De kunst van het oud worden
Oud in de oudheid
Plaats een reactieDe kunst van het oud worden, Cicero, Athenaeum, 95 blz., 9,99 euro.
Veel minder mensen dan nu werden in de oudheid ouder dan 60 jaar. Maar ook toen, schrijft vertaler Vincent Hunink in zijn inleiding bij De kunst van het oud worden van Cicero, kon ‘de angst van ouderen om “er niet meer toe te doen” evengoed beklemmend zijn, zeker als ze in hun actieve leven een belangrijke positie in de samenleving bekleedden en een dienovereenkomstig hoge dunk van zichzelf hadden.’
Dat gold ook voor de Romeinse politicus en schrijver Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.), wiens laatste jaren daarom nogal somber gestemd waren. Vandaar misschien die verhandeling, geschreven in 44 v. Chr., die juist allesbehalve pessimistisch getoonzet is. Cicero schreef zijn boekje als een dialoog tussen de historische figuur Cato (die als Cicero’s spreekbuis fungeert) en twee jongere politici. Ofschoon de tekst meer weg heeft van een monoloog waarin Cato vier hoofdpunten van kritiek op de ouderdom formuleert, die hij vervolgens alle met verve bestrijdt: als je oud bent moet je allerlei activiteiten opgeven, word je fysiek zwak, kun je niet meer zoveel genieten en kom je dicht bij de dood. Het begin van zijn reactie op de laatste stelling: ‘Ach, wat is een oude man zielig als hij in zijn lange leven niet heeft ingezien dat we de dood moeten laten voor wat hij is! De dood verdient helemaal geen aandacht, ingeval hij de ziel compleet uitdooft, of hij is zelfs wenselijk, ingeval hij de ziel ergens naartoe brengt voor een eeuwigdurend bestaan. Een derde mogelijkheid is in elk geval niet te bedenken. Dus wat zou ik bang zijn? Na de dood ben ik niet ongelukkig of zelfs gelukzalig!’ Ik wil maar zeggen: ook na 2000 jaar nog zeer leesbaar. HM
- Er zijn nog geen reacties