Laatste nieuws
Wouter de Ruijter
5 minuten leestijd
werk en inkomen

Arbeidsongeschikt na covid: de ene uitkering is de andere niet

Hoe rechtvaardig is de WIA eigenlijk?

6 reacties
Getty Images
Getty Images

Van twee zorgmedewerkers met een identieke ziektegeschiedenis na covid krijgt de één een arbeidsongeschiktheidsuitkering en belandt de ander in de bijstand. Hoe zit dat?

In november van dit jaar liet het UWV weten dat in de eerste negen maanden van 2022 1239 mensen met als hoofddiagnose het postcovid­syndroom, door uitvoeringsorganisatie UWV waren beoordeeld in het kader van hun aanvraag voor een WIA-­uitkering (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen).

Van hen werd 16 procent minder dan 35 procent arbeidsongeschikt bevonden: zij kregen géén WIA-uitkering. Een kwart (25%) kreeg een WIA-uitkering op basis van gedeelte­lijke arbeidsongeschiktheid (35-80%), en 59 procent werd als volledig arbeidsongeschikt beschouwd (80-100%). Van de totale groep werd 9 procent niet alleen volledig, maar ook blijvend (‘duurzaam’) arbeidsongeschikt verklaard: zij kregen een zogenaamde IVA-uitkering (Inkomens­voorziening Volledig Arbeidsongeschikten).

Veel artsen, ongeacht hun achtergrond en eventuele specialisatie, zetten vraagtekens bij deze grote diversiteit aan uitkomsten bij ‘hun’ patiënten: hoe kan het dat hetzelfde ziektebeeld, met dezelfde mate van klachten en functionele beperkingen, zulke verschillen in uitkomsten oplevert bij de WIA-beoordeling? De volgende twee voorbeelden kunnen hopelijk duidelijk maken waar deze verschillen vandaan komen.

Patiënt A

Mevrouw A, 37 jaar, werkte tot mei 2020 als ‘jonge klare’ specialist (32 uur per week) in een academisch ziekenhuis. In mei maakte zij een acute covidinfectie door met klassieke klachten, waar zij twee weken flink ziek van was, maar zonder ziekenhuisopname. In overleg met de bedrijfsarts kon zij na zes weken starten met hervatten. Na vier weken viel zij echter opnieuw volledig uit: zij was ernstig vermoeid, klaagde over aanhoudende hoofd-, keel- en spierpijn en rapporteerde daarnaast flinke geheugen- en concentratieproblemen. Daarnaast was zij zeer gevoelig voor omgevingsprikkels. Elke fysieke of mentale inspanning, ook in haar privésituatie, leidde tot een verslechtering. Diverse verwijzingen en een lang revalidatietraject volgden. Na 22 maanden kon zij per dag maximaal vier uur enkele aangepaste (administratieve) werkzaamheden verrichten, hetgeen geen feitelijke loonwaarde vertegenwoordigde. Ook hervatting in passende, lichtere werkzaamheden bij een andere werk­gever bleek niet realistisch. De WIA-beoordeling vond plaats in maand 23; patiënte stond inmiddels op de wachtlijst voor een tweede revalidatietraject. De verzekeringsarts gaf in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) uitgebreid beperkingen aan in het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke belasting en de duurbelasting (‘maximaal halve dagen = 20 uur per week’). Na arbeids­deskundige analyse werd het arbeidsongeschiktheids­percentage op 92 procent
(‘80-100%’) gesteld. Mevrouw A. was daarmee volledig arbeidsongeschikt en kreeg een WIA-uitkering van 70 procent van het laatstverdiende loon. Haar werkgever besloot over te gaan tot ontslag.

