Advocaat gewaarschuwd vanwege intimiderende brief aan arts

Een advocaat die eerder bot ving in een tuchtzaak die hij aanspande tegen een verzekeringsarts, heeft nu zelf een waarschuwing gekregen van de Raad van Discipline (het tuchtcollege voor advocaten) over een passage in een brief die hij de arts van het UWV stuurde.

In november 2013 rapporteerde de verzekeringsarts over de inzetbaarheid van de op dat moment 26-jarige dochter van de advocaat. Zij leed aan anorexia nervosa en had zich ziek gemeld in verband met psychische problemen die gepaard gingen met de eetproblematiek. De arts adviseerde een halvering van de werkweek, maar stelde de prognose dat er binnen een jaar een redelijk tot goede kans op verbetering zou zijn door natuurlijk herstel en/of een adequate behandeling.

De vader van de vrouw schreef daarop als advocaat van zijn dochter een brief aan de verzekeringsarts waarin hij de prognose bestreed. Daarin stond deze passage: ‘Ik treed voor haar op als advocaat, maar verliest u niet uit het oog dat mijn hoedanigheid van vader nogal meeweegt en die combinatie kan uiterst onaangenaam uitpakken; met name indien mijn dochter van uw benadering schade (of erger) ondervindt.’

Ook diende hij in oktober 2014 bij het regionaal tuchtcollege een klacht in tegen de arts. Hij stelde daarin dat de arts de situatie van  zijn dochter volkomen verkeerd inschatte en dat zijn oordeel tot grote en onaanvaardbare risico’s leidden in verband met mogelijke suïcidaliteit. Het regionaal tuchtcollege wees de klacht van de advocaat echter af. Het beroep bij het Centraal Tuchtcollege werd later door de vader zelf weer ingetrokken.

De verzekeringsarts diende vervolgens in november 2016 een klacht over de advocaat in bij de Orde van Advocaten. Die behelsde onder meer dat de advocaat zijn dochter als advocaat vertegenwoordigde. De Raad van Discipline heeft deze klacht onontvankelijk verklaard. Ook vond de arts dat de advocaat zich onnodig intimiderend heeft uitgelaten. Advocaten hebben een grote mate van vrijheid in de wijze waarop zij de belangen van cliënten behartigen, oordeelt de Raad van Discipline. Maar zij moeten zich onthouden van middelen die op zichzelf ongeoorloofd zijn of die, zonder noemenswaardig voordeel voor de cliënt, onevenredig nadeel aan de tegenpartij toebrengen. Ook de Raad vindt de brief van de advocaat onnodig intimiderend en stelt dat zijn emotionele betrokkenheid bij de zaak hem geen vrijbrief geeft dergelijke uitlatingen aan een wederpartij te doen. Hij had zich ervan bewust moeten zijn dat hij handelde als advocaat en niet als vader.

Hoewel de arts een maatregel niet nodig vond, krijgt de advocaat toch een waarschuwing. Ook moet hij de proceskosten van 1000 euro betalen.