Laatste nieuws

Hoge babysterfte niet door thuisbevalling

9 reacties

Geen premature conclusies trekken over hoge perinatale sterfte

De relatief hoge perinatale sterfte in Nederland is zorgelijk. Sommigen stellen de thuisbevalling hiervoor verantwoordelijk. Een analyse van geboortecijfers wijst echter anders uit.


Wat wisten we al?

  • Nederland heeft een hoge perinatale sterfte in vergelijking met andere
    Europese landen.
  • Nederland is het enige westerse land waar op grote schaal thuisbevallingen plaatsvinden.
  • Uit eerder onderzoek van deze auteurs bleek dat de perinatale sterfte even hoog is bij vrouwen met geplande thuisbevallingen als bij vrouwen met geplande ziekenhuisbevallingen.
  • Critici zeiden dat deze groepen vrouwen niet vergelijkbaar waren, waardoor de thuisbevalling er te rooskleurig uitkwam.

Wat is nieuw?

  • ln een subgroep van het eerdere onderzoek van vrouwen met een laag risico is er ook geen verschil meetbaar tussen vrouwen die hun bevalling thuis hadden gepland of in het ziekenhuis. De uitkomsten op sterfte, neonatale ic-opname of apgarscore lager dan 7 na 5 minuten waren gelijk.
  • Een geplande bevalling thuis gaf daarnaast een significant lagere kans op een keizersnede of een vaginale kunstverlossing ten opzichte van een geplande poliklinische bevalling.


Nederland heeft in vergelijking met andere Europese landen een hoge perinatale sterfte. De politiek en het veld vinden deze slechte Nederlands positie
onacceptabel en hebben maatregelen ter verbetering aangekondigd. Inmiddels heeft de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte advies uitgebracht aan de minister van VWS en is ZonMw begonnen met het definiëren van een onderzoeksagenda. Deze agenda is gebaseerd op een inventarisatie door het Erasmus MC van kennishiaten in het Nederlandse systeem van verloskundige zorg, en op de wetenschapsagenda’s van de beroepsgroepen.

Een van de items die daarbij steeds weer ter discussie staat, is de thuisbevalling. Omdat Nederland het enige westerse land is waar de thuisbevalling op grote schaal plaatsvindt, en omdat de perinatale sterfte in Nederland relatief hoog is, wordt bij het zoeken naar verklaringen voor de hoge sterfte regelmatig de thuisbevalling als een van de belangrijke oorzaken aangewezen. Het is de vraag of dat terecht is.

Risicoprofiel

Vorig jaar publiceerden wij in British Journal of Obstetrics and Gynaecology een analyse van de Nederlandse geboortecijfers in de periode 2000-2006.1 Wij vergeleken uitkomsten van de eerstelijnsbevalling bij vrouwen die ervoor hadden gekozen om thuis te bevallen met die van vrouwen die kozen voor een zogenaamde poliklinische bevalling, een bevalling in het ziekenhuis onder leiding van een verloskundige. Wij vonden geen verschillen in perinatale sterfte tussen vrouwen die aan het begin van de bevalling de intentie hadden thuis te bevallen en vrouwen die de intentie hadden met de verloskundige in het ziekenhuis te bevallen.

Gynaecoloog in opleiding Manders en collega’s concludeerden vorig jaar in Medisch Contact dat vrouwen die tijdens een thuisbevalling toch naar het ziekenhuis moeten, daar relatief veel nadeel van ondervinden.2 Ze hadden meer behoefte aan pijnstilling, kregen vaker een kunstverlossing en waren het minst tevreden over hun bevalling. Meer recentelijk werd ons artikel bekritiseerd, omdat de groepen die wij vergeleken een ongelijk risicoprofiel zouden hebben, waardoor de thuisbevalling onterecht even veilig zou lijken als de poliklinische.3

Emoties
De relatie tussen thuisbevalling en babysterfte is er een die emoties opwekt. Enerzijds willen we allemaal dat de perinatale sterfte zo laag mogelijk is, anderzijds wordt de thuisbevalling door veel vrouwen bijzonder gewaardeerd. Daarnaast vormt de thuisbevalling bij laagrisicozwangeren een barrière tussen zwangeren en de gynaecoloog, die opgeleid is in het doen van interventies. Die barrière zorgt ervoor dat het aantal interventies niet onnodig stijgt.

