Psychiater verbreekt behandelrelatie niet, ondanks dubieuze therapie in buitenland
Uitspraak: Waarschuwing*
33 reacties
Als een 34-jarige patiënt met progressieve psychische klachten tot ongenoegen van de psychiater naar een buitenlandse kliniek vertrekt die alternatieve therapieën aanbiedt, zoals een ‘brein-regiemethode’, verbreekt de psychiater de behandelrelatie níét. In het buitenland suïcideert de patiënt zich.
‘Ik kan me het dilemma van de psychiater goed voorstellen’, zegt psychiater en jurist Noortje van de Kerkhof, want ‘het verbreken van de behandelrelatie is nogal wat. Ik denk dat ze ervoor wilde zorgen dat de patiënt bij terugkeer uit het buitenland niet in een gat zou vallen’.
Suïciderisico
Medio 2023 was de patiënt onder behandeling van een FACT-team gekomen vanwege klachten als prikkelgevoeligheid, lichamelijke pijnen en somberheid. De beklaagde interim-psychiater is zijn regiebehandelaar. Vanaf het begin verloopt het contact stroef. Zo houdt de patiënt veel zorg, zoals casemanagers, af, verloopt het contact voornamelijk via zijn echtgenote (klaagster) en schakelen patiënt en zijn echtgenote ook andere hulpverleners in. Er loopt bijvoorbeeld al een second opinion, vanwege een euthanasiewens, voordat het FACT-team de zorg overneemt. Later blijkt uit het rapport van de secondopinionpsychiater dat hij geen indicatie voor euthanasie ziet en het suïciderisico op dat moment niet als verhoogd inschat.
Ambivalente opstelling
Op enig moment besluit de patiënt voor zes weken naar een buitenlandse instelling te vertrekken. De psychiater schrijft in het dossier: ‘Na het lezen van de informatie op de website zie ik dit niet als een realistische behandelmethode’, en ze concludeert: ‘Ik zal ook niet meewerken hieraan.’ Desalniettemin schrijft ze een recept voor zes weken uit en beëindigt ze de behandelrelatie niet. ‘Door haar ambivalente opstelling accepteerde zij dat zij verantwoordelijk was voor zorg waar zij geen zicht op had’, schrijft het regionaal tuchtcollege (RTG). Vanwege de ‘complexe en ambivalente situatie’ waarin de psychiater zich bevond, besluit het college uiteindelijk geen berisping maar een waarschuwing op te leggen.
Flexibiliteit
Desondanks vindt Van de Kerkhof de uitspraak vrij ‘streng’. ‘De patiëntenpopulatie in een FACT-team vraagt namelijk vaak de nodige flexibiliteit’ en een hulpaanbod op maat voor de patiënt en diens naasten. ‘Ben je hierin als team te star, dan haken kwetsbare patiënten af.’ Tegelijkertijd onderstreept deze uitspraak volgens haar dat zorgverleners trouw moeten blijven aan de eigen (modelgetrouwe) werkwijze, zoals de teamgerichte aanpak die bij FACT hoort – waarbij niet één zorgverlener maar een team verantwoordelijk is voor de behandeling. ‘Als je hierin niet van meet af aan duidelijk over bent én er ook naar handelt, loop je als behandelaar het risico om geïsoleerd te komen te staan. Op die manier kun je niet de zorg leveren zoals die van je verwacht mag worden en kun je het soms beter niet doen. Reden genoeg om er vroegtijdig over in gesprek te gaan. En hoewel de regie bij de zorgverlener ligt, ligt er volgens het tuchtcollege ook zeker een verantwoordelijkheid bij de patiënt zelf.’
* Binnen zes weken na de uitspraak is beroep mogelijk.
Uw reflectie op tuchtzaken
Vindt u het waardevol en leuk om af en toe een inhoudelijke reflectie te geven op een tuchtzaak die we in Medisch Contact gaan publiceren? Stuur uw naam, specialisme en e-mailadres naar redactie@medischcontact.nl en dan benaderen we u!
volledige uitspraak
Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam d.d. 19 november 2024
Beslissing van 19 november 2024 op de klacht van:
A, wonende te B, klaagster, tegen C, psychiater, destijds werkzaam te B, verweerster (hierna ook omschreven als de psychiater), gemachtigde: mr. F. Westenberg, werkzaam te Hoorn.
1. De zaak in het kort
1.1 D (hierna: D) was in 2023 een 34-jarige man die leed aan ernstige psychische klachten. Hij was vanaf juli 2023 onder behandeling bij de psychiater. In oktober 2023 pleegde hij suïcide, tijdens een verblijf bij een instelling in E.
1.2 De echtgenote van D, klaagster, verwijt de psychiater nalatig en onprofessioneel handelen omdat zij afspraken niet is nagekomen, de behandeling bij een gespecialiseerde instelling niet goed heeft geregeld, en (in het algemeen en meest belangrijk) onvoldoende regie heeft gevoerd over de behandeling van D.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 31 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- een mail met bijlagen van klaagster van 6 mei 2024;
- het proces-verbaal van het op 16 mei 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- een brief van de gemachtigde van de psychiater van 5 juni 2024, met bijlagen.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 8 oktober 2024. De partijen zijn verschenen, de psychiater vergezeld van haar gemachtigde. Ter zitting is een door klaagster meegebrachte getuige gehoord. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. De feiten
3.1 D, wijlen de echtgenoot van klaagster, was in 2023 een 34-jarige man die vanaf 2020 ernstige psychische klachten had die progressief waren. De klachten bestonden onder meer uit prikkelgevoeligheid voor geluid en licht. Hij had veel lichamelijke pijn, was angstig, gespannen en somber. Hij is door meerdere hulpverleners behandeld, en is op enig moment het vertrouwen in de hulpverlening kwijtgeraakt.
3.2 Vanaf april 2023 is D onder behandeling van het Intensive Home Treatment (IHT) van F te B (hierna: F). Zijn gezondheidssituatie is dan zeer ernstig en zorgelijk, maar een voorstel voor opname in een kliniek wordt door D afgewezen (vanwege zijn prikkelovergevoeligheid). D spreekt in deze periode de wens uit van euthanasie. F vraagt een second opinion aan G, verbonden aan het H. Vooruitlopend op deze rapportage wordt de behandeling door het IHT overgedragen aan het FACT-team, waarvan de psychiater regiebehandelaar is.
3.3 De psychiater is van 5 juli 2023 tot 30 november 2023 als interim-psychiater werkzaam bij F. Op 12 juli 2023 legt de psychiater samen met een arts een huisbezoek af bij D, waarbij zij vooral communiceren via klaagster / de echtgenote. De psychiater stelt voor om een casemanager bij de behandeling te betrekken, maar dat wijst D af. De psychiater overlegt ook met G, die op 28 juli 2023 haar (kort gezegd) vertelt dat hij meerdere behandelmogelijkheden ziet, waardoor er (nog) geen indicatie is voor euthanasie.
3.4 De psychiater plant in haar vakantie (van 29 juli tot 21 augustus 2023) een huisbezoek in voor een collega-psychiater. Het consult door deze collega vindt geen doorgang. Uiteindelijk hebben twee casemanagers van F een huisbezoek aangeboden, maar dat is afgehouden door D.
3.5 De psychiater heeft voorts op 22 augustus 2023 (direct na haar vakantie) een telefonisch consult gepland. Dat komt door de werkdruk van de psychiater die dag niet tot stand. Na enige mailwisseling en telefonisch contact vindt op 24 augustus 2023 alsnog telefonisch contact plaats tussen de psychiater en klaagster. Klaagster stelt daarbij voor dat I (een klinisch psycholoog die in 2021 gedurende een maand regiebehandelaar van D was, toen hij in J behandeld werd) aanwezig is bij de bespreking van het rapport van G.