Patiënt B

Mevrouw B, 37 jaar, werkte tot mei 2020 als voedingsassistente (32 uur per week) in hetzelfde ziekenhuis. In mei maakte ook zij een acute covidinfectie door met klassieke klachten, waar zij twee weken flink ziek van was, maar eveneens zonder ziekenhuisopname. Revalidatie, beloop van de klachten en ervaren belemmeringen waren exact gelijk aan die van mevrouw A. Na arbeidsdeskundige analyse werd haar arbeidsongeschiktheidspercentage echter op 34 procent (‘<35%’) gesteld. Mevrouw B kreeg (dus) géén WIA-uitkering. Ook zij werd ontslagen. Na nog enkele maanden WW-uitkering, moest zij zich tot de gemeente wenden voor een bijstandsuitkering.

Twee patiënten, beiden een onbetwiste diagnose ‘postcovidsyndroom’, beiden dezelfde klachten en functionele beperkingen toen zij zich aan de WIA-poort meldden, maar toch een groot verschil in uitkomst van de beoordeling: dat vraagt om een toelichting.

Het criterium bij de WIA-beoordeling is het verlies aan ver­diencapaciteit

Verdiencapaciteit

Het allesbepalende criterium bij de WIA-beoordeling is niet de mate van ziek zijn of de ernst van de beperkingen, maar het verlies aan ver­diencapaciteit. De leidende gedachte achter deze werknemersverzekering is immers dat zij een geldelijke compensatie dient te bieden voor de concrete inkomstenderving op basis van ziekte en/of gebrek. Wat er hier dus is gebeurd, is het volgende. Mevrouw A had een hoog salaris, passend bij haar hoge opleiding, PhD-status, enzovoort. Op grond van de aangegeven beperkingen bij de WIA-beoordeling was zij ongeschikt voor haar eigen werk, maar werd geacht nog wel twintig uur per week eenvoudige, mentaal en fysiek niet-belastende werkzaamheden te vervullen. Hiermee kon zij echter slechts iets meer dan het minimumloon verdienen. Dat maakte dat haar verlies aan verdiencapaciteit groot was: >80 procent. Mevrouw B daarentegen werkte oorspronkelijk al tegen een salaris dat niet veel hoger was dan het minimumloon. Ook zij werd daarvoor arbeidsongeschikt geacht. Met dezelfde eenvoudige en lichte werkzaam­heden waarvoor zij (net als mevrouw A) arbeidsgeschikt werd geacht, verdiende zij echter niet veel minder dan in haar oorspronkelijke eigen werk: slechts 34 procent minder. En dus kreeg zij géén WIA-uitkering.

Zo kan het dus gebeuren dat de WIA-beoordeling van twee patiënten met exact dezelfde aandoening en exact dezelfde restmogelijkheden en beperkingen zo heel verschillend uitpakt. Anders geformuleerd: hoe hoger het oorspronkelijke salaris, hoe groter de kans dat de betrokkene na de WIA-beoordeling een WIA-uitkering krijgt, en hoe groter de kans op ‘volledige arbeidsongeschiktheid’. Zo heeft de wetgever het nu eenmaal in de wet vastgelegd, en zo voert UWV die wet uit. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor het postcovidsyndroom, maar ook voor alle andere ziektebeelden.

Rechtvaardig?

Beide beoordelingen zijn dus in overeenstemming met de WIA, maar is het verschil in uitkomst ook rechtvaardig? Men zou kunnen ­betogen dat de hoger opgeleide, veel verdienende werknemer maandelijks nu eenmaal ook meer premie heeft ingelegd dan de weinig verdienende werknemer. Dat is een feit en vertaalt zich onder andere in een hogere uitkering: 70 procent van ‘veel’ is nu eenmaal meer dan 70 procent van ‘weinig’. Maar rechtvaardigt dit dan ook het grote verschil in toegang tot een dergelijke WIA-uitkering? Moeten gelijke ­monniken niet gelijk worden behandeld?

Zelf vind ik wel wat van dit verschil in beoordeling, en u allen wellicht ook. Maar de wetgever heeft nu eenmaal besloten de arbeidsongeschiktheidswetgeving zo te regelen. Dit alles met instemming van de Tweede en Eerste Kamer. Dan weet u ook bij welk loket u zich moet ­melden met eventuele kritiek op deze regeling, als u het daarmee oneens bent.