In het licht van de belangrijke discussie over de veiligheid van de thuisbevalling analyseerden wij nogmaals het 2000-2006-databestand verkregen uit de perinatale registratie Nederland. Wij beperkten ons in deze nieuwe analyse tot een sterk homogene subgroep, namelijk tot autochtone primiparae die bevielen tussen 38+0 en 40+6 weken zwangerschapsduur.

We vergeleken in deze subgroep de uitkomst van de bevalling bij vrouwen die in de eerste lijn onder controle waren en thuis wilden bevallen met die van vrouwen die in de eerste lijn onder controle waren en in het ziekenhuis wilden bevallen. Vrouwen met een factor die mogelijk het risico op complicaties zou verhogen, zoals een medische indicatie, een zwangerschap ontstaan na fertiliteitsbehandeling of langer dan 24 uur gebroken vliezen, werden uitgesloten van onze cohortstudie. Ook vrouwen zwanger van een baby met aangeboren afwijkingen of van een kind met een geboortegewicht onder het 10de percentiel werden in eerste instantie uitgesloten. Op die manier werd de mogelijke vertekenende invloed van verstorende variabelen, zoals verschillen in etniciteit of obstetrische voorgeschiedenis, uitgesloten.

Foetale nood

Tabel 1 geeft de basiskarakteristieken weer van beide groepen. Vrouwen die de bevalling thuis wilden starten, waren iets ouder en hadden iets minder vaak een lage sociaaleconomische status, terwijl hun baby’s gemiddeld zwaarder waren dan vrouwen die de bevalling in het ziekenhuis wilden starten.

In tabel 2 (zie blz. 2392) is vervolgens de neonatale uitkomst te zien, gedefinieerd als sterfte, tijdens de bevalling of binnen zeven dagen na geboorte, opname op de neonatale intensivecare-unit (NICU) en een apgarscore na 5 minuten van minder dan 7, of een combinatie van deze drie uitkomsten. De tabel toont in geen van deze uitkomsten statistisch significante of klinisch relevante verschillen tussen geplande thuisbevallingen en geplande poliklinische bevallingen.

Vervolgens analyseerden wij ook het aantal keizersnedes uitgevoerd in verband met foetale nood of het niet vorderen van de baring en het aantal vaginale kunstverlossingen verricht vanwege dezelfde indicaties. Geplande thuisbevalling bleek te resulteren in een significant lager risico op een keizersnede of een vaginale kunstverlossing ten opzichte van geplande poliklinische bevalling, met relatieve risico’s van respectievelijk 0,8 (95%-betrouwbaarheidsinterval 0,75 tot 0,86) en 0,9 (95%-BI 0,87 tot 0,93). Het aantal bevallingen dat thuis moet beginnen om één keizersnede te voorkomen was 143, terwijl het aantal bevallingen dat thuis moet beginnen om één kunstverlossing te voorkomen 82 was. Een analyse waarbij vrouwen werden geïncludeerd van wie bekend was dat hun baby een aangeboren afwijking had en vrouwen die een baby baarden met een gewicht onder het 10de percentiel, toonde vergelijkbare resultaten.

Even veilig

Onze analyses laten zien dat op dit moment, in de Nederlandse situatie, een geplande thuisbevalling even veilig is als een geplande ziekenhuisbevalling onder leiding van een eerstelijnsverloskundige, terwijl het aantal ingrepen bij een geplande thuisbevalling lager is. Blijkbaar is dus de reistijd naar het ziekenhuis in geval van het optreden van complicaties durante partu geen factor die de perinatale sterfte verhoogt in een groep zwangeren met een laag risico op complicaties. Wel lijkt het zo te zijn dat als een zwangere op meer dan twintig minuten reistijd van een ziekenhuis woont, het risico op sterfte tijdens de bevalling iets toeneemt.3