3.6 De psychiater ontvangt op 30 augustus 2023 het rapport van G. In het rapport wordt geadviseerd om (kort gezegd) casemanagement te starten met de focus op gedragstherapeutische behandeling met gedoseerd prikkels toelaten. Daarvoor is nodig, zo adviseert G, het opbouwen van vertrouwen en het (door het FACT-team waaronder de psychiater) investeren in de behandelrelatie, in het invoegen in de communicatie en de aansluiting vinden bij patiënt en echtgenote. Hij meldt voorts dat I bereid is om D te behandelen, en stelt (onder meer) voor om daarbij een tertiaire instelling (K) te betrekken. Hij vermeldt ook meerdere alternatieve behandelmethoden. G onderkent (gezien de ernst
van de klacht en de wanhoop) een suïciderisico, al wordt dat door hem niet als verhoogd ingeschat.
3.7 Het rapport wordt op 30 augustus 2023 (tijdens een huisbezoek bij D) besproken door de psychiater met D en zijn echtgenote, G en I. D zegt zich te gaan beraden, in overleg met I. G blijft beschikbaar voor consultatie door F.
3.8 Op 7 september 2023 brengt de psychiater een huisbezoek. D vertelt dat hij (eerst) zelfstandig wil werken aan het verdragen van prikkels. Hij vertelt verder dat hij een hersteltraject overweegt bij de instelling L in E (hierna: L) en vraagt de psychiater om medicatie voor de reis en het verblijf aldaar. D vertelt haar verder dat hij tijdelijk wekelijks traumatherapie krijgt van I.
3.9 In het dossier noteert de psychiater op 12 september 2023, nadat zij op de website van L informatie heeft gevonden over de behandeling aldaar:
‘Na het lezen van de informatie op de website zie ik dit niet als een realistische behandelmethode. Behandeling burn out met ‘brein regie methode’. Simplistisch model over blokkades in brein opruimen. Lijkt niet gerelateerd aan bestaande wetenschappelijke methodes. Bij volgende afspraak met pt meedelen dat ik deze instelling niet adviseer. Ik zal ook niet meewerken hieraan’.
3.10 Op 19 september 2023 schrijft klaagster per e-mail aan de psychiater dat besloten is tot vertrek naar E op 24 september 2023, voor een verblijf van minimaal zes weken. Klaagster vraagt daarbij om medicatie voor de komende zes weken. Tevens meldt klaagster dat haar is gebleken (na een contact van echtgenote met K) dat D niet op de wachtlijst van K staat.
3.11 Op 21 september 2023 heeft de psychiater telefonisch contact met een medewerker van L. De psychiater spreekt af een recept voor zes weken voor te schrijven. Zij vermeldt in het dossier: “afspraak: we houden elkaar op de hoogte vooral w.b. wanneer patiënt terugkomt naar Nederland. Maar ook tijdens streven naar telefonisch of beeldbellen contact met patiënt”.
3.12 Op 24 september 2023 vertrekt D naar E. Gedurende zijn verblijf in E kan de psychiater geen contact krijgen met D, met uitzondering van een kort telefoongesprek op 20 oktober 2023 waarbij D haar vraagt om contact op te nemen met G en hem een paar vragen te stellen.
3.13 Tijdens het verblijf van D in E, heeft de psychiater wel contact met klaagster. Zij vertelt de psychiater dat zij naar E gaat om D te zeggen dat zij een echtscheiding wenst.
3.14 Ter zitting heeft I (gehoord als getuige) verklaard dat zij tijdens het verblijf van D in E voicemail contact met hem heeft gehad. Voor de door D gevraagde medicatie heeft ze hem verwezen naar de psychiater.
3.15 Op 26 oktober 2023 verneemt de psychiater van een behandelaar van L in E dat D die dag aldaar suïcide heeft gepleegd.
3.16 Op 31 oktober 2023 hebben de psychiater en klaagster telefonisch contact. Klaagster vertelt dat zij zeer ontevreden is over de handelwijze van de psychiater, en dat zij graag een nabespreking wil. Op korte termijn (zo kort na het overlijden van D) is zij daar nog niet aan toe, maar zij zal daar te zijner tijd op terugkomen. De psychiater meldt op dat moment niet dat zij nog maar een maand werkzaam zal zijn bij F. Als klaagster op enige moment vraagt om een nabespreking, hoort ze dat de psychiater inmiddels al is vertrokken bij F. Ze beschikt niet over (nieuwe) contactgegevens van de psychiater.
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klaagster verwijt de psychiater dat zij:
a) nalatig en onprofessioneel heeft gehandeld door afspraken niet na te komen, niet of te laat te reageren op e-mails, en niet beschikbaar te zijn voor een nabespreking;
b) het behandeladvies van G niet goed heeft uitgevoerd door de behandeling bij K niet te regelen en niet te investeren in de behandelrelatie;
c) onvoldoende regie heeft gevoerd over de behandeling, en;
d) heeft gezegd dat D wordt uitgeschreven bij F als hij naar E vertrekt.
4.2 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of psychiater de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel a) afspraken niet nagekomen en niet beschikbaar voor een nabespreking
5.2 Klaagster verwijt de psychiater dat zij nalatig en onprofessioneel heeft gehandeld door afspraken niet na te komen, niet of te laat te reageren op e-mails, en niet beschikbaar te zijn voor een nabespreking.
5.3 Aan klaagster kan worden toegegeven dat de psychiater niet altijd (tijdig) heeft gereageerd op (vragen en opmerkingen in) haar e-mails. De psychiater heeft dat ter zitting erkend, daarbij opmerkend dat klaagster wel erg veel e-mails stuurde en verzoeken deed, waaraan de psychiater niet altijd (tijdig) kon voldoen of op kon reageren. Zeker niet, nu er vooralsnog (overeenkomstig de wens van D tot 7 september 2023) geen casemanager was aangesteld die dit contact normaal gesproken onderhoudt.
5.4 Op grond van het dossier en de toelichting ter zitting stelt het college vast dat klaagster (op zichzelf heel begrijpelijk, vanwege haar zorgen voor de gezondheid van haar echtgenoot) veelvuldig contact zocht met de psychiater. Echter, van de psychiater kan niet worden verwacht dat zij altijd en vrijwel onmiddellijk reageert op de verzoeken en mededelingen van patiënten en/of hun familie. In de regel is het ook aan de casemanager om dergelijke contacten te onderhouden – maar die was op verzoek van D en klaagster (nog) niet aangesteld. De psychiater heeft voorts ter zitting verklaard, daarin niet weersproken, dat zij bij de periodieke gesprekken met klaagster wel steeds op de inhoud van de ontvangen e-mails is ingegaan en waar mogelijk heeft gereageerd.
5.5 Klaagster verwijt de psychiater verder dat zij op 22 augustus 2023 (hoewel dat wel zo was afgesproken) geen contact heeft opgenomen. Klaagster neemt haar dit verzuim kwalijk, de psychiater zegt dat zij door de drukte (de eerste werkdag na haar vakantie) er helaas niet aan is toegekomen. Wat daar van zij, na enige mailwisseling en telefonisch contact vindt op 24 augustus 2023 alsnog telefonisch contact plaats tussen de psychiater en klaagster. Deze vertraging (hoe bezwaarlijk ook voor D en klaagster) is gegeven de omstandigheden niet zodanig dat de psychiater hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.6 Klaagster verwijt de psychiater ook andere afspraken niet te zijn nagekomen, en verwijst daarbij naar door haar overgelegde kopieën van e-mails. Deze e-mails zijn echter (deels) slecht leesbaar, en zonder nadere toelichting (die ontbreekt) is het niet goed duidelijk op welke afspraken klaagster precies doelt. Uit het e-mailverkeer is wel op te maken dat er erg veel zaken (door elkaar) spelen, dat er gebrek aan vertrouwen is in de hulpverlening, en er onduidelijkheid bestaat over de behandelovereenkomst, het tijdelijk terugtreden van klaagster als mantelzorgster, en het zelfstandig optreden van I in de behandeling van D. Een belangrijk onderwerp in de e-mails is verder de aanmelding bij K, meer in het bijzonder of daar (al) sprake van was, D mogelijk al afgewezen was en/of hij alsnog een tweede keer moet worden verwezen. De psychiater slaagt er niet in om hier op korte termijn duidelijkheid over te krijgen, tot groeiende ergernis bij klaagster. Dit alles maakt het voeren van regie, bij een patiënt die zich terughoudend en soms argwanend opstelt en zelfstandig en zonder overleg eigen keuzes maakt, terwijl er ondertussen onduidelijkheid blijft bestaan over de opvang na terugkeer uit E, zeer lastig. Wat daar van zij, het verwijt van klaagster van het niet nakomen van specifieke afspraken vindt – tegenover de betwisting door de psychiater - onvoldoende steun in het dossier
5.7 Het college komt tot het oordeel dat het niet altijd (direct) reageren op e-mails van klaagster, en het pas enige dagen na haar vakantie (en daarmee later dan afgesproken) contact opnemen, een niet zodanige tekortkoming is dat de psychiater daarover een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.8 Het verwijt ten aanzien van het achterwege blijven van de door klaagster gewenste nazorg treft wel doel. Klaagster wenste ten minste een nabespreking, en de psychiater wist dat en heeft deze op 31 oktober 2023 ook toegezegd – zonder daarbij te vermelden dat zij een maand later zou vertrekken bij F. Als klaagster na enige tijd contact opneemt met F, verneemt zij dat de psychiater daar inmiddels niet meer werkzaam is. Zij heeft van de psychiater geen contactgegevens gekregen om op andere wijze dit gesprek aan te gaan.
