Laatste nieuws
Frans Meulenberg
3 minuten leestijd
Ziektebeelden

Als de jaren tellen

Plaats een reactie

Onsterfelijkheid was lang uitsluitend het domein van fantasten zoals romanschrijvers en dichters. Doordat het onbereikbaar was, bleef de fascinatie bestaan. Elke fascinatie heeft een januskop. Aan de ene kant is de gedachte aan onsterfelijkheid weerzinwekkend (zie de beschrijving van de intens lelijke en onsterfelijke ‘struldbrugs’ - een klein volk dat overigens sterfelijke kinderen baart - in Gulliver’s Travels van Jonathan Swift). Van de andere kant blijft onsterfelijkheid ook een soort droombeeld: ‘Het enige een diefstal waard (...) de Onsterfelijkheid’, aldus de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson. In een van haar brieven vatte zij de ambigue houding tegenover onsterfelijkheid samen in de woorden: ‘De Gevaren van Onsterfelijkheid zijn misschien haar Betovering.’

Afgezien van fictieschrijvers zullen slechts weinig mensen belangstelling hebben gehad voor het thema ‘onsterfelijkheid’. En zeker de gemiddelde burger niet. Leven bestond eeuwenlang uit hard werken en vroeg sterven. Oud worden was ongekend. In het bijzonder fraaie gedicht ‘Het korte leven van onze voorouders’ zegt de Poolse Nobelprijswinnar Wislawa Szymborska het als volgt:

‘Slechts weinigen haalden de dertig.


De ouderdom was het privilege van stenen en bomen.


Een kindertijd duurde even kort als een wolvenjeugd.


Men moest voortmaken, het leven leven


voor de zon zou ondergaan,


voor de eerste sneeuw zou vallen.’

(....)

‘Ze telden hun jaren overigens niet.


Ze telden hun netten, potten, hutten, bijlen.


De tijd, zo royaal voor elk sterretje aan de hemel,


stak naar hen een bijna lege hand uit


en trok deze snel terug, alsof hij het berouwde.


Nog een stap, nog twee stappen


langs de glinsterende rivier


die aanstroomde uit het duister en in het duister vervloog.

Er was geen ogenblik te verliezen, er waren geen vragen


die uitstel duldden, niets openbaarde zich later,


als het niet tijdig werd ervaren.


De wijsheid kon niet wachten tot ze grijze haren kreeg.


Ze moest helderzien, voor ze helder kon zien,


en elke stem horen alvorens hij weerklonk.

Goed en kwaad -


Ze wisten er niet veel van, maar alles:


triomfeert het kwaad, dan smelt het goede;


wanneer het goede zich openbaart, wacht het kwaad


 ‘t verborgene.


Het een noch het ander is te overwinnen


of onherroepelijk op afstand te houden.


Daarom bezit de vreugde altijd een zweem van angst,


ontbreekt het bij vertwijfeling nooit aan stille hoop.


Ook al is het leven lang, het zal altijd kort zijn.


Te kort om er iets aan toe te voegen.’

De wens tot levensverlenging is de bakermat van de geneeskunde. Nog steeds neemt de levensverwachting toe. Ziekte en overlijden doen zich steeds later in het leven voor. Dus een nog langer én gezonder leven ligt in het verschiet. Zo speuren wetenschappers naar genetische factoren die de levensduur beïnvloeden (de maximale levensverwachting wordt, op basis van onze erfelijke opmaak, geschat op ongeveer 120 jaar). Maar wat zijn de gevolgen van een toename van levensduur voor de persoonlijke identiteit en de beleving van ‘tijd’? Is iemand van zestig jaar straks ‘van middelbare leeftijd’? Bestaat er dan nog wel een onderscheid tussen ouderdomsziekten en normale veroudering? Ligt onsterfelijkheid binnen handbereik? Waar eindigt de roep om levensverlenging? Welke betekenis kennen mensen toe aan het verlangen - de wens - om langer te leven? Heeft men een duidelijk idee over de inhoud van deze eventueel toegevoegde jaren: werken tot 100 jaar en dan 40 jaar pensioen? Of blijft dit eigenlijk oningevuld en reflecteert deze onsterfelijkheidswens veeleer een afkeer van of angst voor de dood. Dat zou een negatieve keus zijn!
Van alle miljoenen die aan gentechnologisch onderzoek worden uitgegeven, zou op zijn minst een fiks aantal grijpstuivers moeten worden besteed aan nader onderzoek naar dit soort filosofische en ethische vraagstukken. In mijn ogen beschrijft Szymborska in haar gedicht het schuren van het mogelijke - qua technologie - langs het wenselijke - het menselijke aspect. Zij is in haar slotwoorden, zoals in al haar werk, zachtmoedig sceptisch. Haar gedicht is een roep om bescheidenheid, nuchterheid en menselijkheid. Want het leven blijft altijd te kort, zelfs als wij onsterfelijk zouden zijn. n

Frans Meulenberg,
onderzoeker aan de afdeling Medische Ethiek, Erasmus MC Rotterdam

 

Onsterfelijkheid binnen handbereik?

Ziektebeelden
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.