Meer van Susanne van der Velde

  • Parkeren moet je leren

    Ik heb een prachtig bijbaantje. Ik mag mentor zijn van een aantal coassistenten. Vanaf de eerste prille schreden in hun witte jas, mag ik soms hun hand vasthouden en ze vanaf de zijlijn aanmoedigen. Het is alsof ik een bloemzaadje in een glazen potje met aarde heb gekregen.

  • Nog steeds gelden de wetten van de ‘fatman’

    ‘Rule number four: the patient is the one with the disease.’ Ik haal dit citaat nog steeds graag aan als ik met de coassistenten de week beschouw en wil aangeven dat het rot is dat je niet elke patiënt kunt genezen en hoe dát een plek te geven.

  • De ultieme digitale detox

    Zwart. Het scherm van mijn nog geen twee weken oude smartphone is gitzwart. Geen beweging in te krijgen. Ik had hem langzaam zien sterven. Hij wilde niet opladen. Alle pogingen tot reanimatie ten spijt (aan/uit, harde resets, zachte resets, dertig verschillende laders), er kwam geen bliksemschichtje in beeld om aan te geven dat het infuus waar hij aan lag werkte.

  • Die gele M aan de N11

    Altijd als ik over de N11 rij, denk ik terug aan een van de spannendste momenten in mijn leven. Ik had net mijn vader opgehaald, koud twee uurtjes na zijn dubbelzijdige liesbreukcorrectie. Hij zit een beetje pips naast me op de passagiersstoel. Het volgende moment voel ik 95 kilo tegen mijn rechterarm zakken over mijn versnellingspook heen.

  • De mooiste baan ter wereld!

    Ik lees weer over het toenemend aantal niet ingevulde anios-vacatures, dienstroosters die gaten vertonen, jonge dokters die hun heil buiten de zorg zoeken. Door de strenge AVG-regels is niet te achterhalen waar deze duur opgeleide krachten zijn gebleven.

  • Van drie K’s naar drie W’s?

    Dit jaar op de chirurgendagen werd een voor mij nieuw acroniem gelanceerd: de drie K’s: kruk zitten, koffie halen en kop houden. Deze afkorting werd genoemd door coassistenten in een enquête over wat ze vooraf verwachten van hun coschap heelkunde. De spreekster Begüm Pekbay voegde er nog een vierde K aan toe: klemmen vasthouden. Gelukkig waren de uitkomsten van de enquête dat hun negatieve vooroordelen na hun coschap ten positieve zijn bijgesteld en dat maar liefst de helft chirurg wil worden. Maar het is verontrustend dat ze starten met dit beangstigende idee over het coschap.

  • Een pot met keien

    ‘Waar zegt u dat u me gaat opereren?’ ‘In het ziekenhuis 35 kilometer verderop.’ ‘En waarom, als ik vragen mag? Waarom niet in het ziekenhuis waar we nu zijn?’ ‘Nou, dat heet “de juiste zorg op de juiste plek”, volgens het ministerie.

  • En wat bent u van elkaar?

    Ik trap er niet meer in. Aannames. Aannemen dat een man en vrouw die samen op je spreekuur komen wel echtgenoten zullen zijn. Of dat een vrouw en een vrouw vast zussen of vriendinnen zijn. ‘En u bent een vriendin?’ ‘Nee, ik ben haar partner.’ ‘Zoals ik net al zei tegen uw kleindochter…’ ‘U bedoelt mijn vriendin?’

  • Dokter, waarom app je niet terug?

    Hij kijkt me een beetje bozig aan vanuit de wachtkamer als ik zijn naam roep. Vreemd, ik dacht dat we best een goede band hadden opgebouwd na alles wat we samen hebben meegemaakt. ‘Waarmee kan ik je van dienst zijn?’, vraag ik terwijl we gaan zitten in de spreekkamer. ‘Waarom heb je me geen bericht teruggestuurd?’

  • Reddingsboei voor moeilijkere momenten

    Het is vakantietijd. Eindelijk een moment om orde op zaken te stellen. En dat begint met een opgeruimde kamer. Terwijl ik bezig ben, vind ik onder mijn bureau op mijn ladekastje de kaartjes die ik van patiënten heb gekregen.

  • Stilstaan in een tunnel

    Onderweg naar de ochtendoverdracht zit ik in een trein die stilstaat in de Schipholtunnel. Best al een tijdje stilstaat eigenlijk. ‘Dames en heren, we moeten even wachten. Er is een verward persoon gesignaleerd op het spoor. We kunnen niet verder.’

  • Dringend gezocht: masterplan voor bottlenecks in de zorg

    ‘En, kunnen jullie de operatieachterstanden na corona een beetje inhalen?’ ‘Nou nee, eerlijk gezegd niet. Ik zou wel willen, genoeg chirurgen en patiënten, maar te weinig ok-tijd.’ De coassistent die me assisteert kijkt verbaasd op. Ik opereer vandaag in weer een ander ziekenhuis waar ik een ok-gaatje kreeg om volgens het ‘juiste zorg op de juiste plek’-principe een lang wachtende patiënt met klachten te opereren.

  • Het juk van de bizarre werktijden

    Onze ochtendoppas heeft aangegeven dat ze ermee gaat stoppen. Een kleine ramp. Hoe gaan we nu zorgen dat we beiden op tijd in het ziekenhuis kunnen zijn?