5.9 Het college is van oordeel dat de psychiater, gelet op het belang dat klaagster (begrijpelijk, vanwege de trieste afloop) hechtte aan een nabespreking, klaagster beter had moeten informeren over haar aanstaande vertrek bij F en op welke wijze klaagster op een later moment met haar in contact kon komen. Het college verwijst daarbij naar de Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag (2012). Het nalaten van het actief informeren van klaagster, waardoor een nagesprek ten onrechte niet tot stand is gekomen, valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. Dit onderdeel van klachtonderdeel a) is dan ook gegrond.
Klachtonderdeel b) Het behandeladvies van G niet goed heeft uitgevoerd
5.10 Klaagster verwijt de psychiater dat zij het behandeladvies van G niet juist heeft uitgevoerd, door niet te investeren in de behandelrelatie en voorts verzuimd heeft om D (tijdig) aan te melden voor de behandeling bij K.
5.11 Uit het dossier en de behandeling ter zitting maakt het college op dat de (behandel)relatie tussen de psychiater en D en zijn echtgenote, minst genomen voor verbetering vatbaar was. D en zijn echtgenote vinden dat de psychiater onvoldoende aandacht besteedt aan de behandeling, terwijl anderzijds de psychiater zegt slecht contact te krijgen met hen beiden.
5.12 Klaagster verwijst naar het rapport van G, die adviseert om de behandelrelatie te verbeteren. Echter, het tijdsverloop tussen dit advies en het vertrek naar E is zodanig kort dat in deze periode bezwaarlijk een verbeterde behandelrelatie kon worden opgebouwd. Zeker niet nu D, een week na het advies, aan de psychiater vertelt dat hij overweegt (om voor minimaal zes weken) naar E te vertrekken voor behandeling bij een ander centrum. Hij onttrekt zich daarmee (in ieder geval tijdelijk) aan behandeling door de psychiater. Uit het klaagschrift begrijpt het college dat op 7 september 2023 (al vóór, dan wel kort na het consult door de psychiater) niet alleen wordt overwogen om te vertrekken, maar dat die dag het besluit al daadwerkelijk is genomen. Het zich onttrekken aan behandeling blijkt ook als de psychiater er na het vertrek van D niet in slaagt om, behoudens een kort eenmalig telefoongesprek, contact met hem te hebben.
5.13 Hoewel het op de weg van de psychiater lag om de behandelrelatie waar mogelijk te verbeteren, valt het haar door het korte tijdsverloop tot de beslissing om naar E te gaan plus de opstelling van D, niet (tuchtrechtelijk) te verwijten dat deze relatie in deze periode niet wezenlijk verbeterde.
5.14 In zijn rapport geeft G als één van de mogelijke behandelingen, een psychotherapeutisch traject (door I) waarbij een tertiaire instelling (bij voorkeur K) betrokken kan worden. Echter, al in het voorjaar van 2023 was D (door een eerdere behandelaar) voor deze behandeling aangemeld. De psychiater heeft dan ook besloten om dat vooralsnog af te wachten en geen (aanvullende) actie te ondernemen. Zij kon daar, naar het oordeel van college, ook in redelijkheid toe besluiten. Dat op dat moment (ten tijde van het uitbrengen van het rapport G) de aanvraag inmiddels was afgewezen, was niet bij de psychiater bekend. Alsdan valt haar niet te verwijten dat zij D niet (in haar visie, voor een tweede keer) heeft aangemeld bij K. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel c) onvoldoende regie heeft gevoerd over de behandeling van D
5.15 Klaagster verwijt de psychiater dat zij onvoldoende regie heeft gevoerd over de behandeling. De psychiater stelt allereerst dat zij gedurende enige tijd niet wist of er al sprake was van een behandelrelatie (vanwege de afwijzende of in ieder geval terughoudende opstelling van D). De psychiater neemt verder het standpunt in dat zodra er sprake was van een behandelrelatie, zij zo goed mogelijk heeft getracht regie te voeren over de behandeling.
5.16 Het college merkt allereerst op dat, anders dan de psychiater blijkbaar verdedigt, de behandelrelatie (uiterlijk) tot stand is gekomen op 12 juli 2023 als ze (samen met een collega van F) een huisbezoek aflegt bij D. Dat D terughoudend reageert op haar vragen over een behandelovereenkomst, maakt dat niet anders. Immers, op dat moment is F en daarmee de psychiater daadwerkelijk betrokken bij de behandeling van D.
5.17 Wat betreft de regie die de psychiater (in ieder geval) vanaf 12 juli 2023 had moeten voeren, overweegt het college als volgt.
5.18 Uit het dossier en de toelichting ter zitting blijkt dat de psychiater zich zeker heeft ingespannen voor de zorg van D. Binnen de beperkingen van de behandelrelatie (een terughoudende patiënt, moeilijk contact met hem te krijgen) en de beperkingen van een interim aanstelling bij F heeft de psychiater waar mogelijk huisbezoeken afgelegd, onderzoek gedaan en behandelingen voorgesteld. Zij heeft ook aanvaard dat klaagster contact met haar zocht en kreeg via de email, hoewel dat normaal gesproken via een casemanager verloopt (die door D vooralsnog geweigerd werd). Zij heeft overlegd met G voor zijn second opinion, en zijn advies met alle belanghebbenden besproken en geprobeerd dat na te komen. In zoverre heeft zij voldaan aan de verantwoordelijkheden van regiebehandelaar, in de periode tussen 12 juli 2023 (begin behandelrelatie) en 7 september 2023 (waarop zij verneemt van het voorgenomen vertrek naar E).
5.19 Echter, gezien de ernstige problematiek waar deze patiënt mee kampte, had de psychiater scherper regie moeten voeren zodra zij verneemt dat D voornemens is tot (naar later blijkt, reeds besloten heeft tot) vertrek naar E voor een behandeling aldaar. Zij was het niet eens met dit vertrek omdat ze geen vertrouwen had in de behandeling, en D na vertrek niet meer bereikbaar was voor (zinvol contact met en) behandeling door F. De psychiater had geen enkel zicht op de behandeling (werkwijze, achtergrond en uitgangspunten) van L. Ze had ook geen contact met de behandelaars aldaar. In het dossier merkt de psychiater op dat ze het niet ziet als een ‘realistische behandelmethode’, en dat men daar uitgaat van een: ‘Simplistisch model over blokkades in brein opruimen. Lijkt niet gerelateerd aan bestaande wetenschappelijke methodes’ en dat zij D zal vertellen dat zij hier niet aan mee zal werken.