Omdat onze eerdere studie is bekritiseerd vanwege de mogelijk onvergelijkbare groepen en er werd gesuggereerd dat de groep die thuis aan de bevalling begon mogelijk een gunstiger profiel had, beperken wij in dit artikel onze studie tot autochtone primiparae die bevielen tussen 38+0 en 40+6 zwangerschapsweek. Op die manier is vertekening zoveel mogelijk uitgesloten. Alleen de body-mass index en de opleiding van de vrouw, die nog niet geregistreerd worden in de Landelijke Verloskundige Registratie (LVR), zijn relevante factoren die mogelijk scheef verdeeld zijn. Wij willen benadrukken dat dit niet betekent dat de resultaten niet van toepassing zijn op patiënten zwanger na een vruchtbaarheidsbehandeling, zwangeren met een zwangerschapsduur voor 38 of na 41 weken, en multiparae. Onze eerdere publicatie, die ruim een half miljoen vrouwen besloeg, waarvan 321.000 vrouwen planden om thuis te bevallen, toonde precies eenzelfde resultaat voor wat betreft neonatale uitkomst.

De recente Utrechtse publicatie van Annemieke Evers c.s. in BMJ veroorzaakte ophef omdat ook tot verrassing van de onderzoekers zelf de kans op sterfte tijdens of direct na een partus gestart in de eerste lijn verdubbeld bleek ten opzichte van bevallingen gestart in de tweede lijn.5 Het betrof echter een cohortstudie zonder vooraf vastgesteld protocol. Doordat meerdere associaties werden onderzocht, nam de kans op een toevalsbevinding toe. Door in een sensitiviteitsanalyse het aantal bevallingen te variëren, gaven Evers c.s. al aan onzeker te zijn over het totaalaantal bestudeerde partussen. Merkwaardig genoeg werd het verschil in sterfte tussen eerste en tweede lijn niet gezien bij NICU-opnames. Ook vonden Evers c.s., net als wij, geen verschil tussen sterfte in eerstelijnsthuisbevallingen en eerstelijnsziekenhuisbevallingen. De Utrechtse bevindingen moeten snel worden geverifieerd, voordat ze kunnen worden afgewogen tegen de nadelen van een ziekenhuisbevalling, zoals een sterke toename van het aantal interventies.

Gezamenlijk onderzoek

Per jaar willen in Nederland ongeveer 45.000 vrouwen met een laag risico bij aanvang van de baring, thuis bevallen. Onze analyse toont aan dat de afname van perinatale sterfte die wij in Nederland nastreven, niet wordt bereikt door een vermindering van het aantal vrouwen dat thuis wil bevallen. Het perinatalesterftecijfer in Nederland is 9,9 per 1000.4 In Europese landen die relatief gunstige perinatalesterftecijfers hebben, sterven 5 baby’s per 1000 zwangeren. Zelfs als bij de 45.000 voorgenomen thuisbevallingen per jaar en een sterftecijfer van 6 per 10.000 van deze bevallingen de sterfte bij alle vrouwen die nu thuis bevallen door een ziekenhuisbevalling tot 0 kan worden teruggebracht, zal de totale jaarlijkse sterfte in Nederland met slechts 27 sterfgevallen afnemen naar gemiddeld 9,7 per 1000 bevallingen.

Ook met de nieuwe Utrechtse cijfers wordt die winst niet veel groter. In een land waar de thuisbevalling is ingeburgerd en de babysterfte naar westerse normen hoog is, wordt de thuisbevalling makkelijk als een van de oorzaken van de hoge babysterfte gezien. Gynaecologen krijgen per definitie alleen patiënten verwezen vanuit de thuissituatie bij wie er een reden voor verwijzing is, en zien dus per definitie zwangeren bij wie de (thuis)bevalling niet optimaal verloopt. Dat vertekent wellicht hun perceptie van de veiligheid van de thuisbevalling. Bij de presentatie van de onderzoeksagenda voor zwangerschap en geboorte is gesuggereerd dat de hoge babysterfte in Nederland wordt veroorzaakt door slechte risicoselectie, onder andere voor de thuisbevalling. Laten we de nieuwe onderzoeksagenda gebruiken om te starten met gezamenlijk onderzoek door verloskundigen, gynaecologen, kinderartsen en andere wetenschappers, en geen premature conclusies trekken.


prof. dr. B.W.J. Mol, hoogleraar obstetrie en gynaecologie, AMC, Amsterdam
dr. A. de Jonge, verloskundige en epidemioloog, VUmc, Amsterdam
prof. dr. J.G. Nijhuis, hoogleraar obstetrie en gynaecologie, Maastricht UMC
prof. dr. S.E. Buitendijk, hoogleraar eerstelijnsverloskunde en ketenzorg, AMC, Amsterdam

Correspondentieadres: b.w.mol@amc.uva.nl; c.c.: redactie@medischcontact.nl

Geen belangenverstrengeling gemeld.



