Abortusartsen terughoudend over uitbreiding rol huisarts

Er moet niet lichtvaardig aan de abortuswet getornd worden. Dat stelt het Nederlands Genootschap van Abortusartsen (NGvA) in reactie op het voornemen van het kabinet om huisartsen meer ruimte voor medicamenteuze zwangerschapsafbrekingen te geven.

De beroepsvereniging heeft geen principiële bezwaren, maar vindt dat eerst degelijk onderzocht zou moeten worden of vrouwen hier wel behoefte aan hebben. Ook is volgens de NGvA onduidelijk wat huisartsen hiervan vinden.

Minister Edith Schippers (VWS) kondigde in december aan dat ze huisartsen graag een grotere rol ziet hebben bij de begeleiding van ongewenst zwangere vrouwen. Vervolgens maakten ministers Edith Schippers (VWS) en Stef Blok (Veiligheid en Justitie) begin deze maand bekend de Wet afbreking zwangerschap (Waz) aan te willen passen, waardoor huisartsen een vergunning kunnen aanvragen om zwangerschappen met behulp van medicatie te onderbreken. Zo krijgen vrouwen meer keuze: gaan ze naar een abortuskliniek of ziekenhuis, of naar een huisarts.

Huisartsen mogen nu al een zogenaamde overtijdbehandeling uitvoeren, die niet onder de Waz valt. Die houdt in dat ze een abortuspil mogen voorschrijven aan vrouwen die maximaal zes weken en twee dagen zwanger zijn. Met een vergunning zouden huisartsen langer abortusmedicatie mogen voorschrijven, namelijk pillen die tot negen weken na de eerste dag van de laatste menstruatie kunnen worden geslikt. Dat is de farmacologische grens van de toepassing van abortuspillen.

Abortus met behulp van instrumenten blijft voorbehouden aan abortusklinieken en ziekenhuizen. Huisartsen die geen behoefte hebben aan een grotere rol bij zwangerschapsafbreking, kunnen ervoor kiezen die vergunning niet aan te vragen.

Tegelijkertijd willen de ministers de overtijdbehandeling, dus tot zes weken en twee dagen, met de wijziging onder de Waz brengen. De zeswekengrens is namelijk verouderd en in de praktijk kunstmatig volgens de ministers; het onderscheid stamt nog uit de tijd dat een zwangerschap in die periode nog niet met zekerheid vast te stellen was, maar het gaat om eenzelfde behandeling. Door ook deze overtijdbehandeling onder de Waz te brengen, moeten zowel huisartsen als klinieken en ziekenhuizen deze vroege behandelingen registreren bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

De Raad van State heeft, in zijn adviseursrol, de voorgenomen wetswijziging bekritiseerd. De adviesraad ziet onvoldoende reden om de huidige abortuspraktijk te wijzigen.