In het verweerschrift wordt in wezen dezelfde conclusie getrokken: ‘Behandeling was daardoor feitelijk onmogelijk geworden. [De psychiater] was ook niet betrokken bij de behandeling in E. Zij had wellicht toch duidelijker moeten aangeven dat dit niet kon samengaan met een voortzetting van de behandelrelatie (…)’.
Het college is van oordeel dat ze D had moeten (proberen te) overtuigen om af te zien van vertrek omdat hij zich daarmee onttrok aan haar behandeling en regie. En als dat geen resultaat had, had zij (als noodrem) de behandelrelatie moeten beëindigen. Immers, D was een zeer kwetsbare patiënt met een complexe problematiek, waarvoor zij de zorg had en verantwoordelijk was voor de behandeling. Als dat niet mogelijk blijkt (en die situatie heeft zich ook daadwerkelijk voorgedaan, hetgeen te voorzien was) had zij daar de (harde) consequenties uit moeten trekken. Nu ontstond er een halfslachtige situatie waarin D niet werd terugverwezen naar de huisarts en de behandelovereenkomst dientengevolge bleef bestaan. Ondertussen informeerde klaagster de psychiater over een mogelijk ingrijpende scheidingsaanzegging en liet de psychiater na de arts en de medewerker die aan L verbonden was en wiens contactgegevens zij had gekregen, te contacteren.
5.20 Voor de goede orde: het college heeft zeker begrip voor de lastige positie waarin de psychiater zich bevond. D en zijn echtgenote hadden hun eigen visie en maakten keuzes zonder voldoende overleg met, laat staan toestemming van de psychiater. Maar dat laat onverlet dat de psychiater haar eigen verantwoordelijk had moeten nemen. In plaats daarvan bleef zij ambivalent, en trok geen duidelijke lijn. Ter zitting verklaart de psychiater daar nog steeds wisselend over, al zegt zij wel dat zij in een voorkomend geval in de toekomst anders zal handelen (inhoudende: beëindigen van de behandelrelatie zoals hierboven omschreven). Deze ambivalente en afstandelijke houding ziet het college terug bij haar reactie op de mededeling van de echtgenote (klaagster) dat zij naar E zal afreizen om D te vertellen dat zij een echtscheiding wenst. Gesteld noch gebleken is dat de psychiater op dit punt een risico-inschatting heeft gemaakt, en zij heeft evenmin contact opgenomen met de begeleiders van D in E. In plaats daarvan besloot zij af te wachten.
5.21 Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat het verwijt dat de psychiater te weinig de regie naar zich toetrok, dan wel waarmaakte, voor de periode na 7 september 2023 doel treft. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.
Klachtonderdeel d) uitschrijven bij F bij vertrek naar E
5.22 Klaagster verwijt de psychiater dat zij D heeft gezegd hem uit te schrijven als hij naar E vertrekt (en daarmee bij hem gevoelens van radeloosheid heeft bezorgd). Dit verwijt treft geen doel. Zoals hiervoor overwogen had de psychiater D ervan moeten weerhouden om naar E te vertrekken, dan wel (als uiterste consequentie) de behandelrelatie moeten beëindigen. Bij het beëindigen van de behandelrelatie past uitschrijving (in ieder geval tijdelijk) bij F.
5.23 Uiteindelijk heeft de psychiater voor geen van beide mogelijkheden gekozen, ze heeft berust in het vertrek naar E en D (ook) niet uitgeschreven. Door noch het een, noch het ander te doen, heeft zij onvoldoende regie gevoerd. Maar haar valt niet te verwijten dat zij D de mogelijke uitschrijving heeft voorgehouden omdat dat een logisch gevolg was van zijn keuze. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Slotsom
5.24 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat het eerste klachtonderdeel deels gegrond is (nazorg niet goed geregeld) en het derde klachtonderdeel gegrond is (onvoldoende regie gevoerd voor de periode na 7 september 2023), en de overige klachtonderdelen ongegrond zijn.
Maatregel
5.25 Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt. De psychiater stond voor een zeer moeilijk afweging en keuze, bij het voorgenomen vertrek van D naar E. Zij had ernstige bedenkingen tegen zijn plan en voorzag verder dat zij geen zicht zou hebben op zijn behandeling aldaar. In die situatie had de psychiater dan ook duidelijk kenbaar moeten maken de behandelrelatie te zullen stoppen waardoor het voor patiënt (die wilsbekwaam genoeg werd geacht om naar E te vertrekken) en klaagster duidelijk zou zijn dat de psychiater geen behandelverantwoordelijkheid wenste te nemen voor dit verblijf in E en wat daar zou gebeuren. De psychiater heeft dit evenwel niet gedaan en bleef daarmee verantwoordelijk voor de behandeling van deze patiënt, een verantwoordelijkheid die ze niet kon waarmaken en waarbij zij geen of althans onvoldoende regie voerde bij de behandeling van deze kwetsbare patiënt. Dit valt haar tuchtrechtelijk te verwijten.
Daarnaast is verwijtbaar dat de psychiater na het overlijden niet aan klaagster heeft laten weten dat zij op korte termijn niet meer voor F werkzaam zou zijn, en daarmee niet meer beschikbaar zou zijn voor een nabespreking.
5.26 Dit tuchtrechtelijk verwijt is in beginsel te zwaar om te volstaan in een waarschuwing, zijnde een zakelijke terechtwijzing voor een misstap die iedere psychiater kan overkomen. In een situatie als deze mag van een psychiater verwacht worden dat moeilijke keuzes niet uit de weg worden gegaan. Zoals gezegd komt dat in dit geval neer op het weerhouden van de patiënt van vertrek, dan wel in het uiterste geval de behandelrelatie (tijdelijk) staken. Door haar ambivalente opstelling accepteerde zij dat zij verantwoordelijk was voor zorg waar zij geen zicht op had. Ter zitting is gebleken dat de psychiater nog altijd niet of onvoldoende onderkent dat zij zich in een situatie heeft laten manoeuvreren waarin zij haar verantwoordelijkheid niet kon waarmaken, zonder de enig mogelijke consequentie daaraan te verbinden. Voor de goede orde: het college laat bij dit alles buiten beschouwing, de uiteindelijke tragische afloop door de suïcide door de patiënt. Een minder fatale afloop maakt de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid niet minder.
5.27 Hoewel het verwijt zodanig is dat in beginsel moet worden gekomen tot een berisping, ziet het college in de specifieke omstandigheden van het geval aanleiding om te volstaan met een waarschuwing. Het ging om een complexe patiënt, die veel wensen had en regelmatig zijn eigen plan trok. Zo moest het contact vaak via de echtgenote lopen, ging de patiënt niet akkoord met een casemanager die de dagelijkse zaken zou kunnen coördineren, en besloot de patiënt zonder overleg een andere behandeling aan te gaan. Het college acht daarbij van belang dat de psychiater daadwerkelijk heeft overwogen (en dat ook aan de patiënt heeft verteld) dat zij hem tijdelijk wilde laten uitschrijven. Zij heeft daar uiteindelijk van afgezien, omdat dit voor de patiënt (en ook voor zijn echtgenote) tot grote onzekerheid leidde. Zij wisten dan niet, op welke wijze hij na terugkomst opgevangen zou worden en of hernieuwde behandeling op korte termijn weer aangeboden zou (kunnen) worden. Klaagster heeft dit ook nadrukkelijk onder de aandacht van de psychiater gebracht. Vanwege het korte tijdsverloop tussen ontvangst en bespreking van het rapport G, de mededeling dat werd overwogen tot vertrek (terwijl daar eigenlijk al een beslissing toe was genomen) en het daadwerkelijk vertrek – zonder deugdelijk overleg met de psychiater, kan het college het gebrek aan regie in deze periode slechts beperkt aanrekenen. De psychiater bevond zich daadwerkelijk in een complexe en ambivalente situatie, omdat zij de patiënt ook niet in de steek wilde laten.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a) deels gegrond en klachtonderdeel c) gegrond;
- legt de psychiater de maatregel op van waarschuwing;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, R.P. Wijne, lid-jurist, A.C.M. Kleinsman, H.J. de Boer en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
Lees ook
B. Jacobsen
Voorzitter Afdeling Ernstig Psychiatrische Aandoeningen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Ubbergen
Wij hebben als bestuur van de afdeling “Ernstige Psychiatrische Aandoeningen” van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie kennis genomen van de uitspraak van het regionaal tuchtcollege Amsterdam, d.d. 19 november 2024 en zien ons genoodzaakt om er...op te reageren, zeker door een aantal verontruste reacties van collega's in het veld, die we delen.