Literatuur

1. Jonge A de, Goes BY van der, Ravelli AC, Amelink-Verburg MP, Mol BW, Nijhuis JG, Bennebroek Gravenhorst J, Buitendijk SE. Perinatal mortality and morbidity in a nationwide cohort of 529, 688 low-risk planned home and hospital births. BJOG 2009; 116: 1177-84.

2. Manders KC, Wentink-Lander D, Roumen FJME. Van thuisbevalling naar ziekenhuis. Medisch Contact 2009; 64 (41): 1674-5.

3. Bonsel GJ, Birnie E, Denkta S, Poeran P, Steegers EAP. Lijnen in de Perinatale Sterfte, Signalementstudie Zwangerschap en Geboorte 2010. Rotterdam: Erasmus MC, 2010.

4. Ravelli ACJ, Tromp M, Huis M van, Steegers EA, Tamminga P, Eskes M, Bonsel GJ. Decreasing perinatal mortality in The Netherlands, 2000-2006: a record linkage study. J Epidemiol Community Health 2009; 63(9): 761-5.


beeld: Corbis
beeld: Corbis
beeld: Getty Images
beeld: Getty Images
<strong>Klik hier voor een PDF van dit artikel</strong> Brieven n.a.v. dit artikel:
perinatale sterfte
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • E.A. Hattum-Gousseva

    , PIJNACKER

    In mijn ogen is het heel vreemd dat twee groepen professionals[1,2,] ruzie maken waar we eigenlijk allemaal een samenwerking verwachten. Een derde betrokken groep probeert neutraal te zijn [3,4] door determinanten te evalueren en onderzoekschema’s v...oor te schrijven.
    In de discussie is heel veel over risico’s en dergelijke gesproken, veel onderzoeken gedaan naar zorgkwaliteit, naar patiënt verbonden factoren enz. Wat ik in de hele discussie niet snap is waarom niemand één woord zegt over de follow-up na de geboorte.
    Immers, 30% van de sterftecijfers komen voort uit de eerste 7 levensdagen [5]. Wie begeleidt, controleert en evalueert het welzijn van de baby’s vanuit laagrisico bevallingen in deze bijzondere, belangrijke en veel bepalende periode?
    In Nederland hebben we een duurzame kraamzorg. De mensen van de kraamzorg zijn veelal de enigen die in de eerste dagen na de bevalling de baby ziet, het welzijn van moeder en kind als primaire taak hebben, maar veelal drukdoende zijn met huishoudelijk taken. Ofwel: het huis moet weer op orde zijn. Niets ten nadele van deze hardwerkende mensen, maar het zijn geen medici, ze zijn niet getraind om kleine kwaaltjes te zien en deze te relateren aan mogelijk achterliggende pathologie.
    Uit eigen ervaring ben ik de gynaecoloog erg dankbaar inzake de gegeven begeleiding van m´n eerste bevalling. Anderzijds ben ik ook de verloskundigen dankbaar voor hun expertise bij m´n tweede bevalling. Allemaal prima, maar in beide gevallen ontbeert professionele begeleiding in de eerste week na de geboorte van het kind. Het is juist ´deze´ eerste week, waarin proactief gehandeld kan worden bij beginnende sepsis of perinatale infecties, aangeboren afwijkingen, geboorte trauma´s, neurologische afwijkingen, matige perinatale asfyxie, hyperbilirubinaemie, voedingsproblemen, enzovoorts.

