Moeder handelt niet overeenkomstig wil patiënte
Plaats een reactieKlaagster is moeder van patiënte. Patiënte had een borderlinepersoonlijkheidsstoornis, waarvoor zij in behandeling was bij een psychiater en ook medicatie kreeg.
Deze medicatie werd verstrekt door de apotheek waar verweerster, apotheker, werkzaam was.
In maart 2017 is patiënte overleden. Klaagster verwijt verweerster als eindverantwoordelijke van de apotheek dat zij haar dochter te veel en te zware medicatie heeft verstrekt. Klaagster had sinds een halfjaar geen contact meer met haar dochter, die sinds haar 14de niet meer thuis woonde.
Het Centraal Tuchtcollege benadrukt dat nabestaanden geen eigen klachtrecht hebben, maar een klachtrecht dat is afgeleid van de wil van de patiënt, waarbij van belang is dat klaagster de wil van patiënte uitdrukt. De psychiater heeft verklaard ervan overtuigd te zijn dat klaagster hem noch andere zorgverleners zou hebben willen aanklagen. Dit alles heeft bij het CTG voor gerede twijfel gezorgd over het vertegenwoordigen van de wil van de overledene met deze procedure. Het CTG verklaart klaagster niet-ontvankelijk.
- Er zijn nog geen reacties