In de gepubliceerde uitspraak werd de in een FACT team werkende collega verweten, dat zij de behandelrelatie met een patiënte niet had verbroken, nadat de patiënte een behandeling in het buitenland was aangegaan, die medisch niet zinvol leek. De psychiater had volgens het tuchtcollege sterker moeten proberen patiënte te overtuigen van deze stap af te zien en als dat niet succesvol was geweest de behandeling moeten verbreken.
Los ervan dat het eenzijdig beëindigen van een behandelrelatie door de behandelaar alleen om gewichtige redenen geoorloofd is, achten wij de door het tuchtcollege geschetste manier van werken in strijd met de uitgangspunten van assertieve zorg en niet passen bij de zorgsetting FACT. Deze vorm van zorg is juist ervoor opgericht om met patiënten in contact te komen en blijven, die ambivalent zijn over het aangaan van een behandelrelatie en vaak moeite hebben om vertrouwen op te bouwen. Het met elkaar worstelen om tot een werkende behandelrelatie te komen is dan een nodig en vaak waardevol proces. Dat patiënten keuzes maken waar wij als FACT behandelaren vraagtekens bij hebben, die wij fout of zelfs gevaarlijk vinden, komt regelmatig voor en in de meeste gevallen is het juist dan van belang, om in contact te blijven. Het verbreken van de behandelrelatie zorgt in deze situaties vaak voor meer risico’s en is daarom eerder de uitzondering dan de norm.
Als bestuur van de afdeling Ernstig Psychiatrische Aandoeningen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie willen wij bij deze duidelijk benoemen, dat het goed medisch handelen is, om bij het werken met patiënten met ernstige psychiatrische aandoeningen ook in risicovolle situaties contact te houden en te blijven investeren in de behandelrelatie.
Met dank aan Harald Schneider, psychiater, voor de voorzet van deze bijdrage
M.D. Oosterhoff
Psychiater, Thesinge
Heel goed, deze verklaring van jullie!! Helemaal eens.
A. ten Have
Huisarts, Huizen
Wat een dappere psychiater en ik neem aan ook haar team.
We gaan voorbij aan het besluit van de partner om de relatie te beëindigen, wanneer patiënt heel kwetsbaar en labiel is, en er dus geen vangnet is.
Het luxerende moment, lijkt mij.
Het... had de partner gesierd dit pas te doen als patiënt weer in Nederland is.
Waar dit vangnet wel geborgd was door de keuze van betreffende psychiater en het behandelteam.
De uitspraak van het tuchtcollege zal averechts werken voor collega’s die vanuit compassie hun vak doen. En deze zijn keihard nodig!
Deze waarschuwing is totaal misplaatst en heeft niks met ‘lange’ tenen te maken, maar een terechte verontwaardiging over het feit dat een kundig collega hier fors onrecht wordt aangedaan.
M.A. Papanikolau
Kinder en jeugdpsychiater , Heemstede
Volledig met het bovenstaande eens.
Een bizarre en angst voor het tuchtrecht verhogende uitspraak.
huisarts niet praktiserend, Ermelo
De reacties lezen: er is brede verontwaardiging over de uitspraak.
1) de psychiater heeft zich zorgzaam betoond door de behandelrelatie in stand te houden terwijl de patient een niet wetenschappelijke therapie ver weg ging volgen.
2) het verwijt is... dat zij de behandelrelatie had moeten verbreken en dit heeft verzuimd.
3) voor mij is niet duidelijk waarom deze behandelrelatie verbroken had moeten worden; door de afstand, door de keuze van behandeling elders?
4) de psychiater oordeelde dat deze behandeling niet wetenschappelijk was (onderbouwd/geëvalueerd). Met andere woorden: de patiënt had zich onder behandeling van een kwakzalver gesteld.
5) Zoals al is opgemerkt: elke behandelende arts ziet patiënten zie zich onder behandeling van kwakzalvers stellen. Homeopaten, waarzeggers, schedelkrakers, enz. De behandelende artsen zeggen de behandelrelaties niet op, maar proberen -als de patiënt hierover open is tenminste- de patient te begeleiden en op te vangen als de reguliere zorg toch weer nodig blijkt.
6) Waarom vinden veroordelingen in die situaties niet plaats? Juist, omdat artsen zich zorgzaam opstellen. Dat is een kostbare artsenplicht.
7) in casu de genoemde patiënt had een serieuze aandoening die zich fataal ontwikkelde tijdens de behandeling van de kwakzalver. De patiënt stelde zich gesloten en afhoudend op, niet uitzonderlijk bij patiënten met ernstig psychisch lijden. Van de door de psychiater aangeboden achtervang is door patiënt noch door zijn partner gebruik gemaakt.
8) Het tuchtcollege heeft mogelijk gebruik gemaakt van regels die door de beroepsgroep zijn opgesteld en in het oordeel niet ter sprake kwamen (nogmaals: de grond voor het oordeel is niet helder).
9) De vraag is: Waartoe zijn artsen op aarde? Om naar de wet formele regels te volgen, of met bezieling, compassie, en kunde de patiënten zo goed mogelijk te helpen? Afwijken van (nogmaals: hier onduidelijke) formele regels kan het juiste zijn, is soms het beste en kan alleen verwijtbaar zijn als patiënten hierdoor schade oplopen. En hoewel de behandeling elders voor de patiënt fataal is afgelopen, heeft dat niets te maken met het afwijken van mistige regels die ongetwijfeld anders dan in casu bedoeld zijn.
10) Het is al eerder besproken: veel tuchtrechterlijks geoordeel slaat de plank mis en werkt beangstigends en demotiverend op de inzet van dokters. Maar het doel is anders: het verbeteren van de kwaliteit van de zorg door artsen.
Het wordt tijd voor een grondige herbezinning op de kernwaarden, de plaats en het functioneren van de tuchtcolleges.
M.J. Fortuijn
Psychiater , Haarlem
Helemaal eens met punt 3: wat is nou de grond waarop de behandelrelatie stop gezet moest worden? Merkwaardig toch dat het RTG dat niet helder betoogt.
In hoeverre vertroebelt de ellendige uitkomst (suicide) het redeneren?
C.A.J. Baas
Psychiater, Zwolle
Geachte redactie,
De uitspraak van de tuchtraad zoals besproken in uw artikel
"Psychiater verbreekt behandelrelatie niet, ondanks dubieuze therapie in buitenland" roept bij mij veel vragen op.
Wat zou er gewonnen zijn als de psychiater de beh...andelrelatie wel had verbroken. Zou de patiënt zich dan niet gesuïcideerd hebben?
In de dagelijkse praktijk is het heel gebruikelijk dat mensen lijdend aan ernstige psychiatrische aandoeningen het vertrouwen in behandeling, zorgverleners en instituten verloren hebben. Moeten we dan bij elke volgens ons bizarre poging tot herstel het bijltje erbij neer gooien?
Voorts, talloze patiënten lijdend aan ernstige somatische aandoeningen zoeken niet reguliere behandeling. Soms knappen ze ervan op, soms leveren ze zich uit aan uitzinnige therapieën door dubieuze zorgverleners. Moeten reguliere artsen die het met lede ogen aanzien dan ook de behandelrelatie verbreken?
Volgens mij moeten we in de behandelrelatie het vertrouwen zien te behouden, respect blijven tonen en ondertussen onze professionele opinie helder verwoorden.
Wanhopige keuzes mogen toch geen reden zijn om mensen in de steek te laten?