    Het consultatiebureau komt pas rond de 1e of 2e maand om de hoek te kijken. De arts aldaar is geen kinderarts, maar een basisarts met een kort durende applicatiecursus voor CB- artsen[6] zonder significante ervaring in neonatologie. Echter, veelal krijg je de arts niet te zien, maar zal je het moeten doen met een goedbedoelende CB- verpleegster.
    De huisarts is onze duizendpoot en poortwachter in de zorg, maar “Inmiddels is ook de applicatiecursus voor CB-artsen geen integraal onderdeel meer van de huisartsenopleiding.”[6]

    Het is mijn stellige overtuiging dat vele afwijkingen en ziekten ofwel “substandaard factoren”[ 7] op deze manier over het hoofd worden gezien, vele proactieve handelingen worden gemist, waardoor we in een later stadium de rekening dubbel en dwars terugkrijgen.

    Ik geloof dan ook niet in fabels omtrent wiegendood. Voor mij is dit een verzamelnaam van alle, niet juist gediagnosticeerde kwalen of geaccepteerd noodlot.

    Alhoewel ikzelf altijd zal aanraden in het ziekenhuis te bevallen, heeft thuisbevalling ook heus haar voordelen. Het extreem hoge sterftecijfer in Nederland (10,3‰ in 2007)[8] is volgens mij niet een kwestie van thuis of niet-thuis bevallen, maar ligt voor een zeer groot deel bij het gebrek van professionele hulp in de eerste uren en dagen na de geboorte en het daaruit volgende gemis aan proactieve zorg. .

    Referenties
    1. Annemieke C C Evers et all, Perinatal mortality and severe morbidity in low and high risk term pregnancies in the Netherlands: prospective cohort study, BMJ 2010;341:c5639 .
    2. Manders KC, Wentink-Lander D, Roumen FJME. Van thuisbevalling naar ziekenhuis. Medisch Contact 2009; 64 (41): 1674-5.
    3. Rapport van de werkgroep van de NVK en AJN ‘Overdracht en samenwerking bij pre -
    en dysmatuur geboren kinderen en andere kinderen met een gezondheidsrisico’.
    Januari 2009

    4. Protocol nazorg pre- en/of dysmature zuigelingen en andere pasgeborenen met een potentieel gezondheidsrisico, mei 1997, NVJG-NVK
    5. Bonsel GJ, Birnie E, Denkta S, Poeran P, Steegers EAP. Lijnen in de Perinatale Sterfte, Signalementstudie Zwangerschap en Geboorte 2010. Rotterdam: Erasmus MC, 2010
    6. TNO-rapport | KvL 2006.038, 23/82 onder 4.4.3 Opleiding JGZ artsen

    7. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte, Advies Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte,december 2009
    8 “Perinatale Zorg in Nederland” de rapportage over 2007,de Stichting
    Perinatale Registratie Nederland (PRN).

  • E.A. Hattum-Gousseva

    , PIJNACKER

    Geachte P.J. Offringa,

    De babyweegschaal op de foto geeft het gewicht in pounds en de baby ziet er wel uit als een van 4 kilo.

  • P.J. Offringa

    , SINT MAARTEN Netherlands Antilles

    Het aangegeven gewicht op de babyweegschaal-foto geeft weinig vertrouwen in de zorgvuldigheid van deze discussie.

  • Lidewijde Jongmans, Tweedelijns verloskundige

    , Veldhoven

    Is wetenschappelijk onderzoek altijd het antwoord op iedere vraag?

    Wanneer er in korte tijd zoveel geschreven wordt over verloskunde waaruit verschillende tegenstrijdige conclusies worden getrokken ontstaat de behoefte om een en ander overzichtelij...k en simpel te maken.
    Wat moet ik, als beroepsbeoefenaar, concluderen uit het Utrechtse onderzoek van Dr. A. Kwee c.s. gepubliceerd in BMJ van 3 november jl. en het artikel ‘hoge babysterfte niet door thuisbevalling’ van Prof. Dr. B Mol c.s. in dit tijdschrift (65e jaargang, 11 november 2010)? En zoals de heer Crul, hoofdredacteur van Medisch Contact in zijn voorwoord opmerkt: “premature conclusies trekken is niet verstandig, maar het is ook niet verstandig om te doen alsof er niets aan de hand is”.