  • Loslaten is moeilijk

    ‘Van proberen kun je leren’, zegt mijn dochter van 7 wijs, terwijl ze op ons bed salto’s aan het springen is. Ik kijk haar verbaasd aan. Mijn jongste dochter die niet echt houdt van nieuwe dingen doen, onder protesten als ‘kan ik niet’ en ‘eng’, heeft blijkbaar een nieuw mantra geleerd van haar juf. ‘Ja, lieverd, dat zeg je mooi’, beaam ik terwijl ik haar weer op haar rug zie terugvallen op het matras.

  • Kort en bondig ≠ zo kort mogelijk

    ‘Wat heeft deze patiënt nou voor een operatie gehad: een TEM, TATME, TAMIS, LAR of APR?’, vraag ik aan de coassistent die vertelde over uitzaaiingen in de lies na een rectumcarcinoom. ‘En had hij nou ook een TEP of TAPP in zijn voorgeschiedenis?’ Terwijl ik het mezelf hoor zeggen, vervloek ik het aantal afkortingen.

  • Het hellend vlak van de solidariteit

    ‘Het is tijd de wereld te erkennen zoals die is, niet zoals we graag zouden willen dat die is.’ Deze uitspraak van hoogleraar microbiologie David Livermore gaat erover dat we moeten leren leven met het corona virus. Het lijkt in eerste instantie een open deur, maar bevat een dijk van een levenswaarheid die op velerlei terrein inzetbaar is.

  • Universele taal

    Mijn korte zin: ‘Ik heb helaas geen goed nieuws’ vertaald in een twee minuten durend monoloog en daarna verzand in een heuse (onverstaanbare) conversatie, terwijl de meegekomen kennis alleen maar zou vertalen. Wat vertelt ze mijn patiënt? Mijn uitleg over wat er aan de hand is moet nog beginnen.

  • De één wil orde, de ander gedijt in chaos

    Reikhalzend kijkt onze oudste dochter uit naar elke bestelling die door de pakketbezorger wordt gebracht. Niet om de inhoud. Welnee, de verpakking, daar draait het om. Zodra ze de doos ziet, gaan de radartjes in haar hoofdje alweer draaien. Een kasteel, nee, een robot, oh, wacht, toch een machine, een kauwgomballenautomaat, of nee, een huis voor de knuffeltjes. Ze is dol op knutselen en ziet overal potentie in.

  • Hebt u even?

    ‘Nou ja, dat kunt u toch even in mijn dossier nalezen?’ ‘Nee, helaas niet. U bent voor het eerst in dit ziekenhuis. Er bestaat niet zoiets als “uw dossier” met al uw medische gegevens erin. Ik kan niet zomaar uw gegevens inzien die bij uw huisarts of andere medisch specialisten in aparte dossiers staan. Die moet ik expliciet opvragen in het kader van onze (nieuwe) behandelrelatie.’

  • Ode aan de wederhelft

    ‘Straks groei ik nog tietjes.’ Ik proest mijn ochtendkoffie bijna uit van het lachen. Mijn man met stofzuiger in de hand beklaagt zich met humor terwijl hij de ontbijtkruimels onder de tafel vandaan tovert. Wat een topper is het toch. Visueel ingesteld als ik ben, zie ik direct een soort behaarde chimpansee met theezakjes en een stofzuiger voor me en ik voel al snel de koffie mijn neusgaten inlopen.

  • Wat een ramp!

    Als ik door het achterste trappenhuis van ons ziekenhuis naar beneden loop moet ik altijd terugdenken aan de oranje brancards met patiënten erop die op de schouders van stoere soldaten naar beneden werden getild. Ik werkte nog maar een kleine week in het ziekenhuis, toen tijdens de afdelingsvisite een stroomstoring optrad en onder andere alle infuuspompen uitvielen.

  • Hoe durf je?

    ‘Welkom. Ik klink wat verkouden, maar ben negatief getest hoor.’ Ik zeg het er maar direct bij als ik patiënten binnenlaat op mijn poli. Want ja, ik ben toch de paria van de samenleving, dat ik me in het openbaar durf te begeven met een snotneus. Dat kun je niet doen zonder verantwoording in de vorm van een negatief testbewijs.

  • Het zwaard van Damocles

    ‘Mijn vader is overleden aan bot-, lever- en prostaatkanker toen hij 71 was. En mijn tante, of eigenlijk achternicht, had ook kanker, maar op welke leeftijd en welk type? O ja, een tante van mijn vaderskant heeft ook een borstoperatie gehad op jonge leeftijd, omdat het misschien kwaadaardig had kunnen worden. En mijn moeder en haar zussen hadden allemaal zwellingen in hun borst, maar volgens mij niet kwaadaardig of misschien bij een wel? En eierstokkanker, vroeg u?

  • Alles voor de trofeeënkast?

    ‘En gisteren stond ik bij een steenextractie van de urologen. Echt een hele grote blaassteen, een soort kalkoenei.’ vertelde de coassistent in ons wekelijkse ‘keek op de week’-rondje. ‘Goh, interessant, maar waarom niet lekker vergruizen of kapotlaseren?’ ‘De patiënt wilde de steen heel graag hebben.’ ‘Ah, voor op zijn schoorsteenmantel?’

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.