Met vriendelijke groeten,
J. Meintjens
spoedeisende hulp arts, Nibbixwoud
De dokter zegt "Pas op! Niet doen! Slecht idee!" De patiënt doet het toch en dat gaat mis. Dus wordt de dokter veroordeeld !?! En dan staat er in hetzelfde nummer van Medisch Contact "De angst voor tuchtrecht is buitenproportioneel" - nou, de bron v...an dat verschijnsel is hiermee schitterend geïllustreerd. Met dit soort uitspraken zijn we met de tuchtrechtspraak de redelijkheid wel voorbij, zou ik denken.
https://www.medischcontact.nl/actueel/laatste-nieuws/artikel/angst-voor-tuchtrecht-is-buitenproportioneel-in-verhouding-tot-kans-op-klacht
M.D. Oosterhoff
Psychiater, Thesinge
De welwillende soepele houding van de psychiater wordt afgestrafd door stuurlui aan wal. Dit verbetert de zorg niet, maar verslechtert het.
V.H. Heemskerk
Traumachirurg, Scheemda
Het is niet mijn expertise gebied, maar het verbreken van een behandel relatie betekent dat je een andere behandelaar voor je patiënt moet vinden. Dat lijkt mij op de korte termijn niet eenvoudig voor deze kwetsbare en moeilijk benaderbare patiënt di...e volledig zijn eigen plan trekt samen met zijn echtgenote. Het lijkt mij volstrekt logisch dat de behandelaar zo menselijk is om deze relatie niet acuut te beëindigen op het moment dat patiënt zich op het alternatieve pad begeeft. Deze ongewenste uitkomst van zorg staat volledig los van de behandelaar en deze zou verschoond moeten blijven van enige repercussie. Hier is het tuchtrecht nooit voor bedoeld, het zal alleen maar leiden tot verdere defensieve geneeskunde. En daar is werkelijk niemand bij gebaat.
A. Glazenborg
psychiater
Ik geloof dat elke FACT-psychiater hetzelfde gehandeld zou hebben als verweerster. Als de patiënt zich suïcideert nadat je als noodrem (zoals in de tekst staat) de behandelrelatie verbreekt, krijg je het verwijt dat je niet zomaar aan de noodrem mag ...trekken. Achteraf is het mooi wonen.
Psychiater niet praktiserend, GOIRLE
Deze casus en de recente enquête over het tuchtrecht maakt duidelijk dat het zo niet door kan gaan. Wat mij betreft dient casuïstiek die nu in aanmerking komt voor een waarschuwing of berisping terugverwezen worden naar de klachtcommisie met intercol...egiaal overleg. Alleen ernstige, strafbare casuïstiek zoals seksueel misbruik, mishandeling, ernstig tekort schieten ed nog voorleggen aan het Tuchtcollege. Dan worden het strafbare en het leereffect uit elkaar gehaald met daardoor minder stress, frustratie, aantasting van zelfvertrouwen en van werkplezier.
Ger Zwartjes
B.J.C.J. Terstegge
arts, huisarts n.p, Rotterdam
Deze uitspraak van het RTG is wat mij betreft onjuist onbegrijpelijk.
Er kwamen bij me een aantal overwegingen op.
- als huisarts blijf je de behandelrelatie houden ook al gebeurt het bijna dagelijks dat je patiënten een niet reguliere behandeling ...zoeken (handopleggers, waarzeggers, piskijkers, dubieuze kankerbehandelingen) waar je het volstrekt niet mee eens bent. Zou je dan de behandelrelatie moeten of zelfs mogen verbreken? Gelukkig doen huisartsen dat niet.
- als de psychiater in deze casus de behandelrelatie wel had verbroken en de weduwe had hier achteraf over geklaagd zou RTG dit dan niet gegrond hebben verklaard (immers een kwetsbare patiënt, daarvoor moet je beschikbaar blijven).
-het is merkwaardig dat de weduwe klaagt over de psychiater terwijl zij zelf een echtscheiding aanzegt (misschien wel een belangrijke oorzaak van de suïcide? Het tuchtcollege gaat hieraan voorbij
- hebben de patiënt en de echtgenote dan zelf geen verantwoordelijkheid meer voor hun eigen lot?
De uitspraak draagt m.i. niet bij aan de kwaliteit van de gezondheidszorg.
N. van de Weg
Psychiater, Arnhem
Het is ironisch om deze uitspraak te lezen in hetzelfde blad waarin wordt gesteld dat artsen niet zo bang moeten zijn voor het tuchtrecht en dat de uitkomst niet meetelt in de uitspraak. Want ik kan me er niet aan onttrekken dat de uitkomst hier juis...t wel heeft mee gespeeld. Stel: patiënt keert terug na deze behandeling, concludeert zelf nu ook dat dit geen oplossing is geweest voor zijn problemen, is blij dat zijn psychiater hem niet in de steek heeft gelaten en staat nu meer open voor de adviezen van de psychiater, waardoor het tot een goede samenwerking komt. Was het niet opzeggen van de behandelrelatie dan ook aanleiding geweest voor een waarschuwing of berisping? Of als de psychiater de behandelrelatie had opgezegd, geen medicatie met had verstrekt, en de patiënt had zich gesuicideerd: berisping ivm in de steek laten van kwetsbare patiënt, terwijl het toch reguliere factzorg is om juist samenwerking te zoeken met kwetsbare patiënten die best vaak een andere visie hebben dan hun behandelaren? Zou dan "te rigide opstelling" het verwijt zijn? Of patiënt wordt uitgeschreven, na opzegging van de behandelrelatie, en wil na de opname niet met terug verwezen worden naar de reguliere ggz omdat hij daarin nu alle vertrouwen verloren heeft ("zij houden geen rekening met mijn voorkeur").
Ik kan me er niet aan onttrekken dat m'n de dramatische uitkomst heeft meegespeeld bij deze uitspraak.
En dat helpt ten eerste niet in het leereffect (want wat moeten we hier nou precies van leren?) en ten tweede niet in het wegnemen van angst voor het tuchtrecht.
P.C.F. van Haaren
Aios psychiatrie
Precies, deze uitspraak lijkt veel op "damned if you do, damned if you don't". Het zou helpen als een commissie van vakinhoudelijk bekwame specialisten de zaak stap voor stap, vanaf begin behandelrelatie tot beëindiging, in chronologische volgorde ge...presenteerd krijgt zonder de uitkomst te kennen en dan per ontwikkeling hun overwegingen geeft. Zoals het voor iedereen in de praktijk ook gaat. Achteraf zou je deze overwegingen dan langs de overwegingen van de behandelaar in kwestie kunnen leggen en kijken waar de discrepanties zitten, daar lijkt me veel meer een leereffect vanuit gaan, ook voor de beroepsgroep, en doet recht aan de onzekerheid en complexiteit van de psychiatrische praktijk.
M.E.J.M. Bik
Psychiater ACT
Ook ik verbaas me over deze uitspraak. Ik begrijp wel dat de psychiater contact had moeten zoeken met de behandelaren in E (er was daar blijkbaar een verantwoordelijke arts). Ik begrijp ook dat klaagster valt over het niet beschikbaar zijn van de ps...ychiater voor een nabespreking (door het ontbreken van contactgegevens.). Maar ik begrijp niet dat het tuchtcollege stelt dat je een halfslachtige houding aanneemt als je een (F)ACT patient niet uitschrijft, omdat hij of zij opeens een rare sprong maakt. Als dit gangbare praktijk zou worden, zouden we als (F)ACT psychiaters juist veel lastiger regie kunnen voeren. En ik vermoed dat het ook niet bepaald een positieve uitwerking zou hebben op de relatie met huisartsen van betreffende patiënten…
Tenslotte ben ik het ook eens met deze uitspraak van collega Fortuin: Als een patiënt iets doet waar je op tegen bent, dan moet je inschatten of er reden is voor gedwongen zorg.
Ik snap niet waarom je, als een gedwongen kader niet passend/nodig is, de behandeling zou moeten beeindigen.