    Voor mij zijn de belangrijkste vragen:
    1. is het mogelijk om een prospectieve, gerandomiseerde studie naar de kwaliteit van de huidige verloskundige zorg in Nederland op te zetten?
    zo ja…
    2. Zouden zwangeren daaraan mee willen doen. Prof. Dr. V. Pop twijfelt daaraan zoals blijkt uit zijn artikel in de Volkskrant van 9 november jl.
    En…
    3. Wanneer gaat de retrospectieve perinatale audit die in 2009 van start is gegaan en al in veel ziekenhuizen wordt gedaan ons voldoende duidelijkheid verschaffen waar we onze zorg kunnen verbeteren .

    Als blijkt dat goed prospectief onderzoek niet mogelijk omdat zwangeren niet willen deelnemen of er teveel variabelen zijn, kunnen we de vraag over hoe we de verloskundige zorg moeten verbeteren niet door middel van wetenschappelijk onderzoek beantwoorden en moeten dat op een andere manier gaan doen. We kunnen niet tot in lengte van dagen elkaar met onderzoeken met tegenstrijdige conclusies blijven bekogelen en niets veranderen aan de organisatie.

    Nu naar de praktijk…
    Enkele kenmerken van de huidige zorg:
    o Gescheiden echelons
    o Financiële consequenties van verloskundig beleid
    o Een toename van verwijzingen van de eerste-naar de tweedelijn

    Dan enkele mogelijke veranderingen, mijns inziens verbeteringen:
    o Vorming van één maatschap van gynaecologen en verloskundigen die verantwoordelijk zijn voor de preconceptionele- en verloskundige zorg in een regio;
    o Één DBC
    o Één EPD
    o Versterking van mensen en middelen in de intramurale zorg

    En als deze zaken gerealiseerd zijn…is het probleem dan opgelost? Dat valt niet met zekerheid te zeggen. Wel is het financiële aspect verdwenen [ geen financiële drempels en tevens geen dubbele declaraties meer], is de kans op fouten tijdens overdracht minder, wordt de overgang van thuis naar het ziekenhuis voor de zwangere wellicht niet meer als een overgang ervaren, en is de tweedelijn voldoende uitgerust om het groter aantal barenden veilig en in persoonlijk sfeer te begeleiden. Ook de thuisverloskunde kan in dit scenario gewoon blijven bestaan. Gezamenlijke zorg, gezamenlijke risicoselectie, gezamenlijke verantwoordelijkheid om onnodige interventies te vermijden, gezamenlijk onderzoek. Als de schotten weg zijn tussen de echelons gaat de discussie nooit meer over het systeem maar over de inhoud van de zorg. De vrouw en haar kind staan dan pas echt centraal!
    Daar is niemand op tegen.

    Lidewijde Jongmans
    Tweedelijns verloskundige
    Máxima Medisch Centrum
    Veldhoven

  • ,

    Een belangrijke conclusie over de hoge babysterfte in Nederland blijft onbenoemd: zelfs bij bevallingen met een extreem laag risico die onder leiding van een verloskundige beginnen, is de perinatale sterfte relatief hoog in vergelijking met de gemidd...elde perinatale sterfte in Europa (MC 45/2010: 2390). Zoals de auteurs aangeven maakt het hierbij kennelijk weinig uit of de bevalling thuis of onder leiding van een verloskundige in het ziekenhuis begint (sterfte thuis 0,6 per 1000 baby’s, sterfte in het ziekenhuis 0,7 per 1000 baby’s, gemiddelde sterfte in Europa - dus inclusief de bevallingen met hoog risico! – 5 per 1000 baby’s). Met andere woorden: het is niet de plek waar de bevalling begint maar de methoden die in Nederland worden toegepast, die ertoe leiden dat zelfs (of juist) bevallingen met een extreem laag risico in Nederland toch een relatief hoge perinatale sterfte kennen.

    Ik heb buiten mijn coschap geen werkervaring in de verloskunde maar bij de recente bevalling van mijn echtgenote viel mij een aantal zaken op waarvan ik denk dat ze hieraan kunnen bijdragen: in Nederland komt er pas een verloskundige aan huis (ook als de zwangere in het ziekenhuis wil bevallen) als er reeds een uur lang weeën om de drie minuten zijn, de zwangere is dus al geruime tijd in partu terwijl zij nog zonder professionele begeleiding thuis is. Daarnaast vindt ook bij een ziekenhuisbevalling onder leiding van een eerstelijnsverloskundige geen CTG-registratie plaats en is dit dus in feite een thuisbevalling binnen de muren van het ziekenhuis.