Maar als u het mij vraagt is de basale rechtvaardigheidsvraag die ik hierboven opwerp niet het enige probleem waar Nederland in de (uitvoering van) de arbeidsongeschiktheidswetgeving mee kampt. De olietanker van de arbeidsongeschiktheidsuitvoering ligt al jaren op ramkoers, en ‘de kapitein verschuilt zich in zijn hut’. Alleen al daarom verdient het aanbeveling om nu voortvarend, zowel op politiek als wetgevings­niveau, concrete stappen te zetten richting een ‘aardverschuivende’ ingreep in deze sociale zekerheid. Ik denk daarbij dat bijvoorbeeld het concept van het ‘basisinkomen voor iedereen’ een grondige overweging verdient. Daar zou Nederland wat mij betreft in elk geval ook een stukje ‘eerlijker’ van worden. 

auteur

Wouter de Ruijter, verzekeringsarts UWV

contact

wouter.deruijter@uwv.nl

cc: redactie@medischcontact.nl

Lees ook:
werk en inkomen postcovidsyndroom
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • M. Ouwens

    Verzekeringsarts en bedrijfsarts

    Zó geweldig voordelig voor mensen met een hoog salaris is de WIA nu ook weer niet. Collega De Ruijter vergeet bijvoorbeeld de bovengrens van het verzekerde inkomen. Momenteel ca €5000 bruto per maand. Bij volledige arbeidsongeschiktheid bedraagt de u...itkering daar 70% van. Genoemde "jonge klare" kan dus van €7500 naar €3500 bruto terug vallen.
    Beste preventie van al deze ellende blijft natuurlijk voorkomen dat dit achterhoedegevecht over de arbeidsongeschiktheiduitkering nodig is. Hoe die toekenning dan ook geregeld moge zijn.

    • P.L. Ganani-Allis

      verzekeringsarts, Rotterdam

      De hoger verdienende arts kan echter wel zichzelf verzekeren voor het verschil tussen het eigen dagloon en het maximale dagloon. Daarbij wordt er over het meerdere ook geen WIA premie afgedragen.

      • M. Ouwens

        Verzekeringsarts, bedrijfsarts

        Dat bijverzekeren kan lang niet iedere persoon met een hoger loon. Met het bekende vlekje is het lastig verzekeren.

        • M. de Mazliah-de Vries

          Verzekeringsarts, Amsterdam

          Niet als dat ‘collectief’ gebeurt. Veel (grotere) werkgevers dekken dit risico voor hun beter verdienende werknemers af met een WIA-excedentverzekering (naast een WIA-hiaatverzekering), of geven daar bij aanvang dienstverband in elk geval de optie t...oe.

          • M. Ouwens

            Verzekeringsarts en bedrijfsarts

            Ook hier, lang niet alle werkgevers doen dit. Er zijn ook onder mensen met hogere inkomens genoeg pechvogels die een dergelijke aanvullende verzekering niet kunnen hebben.

  • F.J. Perquin

    Verzekeringsarts, Meppel

    U noemt bij u afweging of dit rechtvaardig is dat de meer verdienende nu eenmaal meer premie heeft ingelegd. Maar dit is niet het meest relevant. De beoordeling is gebaseerd op wat iemand nog wel kan. Dat was een bewuste keuze bij de invoering van de... WIA. En als er dan geen of weinig inkomensachteruitgang is, dan ook geen uitkering. De schade in vermogen tot verwerven van inkomen is immers verzekerd. Het verlies van verdiencapaciteit. Dus ook als iemand met ander werk nog wel (bijna) hetzelfde kan verdienen als voorheen is het rechtvaardig om een uitkering toe te kennen? Het gaat niet om het verschil in inkomen of hoe ziek je bent, maar de omvang van de individuele schade is bepalend. En als je meer verdient kan de schade ook (veel) groter zijn. Dit miste ik in uw column.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.