J.D. Wuister
huisarts, Den Haag
Ach, het is heel simpel: Barbertje moet hangen
Psychiater niet praktiserend, GOIRLE
Deze kwestie gaat om afwegingen, die je in de gegeven omstandigheden en bij deze populatie niet als goed of fout kan beoordelen. Ik zou dezelfde afweging gekozen hebben, omdat anders niet alleen de behandelrelatie, maar ook de medicatie acuut gestop...t zou worden. En wat doe je als iemand homeopatische medicatie gaat gebruiken? Ook ontslaan?
Dit hoort niet bij het tuchtcollege, maar had terugverwezen moeten worden naar een interdisciplinair overleg zonder 'straf' en onnodige stress en frustratie bij de collega.
P.F.M. Koevoets
Psychiater, Landgraaf
Ik vermoed dat na deze uitspraak komende week zo'n beetje de helft van alle FACT patiënten kunnen worden uitgeschreven. Tenminste als we deze uitspraak serieus moeten nemen.
Weer een voorbeeld van een uitspraak die veel ophef veroorzaakt, geen of h...ooguit een verkeerd leereffect heeft en het respect voor tuchtrecht vermindert.
Jammer.
Ondertussen: respect voor de betrokken psychiater!! Wat mij betreft kan haar gedrag wél als voorbeeld dienen.
W.L. Rakhorst
Psychiater , Amsterdam
Even los van deze casus waar ik de details niet van weet: soms kan het verstandig zijn bij een wilsbekwame patiënt die therapie vernietigend gedrag vertoont (dus de therapie onmogelijk maken, we zijn nou eenmaal niet almachtig, dit kan gewoon) de the...rapie te stoppen. Doorgaan geeft dan verwarring: zowel patiënt als naasten gaan er van uit dat verbetering wel komt en gaan achterover leunen en wachten tot de patiënt gered wordt. Dit houdt het probleem in stand en kan zelfs tot gevaar leiden.
Bij een wilsonbekwame patiënt is het natuurlijk anders. Dan kun je nog gedwongen zorg inzetten (als dat doelmatig is natuurlijk)
W.L. Rakhorst
Psychiater
Overigens kun je hier nog best een positieve draai aan geven. De psychiater heeft alles goed gedaan behalve dat ze teveel haar best heeft gedaan. De volgende keer kan ze functioneel achterover leunen. Het tuchtcollege heeft het zelf gezegd. Ik vermoe...d dat dit niet de uitkomst is die de klaagster heeft verwacht.
R. de Groot
Basisarts, Ermelo
Hoop collega’s met lange tenen in de comments (sorry).
Kan iemand mij uitleggen wat er zo onredelijk aan is dat je een waarschuwing krijgt voor de steken die je hebt laten vallen? Ik lees terug dat het college bijna alle klachtonderdelen ongegron...d verklaard. En dat ze de psychiater erkenning geven voor de vele goede dingen die zij heeft gedaan.
Maar er is toch ook gewoon een gegrond onderdeel in deze klacht waarvoor een waarschuwing gepast is. Waarom levert dit zoveel weerstand op?
L. Bril
Huisarts
Klachtonderdeel C gegrond in mijn ogen zeer onterecht. Deze psychiater had het nooit goed kunnen doen. Zoals collega van Haaren al mooi uitee zet hieronder: als de psychiater de behandelovereenkomst had gestopt, had de patient /ega zich nog meer in ...de steek gelaten gevoeld en had de uitkomst verwacht ik niet anders geweest. Als huisarts heb ik regelmatig mensen die alternatieve circuits opzoeken waar ik het niet mee eens ben. Volgens de wet moet ik blijkbaar met hen allemaal de behandelovereenkomst opzeggen. Oh nee dat mag alleen onder hele strenge voorwaarden. Ach ik snap het allemaal niet meer.... laat ik maar doen wat goed voelt.
R. de Groot
Basisarts, Ermelo
Ja het wel/niet beëindigen van de behandelovereenkomst vind ik ook een discussiepunt. Maar ik merk dat collega’s zeggen de uitspraak “onbegrijpelijk” te vinden. En daar kan ik me niet in vinden. Dan twijfel ik of men de hele uitspraak gelezen heeft. ...Want die zit wel goed in elkaar.
Ik vind het beëindigen van de behandelovereenkomst een geval waarin beide antwoorden goed en fout kunnen zijn, afhankelijk van de specifieke situatie. Het tuchtcollege oordeelt in dit specifieke geval dat ze het beter had kunnen beëindigen. Daar kunnen we dan lering uit trekken en over discussiëren toch? Maar om de uitspraak dan als onbegrijpelijk te bestempelen gaat te ver. De uitspraak is juist heel begrijpelijk, gebalanceerd en goed beargumenteerd.
Overigens zegt deze uitspraak helemaal niet dat huisartsen verantwoordelijk worden gehouden voor alternatieve therapieën die patiënten tegen advies in ondergaan.
Volgens mij is dat nog nooit gebeurd. En dat gaat ook niet gebeuren als gevolg van deze uitspraak. Dat is een compleet verkeerde uitleg van de betekenis van een uitspraak door het tuchtcollege.
F.C. den Heijer
Huisarts
Dat is collega, omdat het onrechtvaardig voelt (en m.i. is). De behandelaar wordt door de patiënt klem gezet en voor een voldongen feit gestelt. Er wordt verweten dat de behandelrelatie niet wordt beeindigt door de psychiater, wat een draconische maa...tregel is voor een arts. Je voelt echter aan je water dat als dat wél was gebeurd de psychiater een tuchtzaak had gekregen juist daarom. De patiënt verantwoordelijkheid wordt compleet buiten de uitspraak gehouden. Daarnaast is dus de vraag waar je verantwoordelijkheid als behandelaar ophoudt. Als je dit vertaalt naar de somatische zorg is een oncoloog verantwoordelijk als zijn patiënt naar een dubieuze kliniek in Duitsland gaat, hij/zij dat ten stelligste afraadt, maar toch gaat en daar overlijdt omdat weet ik wat ingespoten wordt door een natuurarts. Dát is namelijk de les die ik trek uit deze uitspraak.
Overigens ben ik het met je eens dat het niet leveren van een nazorggesprek niet netjes is. Of dat gelijk tuchtrechtelijk te verwijten valt weet ik ook niet. Dan zou er toch een intentie achter moeten zitten. Nu weet je niet of dit gewoon berust op een vergissing. Daarnaast is ook de organisatie waar je werkt verantwoordelijk voor klachtenafhandeling en was er echt we mogelijkheid geweest de psychiater te bereiken.
R. de Groot
Basisarts, Ermelo
Een mooie en gebalanceerde uitspraak van het tuchtcollege.
Ook zij concluderen dat de psychiater in een lastige situatie was, waarvan zij het beste heeft proberen te maken.
Het niet uitwisselen van contactgegevens voor het nagesprek is m.i. he...t enige wat de psychiater echt aan te rekenen is.
Deze uitspraak leert ons dat we, in het ogen van het tuchtcollege, blijkbaar erg kritisch moeten zijn op het voortzetten van de behandelrelatie in een situatie waarin we geen feitelijke regie kunnen voeren. Maar als ik deze casus lees was het voeren van regie ook erg lastig toen de patiënt nog in Nederland woonde. Ik weet niet of het beëindigen van de behandelrelatie overeenkomt met mijn definitie van goed hulpverlenerschap. Ik denk dat er genoeg artsen zijn die de uitspraak van het tuchtcollege op dat punt twijfelachtig vinden.
Echter, de uitspraak als geheel is erg redelijk. Goed onderbouwd. En uiteindelijk word de “misser” waarvoor een berisping eigenlijk gepast zou zijn, op basis van de uitzonderlijke omstandigheden afgebouwd naar een waarschuwing.
Een waarschuwing van het tuchtcollege is niet het einde van de wereld. Deze psychiater kan gewoon met opgeheven hoofd haar werk voortzetten. Want uit het verhaal blijkt, wat mij betreft, dat deze psychiater erg betrokken was. En bereid om zorg op maat te bieden voor een patiënt waarbij de behandeling erg lastig verliep.