    Overigens wil ik niet onvermeld laten dat mijn vrouw en ik zeer tevreden zijn over onze verloskundige.


    M.J. Bos, Rotterdam

  • Victor Verstappen, oud-internist

    , Venlo

    De zeer recente aandacht die zeer recent in de media besteed wordt aan de oorzaken van de hoge perinatale sterfte in Nederland, in combinatie met het ietwat weemoedig getinte bericht in Medisch Contact van enkele weken geleden over (het verdwijnen va...n) de verloskundige zorg die door huisartsen geboden wordt, riep bij mij de vraag op of er een verband zou kunnen bestaan tussen deze afname van de verloskundige zorg door huisartsen in Nederland en de toename van de perinatale sterfte. Een dergelijk verband zou uit de jaarlijkse statistieken aannemelijk kunnen worden (aannemende dat getalsmatig bekend is hoeveel huisartsen jaarlijks nog bevallingen deden tussen een twintigtal jaren geleden en nu). Ook zou het interessant zijn te weten of in België, met zijn beduidend lagere sterfte, verhoudingsgewijs méér huisartsen bevallingen doen. Voor zover mij bekend wordt bij de in de literatuur genoemde mogelijke oorzaken, deze optie niet genoemd.

    Naar mijn mening (en die van een aantal bevriende oud-huisartsen) bestond er in het verleden over het algemeen een goed samenwerkingsverband tussen de verloskundige en de huisarts in de uitvoering van de dagelijkse obstetrische praktijk en was ook de verwijzing tussen de huisarts (broodheer) en de specialist, in geval de verloskundige de “eigen” huisarts raadpleegde bij imminente medische problemen en de huisarts verwijzing nodig vond, van een ander gezagsniveau dan thans of in het recente verleden tussen verloskundige en gynaecoloog, met mogelijk als gevolg minder tijdverlies.

    Als een dergelijk verband aangetoond zou worden, dan betekent zulks, mijns inziens, dat nog sterker dan tot nu toe de communicatieve leemte die door het verdwijnen van de huisartsenzorg ontstaan is tussen verloskundigen en gynaecologen, adequater ingevuld moet worden. Wil een nieuwe symbiose ontstaan dan is daarnaast nodig dat eventueel nog bestaande competentievragen en belangentegenstellingen verdwijnen. Ik waag het te betwijfelen of daarvoor “311 miljoen euro’s extra” nodig zijn.

    Venlo, 5 november 2010

  • G Veenstra

    Willem Moons? Heeft u het artikel uberhaubt wel gelezen? Snap uw reactie niet echt met betrokking op het artikel.

  • B. Bruijn

    , Streefkerk

    Goed stuk, blij dat de wetenschap het weer overneemt van het onderbuiksgevoel. Ik hoop dat het journaille dit ook over het voetlicht weet te brengen, al ben ik bang dat de moeilijkheidsgraad van dit stuk de gemiddelde journalist verre te boven gaat. ...Ik kan mij vierkant stellen achter het pleidooi van de auteurs om niet meteen in een geconditioneerde reflex maatregelen te gaan nemen om toch in vredesnaam maar IETS te gaan doen. Het Utrechts onderzoek is niet alleen slecht opgezet, het was niet eens opgezet voor de conclusies die eruit ook door de Utrechtse auteurs zijn getrokken. Jammer dat dat niet doorkomt.

    Ik kom nog uit de Kloosterman-school en in mijn opleiding waren er geen adagia, zoals het hoort. Adagia zijn zaken die het kritisch denken belemmeren en dat hoort niet in de wetenschap en de zorg.

  • willem moons

    , amsterdam

    In mijn opleiding (1970) gold al het adagium om de eerste bevalling altijd klinisch te doen. Menigeen heeft veel woorden nodig om nog steeds geen conclusie te durven trekken! Er gaat zo veel tijd verloren voor het kostbare leven van de Nederlandse p...asgeborenen. Begin nu eens om de eerste bevalling altijd klinisch te doen. Leer toch eens van landen met een lagere sterfte.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.