Intensivisten kennen orgaandonatiewet beter

Intensivisten weten beter dan drie jaar geleden welke voorbereidende handelingen zij al mogen doen alvorens een orgaan te transplanteren. Dat concludeert onderzoeksbureau Ergo. Soortgelijk onderzoek werd gedaan in 2013, vóór de wijziging van de Wet op de orgaandonatie (WOD).

Tot die wijziging, op 1 juli 2013, was het artsen niet toegestaan om bij een niet-geregistreerde potentiële donor die nog niet (hersen)dood is, voorbereidende handelingen uit te voeren, zoals het stabiliseren van de bloeddruk en de urineproductie. Sindsdien mogen zij dat wél, op voorwaarde dat de patiënt redelijkerwijs binnen afzienbare tijd zal overlijden. Verder mogen de voorbereidingen niet strijdig zijn met de medische behandeling en geen uitstel dulden tot na het vaststellen van de dood; de familie mag nog geen bezwaar hebben gemaakt.

Van de geënquêteerde intensivisten noemt ongeveer een derde het toestaan van voorbereidende handelen, ook bij afwezigheid van een positieve donorregistratie, (terecht) als kern van de wetswijziging. Eén op de acht denkt echter (ten onrechte) dat voorbereidende handelingen zijn toegestaan mits de naasten daar toestemming voor hebben gegeven of in elk geval geen bezwaar tegen hebben gemaakt. In de praktijk lijkt er meer rust te zijn gekomen. Zo was het in 2013 bij 28 procent van de toenmalige respondenten ‘meerdere malen’ onduidelijk wat al dan niet wettelijk was toegestaan; in 2016 gold dat nog maar 8 procent. Ook het percentage respondenten dat ‘meerdere malen’ meemaakte dat het onderwerp tot discussie leidde daalde, zij het iets minder: van 16 naar 10 procent.

Minister Schippers heeft het onderzoek deze week aangeboden aan de Tweede Kamer, die er eerder om had gevraagd. Aan het onderzoek deden 111 intensivisten mee, 17 procent van de aangeschreven leden van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care; in 2013 deden 154 intensivisten mee.