteiten te laten uitspreken en per inspectie toezicht te houden op de naleving ervan. Dit zou in ieder geval de medisch student motiveren degelijk kennis te nemen van de wettelijke regels waarmee hij straks te maken krijgt. Nu is het zo dat bij het afleggen van de eed de wet eigenlijk voor het eerst ter sprake komt.

Toepasselijke aspecten

Alvorens een nieuwe artseneed op te stellen moet worden bekeken welke elementen van wetgeving van toepassing zijn op de beroepsuitoefening van de medicus en in dus de eed moeten worden opgenomen.


De reeds genoemde Wet BIG regelt de registratie en is de opvolger van de Wet op de Uitoefening van de Geneeskunst uit 1865. Het stelsel van bescherming van het medische beroep is in wezen afgeschaft en de uitoefening van de geneeskunst vrijgelaten. Iedereen mag alles, met uitzondering van een aantal voorbehouden handelingen.


Er is een register van artsen en zeven andere beroepen, de titel van arts is beschermd en in artikel 36 staan de dertien handelingen tot welke de arts is bevoegd ze uit te voeren. Die handelingen zijn niet zozeer geneeskundig als wel heel- en verloskundig. Merkwaardigerwijs zijn handelingen die het wezen van de geneeskunst vormen, namelijk het opnemen van de anamnese, het doen van lichamelijk onderzoek, het laten verrichten van ander onderzoek en het geven van voorschriften of advies, niet voorbehouden.


Voor deze categorie handelingen moeten we bij een andere wet zijn: de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO, 1995). Hierin staat de verhouding tussen arts en patiënt omschreven als een overeenkomst tussen twee gelijkwaardige partijen volgens burgerlijk recht. Het is geen registratiewet. Aspecten van informatieplicht, dossierplicht, toestemmingsvereiste, het recht op privacy, geheimhoudingsplicht, het recht van de patiënt om ‘niet te weten’ en het vernietigingsrecht komen uitgebreid en zorgvuldig aan de orde.

Goed hulpverlener

Zouden deze plichten en rechten al niet misstaan in een moderne Nederlandse eed van Hippocrates, dan geldt dat zeker voor artikel 453 (BW boek 7, titel 7, afd. 5): ‘De hulpverlener moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en handelt daarmee in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard.’ Niet gedefinieerd is wat een goed hulpverlener is, welke precies de verantwoordelijkheid is, en hoe de professionele standaard er uitziet. En dat is maar goed ook, want het zijn dynamische begrippen die per situatie en persoon verschillen en ruimte moeten laten voor op het geval toegesneden explicatie.


Ook het uitschrijven van recepten is niet in de Wet BIG te vinden. Daarvoor moeten we bij de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening zijn.


Dan zijn er nog twee wettelijke aspecten, beide actueel en controversieel, die in een moderne eed zouden moeten voorkomen: wetenschappelijk onderzoek en handelingen omtrent het levenseinde. Voor wetenschappelijk onderzoek is er de Wet medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO, 1999). Deze wet beschermt de proefpersoon en beoogt ervoor te zorgen dat de medicus-onderzoeker handelt volgens de richtlijnen van good clinical practice.


Wat betreft de wetgeving rond het levenseinde is er het Wetboek van Strafrecht dat de strafbaarheid beschrijft van levensbeëindiging op verzoek (art. 293) en van hulp bij zelfdoding (art. 294). Bij deze artikelen komt een strafuitsluitingsgrond die zegt dat de arts niet langer strafbaar is als hij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen welke zijn opgenomen in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Compilatie
Een nieuwe eed zou, als een compilatie van de bestaande eed, de oorspronkelijke eed en de in Nederland geldende wettelijke bepalingen, als volgt kunnen luiden:

‘Ik zweer (of ik beloof)


- dat ik de genees-, heel- en verloskunst naar mijn beste weten en vermogen zal uitoefenen, dat ik de zorg van een goed hulpverlener in acht zal nemen, handelend in overeenstemming met de op mij rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor artsen geldende professionele standaard;


- dat ik bij al mijn handelingen op het gebied der geneeskunst, het onderzoek en het geven van raad daaronder begrepen, degene die mijn hulp vraagt goed zal informeren - tenzij hij geen inlichtingen wil ontvangen - zijn toestemming zal verkrijgen voor onderzoek en behandeling, alles deugdelijk schriftelijk zal vastleggen en aan hem ter inzage zal geven, geheim zal houden wat aan mij is toevertrouwd of ter kennis gekomen - tenzij hij voor bekendgeving toestemming geeft of het bij of krachtens wet bepaalde daartoe verplicht;


- dat ik mijn voorschriften zal geven en mijn handelingen verrichten ten nutte van de zieke zonder hem schade te doen;


- dat ik zijn opvattingen over het leven en over nieuw leven zal respecteren en dat ik hem, zo hij dat wenst, een ondraaglijk en uitzichtloos lijden zal besparen;


- dat ik mijn leermeester hoog zal achten en de door mij vergaarde kennis, zo gevraagd, zal overdragen;


- dat ik bij wetenschappelijk onderzoek betrokken patiënten en proefpersonen volgens de regels der kunst zal benaderen, hen goed zal informeren, de eventuele nadelen van het deelnemen aan onderzoek goed zal afwegen tegen de voordelen en hen degelijk tegen de risico’s zal doen verzekeren;


- dat ik mij voor het verrichten van heel- en verloskundige handelingen die aan artsen zijn voorbehouden in de daartoe geldende registers zal doen opnemen;


- dat ik het mij toekomende loon en de mij verschuldigde eer zal aanvaarden niet dan nadat ik de hiervoor genoemde zaken zorgvuldig in acht heb genomen.

Aanspreekbaar

Wil men de arts later kunnen aanspreken op het goed naleven van de eed, moet hij als student reeds worden voorbereid op de inhoud daarvan. Het afleggen van de eed is dan niet langer slechts een ceremoniële aangelegenheid.


Het is zinvol dat er een nadere omschrijving komt van de professionele standaard en dat de éducation permanente zich niet alleen richt op kennis en vaardigheid, maar ook op wettelijke verantwoordelijkheden.  <<

prof. dr. D.W. Erkelens,


hoogleraar interne geneeskunde, Universiteit Utrecht



Correspondentieadres:

z.homsma@digd.azu.nl

 

De eed van Hippocrates.doc  Dit document bevat de oorspronkelijke tekst van de Eed van Hippocrates.

 

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.