M. Ouwens
Verzekeringsarts, bedrijfsarts
"Want uit het verhaal blijkt, wat mij betreft, dat deze psychiater erg betrokken was. En bereid om zorg op maat te bieden voor een patiënt waarbij de behandeling erg lastig verliep." En wat een fijne beloning heeft de collega daar voor gekregen, ter... bevordering van de kwaliteit van de zorg.
Huisarts, Best
Dit soort uitspraken! Hoe dan?
De verantwoordelijkheid van de patiënt ligt altijd bij de zorgverlener?
Dan haak ik af.
Ik kan een heel verhaal schrijven waarom ik deze uitspraak te belachelijk voor woorden vind, maar dat spreekt voor zich. ...
Mensen willen helpen is tegenwoordig steeds meer verworden tot aangeschoten wild zijn.
Ik heb geen zin meer om altijd maar defensief te werken. Dat verpest mijn werkplezier! Ik sta er voor mijn mensen op mijn manier. Ik vind het belangrijker dat ik mezelf kan aankijken in de spiegel, dan te voldoen dan het juridische apparaat die vaak de weg kwijt is.
Ik denk dat ik het maar ga zien als een risico van het vak…… en door…..
M.J. Fortuijn
Psychiater , Haarlem
Ik snap echt bijna niets van deze uitspraak.
Als een patiënt iets doet waar je op tegen bent, dan moet je inschatten of reden is voor gedwongen zorg.
Ik snap niet waarom je, als een gedwongen kader niet passend/nodig is, de behandeling zou moeten... beeindigen. De psychiater was nog bezig een behandelrelatie te vestigen om daarna tot een gezamenlijk behandelplan te kunnen komen. Je kan dat hele ambivalentiestuk toch ook interpreteren als een tweesporenbeleid, waarbij plan A nog steeds is dat patiënt op enig moment er wel uitkomt met het FACT en ondertussen vast iets van zorg wordt geleverd. En plan B is dan dat patiënt zijn eigen ding doet en dat je ondertussen probeert erger te voorkomen (door bijvoorbeeld voor 6 weken medicatie voor te schrijven).
De enige les die ik hieruit leer, is dat je moet zorgen dat als je weet dat er mogelijk nog een nagesprek komt, dat je ergens je contactgegevens achterlaat.
Ik neem aan dat aangezien de zaak nu gepubliceerd is, deze psychiater niet in hoger beroep is gegaan. Dat is jammer, zou hopen dat het CTG helderder redeneert.
T.J. Berkhout
AIOS Psychiatrie, Utrecht
Ik vind deze uitspraak onbegrijpelijk. De doelgroep van de FACT-teams zijn juist de zeer kwetsbare patiënten met complexe problematiek waarbij het opbouwen van een behandelrelatie veel tijd kost en die zich vaak in periodes onttrekken aan onze behand...eling. Als we deze uitspraak serieus zouden nemen zouden we die allemaal uit moeten schrijven. Dat is wel een oplossing voor de lange wachtlijsten in de GGZ, maar lijkt me uitermate slechte zorg. Kennelijk hangt dus bij het verlenen van bemoeizorg continu een tuchtklacht als een zwaard van Damocles boven je hoofd.
Ik heb juist bewondering voor deze psychiater, die gegeven de situatie toch alles in het werk heeft gesteld om aan te blijven sluiten bij een patiënt die contact blijft afhouden.
Ik verwacht overigens dat als het FACT team daadwerkelijk had uitgeschreven, dat de psychiater ook door het tuchtcollege terecht was gewezen doordat die een kwetsbare patiënt in de steek laat en niet zorgt voor continuïteit van zorg.
P.C.F. van Haaren
AIOS
Deze uitspraak vind ik, net als Van de Kerkhof, behoorlijk streng en roept bij mij meerdere vragen op.
- Allereerst wordt gesteld dat de patiënt zich onttrekt aan behandeling door de psychiater en dat hij zelf in korte tijd de keuze maakt te vertre...kken naar een "kliniek" voor, zo klinkt het, alternatieve geneeskunde. Is dit niet de verantwoordelijkheid van de patiënt, hoe "kwetsbaar" deze patiënt ook is? Als deze patiënt wilsbekwaam te achten is voor een dergelijk besluit, moet een psychiater dan zo ver gaan door de behandelrelatie meteen af te breken? In hoeverre kun je het de verantwoordelijkheid van de psychiater maken om de patiënt van zo'n besluit "af te praten" als diegene wilsbekwaam is?
- Wat is een reëel alternatief als de behandelrelatie wordt verbroken? Terug naar de huisarts? De persoon wordt immers als kwetsbaar gezien en de problematiek als complex, dit is toch duidelijk een minder gewenste setting dan de specialistische ggz? Is de huisarts in zo'n geval dan niet verantwoordelijk voor de zorg ?
- Had het uitgemaakt als de psychiater had gezegd in het geheel géén contact te onderhouden met de arts van de andere instelling en de behandeling te "bevriezen" in deze periode?
- Ten aanzien van de scheiding wordt dit door de echtgenote medegedeeld aan de psychiater, en wordt gesteld dat de psychiater in had moeten schatten dat dit risicovol was en de arts van de andere locatie had moeten inlichten. Als de echtgenote dit mede kan delen aan de psychiater en ze zelf tot dit besluit komt, terwijl hij in een andere kliniek verblijft, is dit dan de psychiater aan te rekenen als "nalaten"? Wat is de verantwoordelijkheid van de partner hierin? Wat had de arts van de andere kliniek moeten doen vóórdat deze mededeling was gedaan? En wat erna?
- Stel dat deze situatie niet was uitgelopen op een suïcide, was het oordeel dan hetzelfde geweest?
Daarnaast vraag ik me wat de implicaties zijn van zulke jurisprudentie (voor zover dergelijke uitspraken een precedent scheppen voor latere tuchtzaken):
- Stel, een reumatoloog, chirurg of orthopeed ziet een patiënt die tijdens een behandeling naar een chiropractor wil of gaat. Deze patiënt loopt een dissectie op tijdens een behandeling. Is de chirurg of orthopeed dan tuchtrechtelijk verwijtbaar als deze de behandelrelatie niet op had gezegd? Of is (poging tot) overtuigen van afzien van de behandeling voldoende?
- Wat als in dit geval niet de medisch specialist, maar de huisarts deze patiënt ziet. Wat moet die doen? De behandelrelatie verbreken als huisarts wordt behoorlijk ingewikkeld, lijkt me. En anders is een andere huisarts "verantwoordelijk".
Ik zou benieuwd zijn naar een hoger beroep naar deze casus, aangezien ik denk dat deze uitspraak behoorlijke implicaties heeft voor zorgverantwoordelijken van patiënten die besluiten om andere behandelingen te laten doen. Alternatieve geneeskunde is immers gemeengoed in Nederland en loopt vaak parallel aan behandelingen in de reguliere geneeskunde.
[Reactie gewijzigd door Haaren, Paul van op 06-02-2025 21:53]
huisarts, Hoorn
Nico Terpstra
Collega van Haaren: er bestaat geen alternatieve geneeskunde, alleen geneeskunde (op basis van wetenschap). Daarnaast bestaan er niet-reguliere behandelwijzen https://www.knmg.nl/download/knmg-handreiking-de-arts-en-niet-reguliere-beh...andelwijzen
Voorts is deze quote uit het verslag van de betreffende tuchtraad helemaal verbijsterend: "Nu ontstond er een halfslachtige situatie waarin D niet werd terugverwezen naar de huisarts en de behandelovereenkomst dientengevolge bleef bestaan". Bedoelt de tuchtraad dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een ernstige psychiatrische patient die zich ondanks afkeuring van zijn behandelend psychiater onder behandeling van een of andere kwakzalver wenst te stellen, bij de huisarts in goede handen is? Hoe dan?
[Reactie gewijzigd door op 08-02-2025 15:04]
P.C.F. van Haaren
AIOS Psychiatrie
Mooie aanvulling, helemaal eens!