Federatienieuws
Rutger Jan van der Gaag
2 minuten leestijd
Federatienieuws

Collectieve professionele autonomie

Plaats een reactie

VOORZITTERSCOLUMN


Wie de Domus Medica betreedt, ziet een grote afbeelding van de artseneed met de zinsnede ‘Ik zal mij toetsbaar opstellen’ en een beeldengroep met het opschrift ‘Alleen een vrij mens kan een goed geneesheer zijn’. Het laatste is een gedenkteken ter herinnering aan alle artsen en geneeskundestudenten die ook tijdens de bezettingsjaren bleven staan voor de beginselen van de artseneed en het ‘vrije beroep’. Die vrijheid en die toetsbaarheid vormen twee belangrijke symbolische pijlers van onze beroepsuitoefening. Vrij zijn in je beroepsuitoefening kan daarbij wat mij betreft niet zonder een toetsbare opstelling. Waarbij ik me schaar achter de stelling van Margriet Schneider in haar oratie ‘Dat beloof ik’ (UMCU, 2013) dat we deze professionele autonomie beter als collectieve dan als individuele keuzevrijheid kunnen opvatten. Met de patiënt centraal werken artsen in een collegiale keten aan diens gezondheid. Die collegiale keten is zo sterk als de zwakste schakel. Om samen met nevendisciplines tot een optimaal resultaat te komen, moet je afspraken maken en standaarden en richtlijnen hanteren, waar alleen gemotiveerd en gedocumenteerd van afgeweken kan worden. Maar vooral elkaar bemoedigen en aanspreken hoort bij collegiaal gedrag. Iets wat we moeten blijven bevorderen, want het is helaas niet altijd onzin dat de maatschappij met argusogen kijkt naar ons gilde vanuit de vrees dat de leden elkaar de hand boven het hoofd houden. Natuurlijk kent dit gilde ook verleidingen en misstappen. De kunst is om, ons gilde waardig, voortdurend collectief ernaar te streven om collega’s die de weg (tijdelijk) kwijt zijn aan te moedigen om hun vakkennis en bekwaamheid op peil te brengen, om weer waardevolle schakels in de keten te vormen en als het moet (al dan niet tijdelijk) uit de spreekkamer en operatiekamer te weren. Daartoe zijn binnen alle geledingen van ons artsengilde uitstekende kaders voor kwaliteit, veiligheid en toetsing. Dit zélf samen waarborgen van het optimaal functioneren van artsen is essentieel om vertrouwen van de maatschappij te genieten en daarmee de collectieve professionele autonomie waar te maken. Daartoe zijn wij allemaal aan zet. Tijdens de jongste algemene vergadering van de KNMG sprak vicevoorzitter Huib Cense, namens het bestuur van de Federatie Medisch Specialisten, de hoop uit dat wij als artsen een cultuuromslag zullen weten te bewerkstelligen: ‘Laten we met elkaar periodiek en in een veilige sfeer echt en openhartig ieders functioneren bespreken. En zakelijk naar uitkomsten kijken om daar individueel en samen beter van te worden ten bate van de patiënt.’ Dat is nu precies waar we de afgelopen jaren flink op hebben ingezet, maar wij moeten het ook echt doen! Dat we gelukkig veel maatschappelijk vertrouwen genieten, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de opleiding en registratie van geneeskundig specialisten en profielartsen sinds 1954 een taak is die de beroepsgroep zelf, lees de KNMG, via de onafhankelijke organen CGS en RGS, mag uitvoeren. Door steeds te durven vernieuwen, via de modernisering van de medische vervolgopleidingen, het invoeren van de herregistratie als een van de eerste Europese landen en alle CanBetter-projecten, laten we zien dit maatschappelijk vertrouwen waard te zijn. De waarde van ons gilde ligt in de wijze waarop wij kritisch zijn en blijven naar onszelf. In de lijn van onze belofte of eed: ‘Ik zal mij toetsbaar opstellen.’


Rutger Jan van der Gaag, voorzitter artsenfederatie KNMG


Download het Federatienieuws (PDF)

Federatienieuws KNMG
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.