Tuchtrecht
Antina de Jong
6 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

Huisarts plakt per ongeluk oog dicht

3 reacties
getty images
getty images

Een huisarts gebruikt wondlijm om een snee op een neus te hechten. Daarbij lekt wat lijm op een ooglid van de patiënt, waarna het oog dichtzit. Pas een week later en in twee consulten krijgt een oogarts de oogleden los.

De patiënt klaagt onder meer over het feit dat de huisarts geen adequate nazorg heeft verleend.

De arts komt uit de beschrijving bepaald niet zorgvuldig over: hij veegde de gemorste lijm niet weg, en het advies dat hij gaf – om kort te spoelen met water – baseerde hij op het advies dat hij ‘regelmatig hoorde’ van anderen om een paar dagen niet te douchen na het gebruik van wondlijm. De bijsluiter van de wondlijm had hij nog nooit gelezen. Dit was een uitgelezen moment geweest om dat wel te doen.

Morsen van wondlijm is niet altijd te voorkomen, maar als dat gebeurt is het belangrijk een goed onderbouwd advies te geven. Zeker als de lijm op een gevoelig onderdeel als het oog is beland. Een verwijzing naar de oogarts, of in ieder geval een bericht naar de eigen huisarts, was op zijn plaats geweest. De huisarts krijgt een waarschuwing wegens de gebrekkige nazorg.

Sophie Broersen, arts niet-praktiserend/journalist

mr. Antina de Jong, adviseur gezondheidsrecht

download dit artikel met de ingekorte versie van de uitspraak (pdf)

Datum uitspraak: 22 mei 2018

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

 

tegen:

 

C, huisarts,

werkzaam te B,

verweerder.

 

 

1.         Het verloop van de procedure

 

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 22 januari 2018

- het verweerschrift.

 

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

 

1.3       De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 10 april 2018. De partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

 

2.         De feiten

 

Klager heeft op 10 januari 2018 omstreeks 06.00 uur samen met zijn ouders de huisartsenpost in het D te B bezocht. Reden voor het bezoek was dat klager was flauwgevallen en daarbij een wond aan zijn neus had opgelopen. Klager is die ochtend behandeld door verweerder. Verweerder heeft de wond op de neus van klager met Histoacryl wondlijm geplakt. Hierbij is wondlijm gelekt. Een deel van deze wondlijm is op het linker ooglid van klager terechtgekomen. Als gevolg hiervan is het linkeroog van klager dichtgeplakt geraakt. De oogarts heeft in twee consulten op 10 en 17 januari 2018 de oogleden uiteindelijk van elkaar losgekregen.  

 

3.         De klacht

 

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Verweerder heeft klager onjuist behandeld door tijdens het plakken van de snee in zijn neus lijm in het oog van klager terecht te laten komen en niet te zorgen voor adequate nazorg hieromtrent. Daarbij heeft verweerder ten onrechte geen röntgenfoto van de neus van klager laten maken en klager onheus bejegend door zijn nonchalante gedrag. Dit nonchalante gedrag bestond eruit dat verweerder sloffend en met kauwgom in zijn mond de wachtkamer binnenkwam, zich niet heeft voorgesteld en zonder handschoenen naar de snijwond heeft gekeken.

 

4.         Het standpunt van verweerder

 

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

 

5.         De beoordeling

 

5.1       Verweerder stelt dat de wondlijm is gemorst doordat klager bij het aanbrengen van een tweede druppel plotseling zijn hoofd draaide. Klager heeft dit bestreden. Het College benadrukt dat ook als patiënten niet bewegen tijdens de behandeling, het kan voorkomen dat bij het aanbrengen wondlijm wordt gemorst, zonder dat er sprake is van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Dit onderdeel van de klacht slaagt dus niet. Verweerder heeft echter nagelaten direct de gemorste lijm weg te vegen en klager slechts kort met water zijn oog laten spoelen. De enige nazorg die verweerder heeft verleend met betrekking tot de gemorste wondlijm bestond uit het advies thuis het oog met water te spoelen. In het dossier heeft verweerder wat de wondlijm betreft slechts “geplakt” aangetekend. Hij heeft nagelaten klager te verwijzen naar een oogarts of zijn eigen huisarts in verband met de lijm die op het ooglid terechtgekomen was. Verweerder heeft ter zitting verklaard de bijsluiter van de wondlijm nooit te hebben gelezen en zijn advies om met water te spoelen te hebben gebaseerd op het feit dat hij regelmatig hoort dat patiënten die met wondlijm zijn behandeld van zijn collega-artsen en verpleegkundigen het advies krijgen drie dagen niet te douchen. Het had echter op de weg van verweerder gelegen klager naar een oogarts te verwijzen, of tenminste de huisarts op de hoogte te stellen van de wondlijm die op het ooglid terecht gekomen was. Het College is dan ook van oordeel dat verweerder op het gebied van nazorg niet de zorgvuldigheid heeft betracht die hij ten opzichte van klager behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is in zoverre wel gegrond.

 

5.2       Met betrekking tot het al dan niet maken van een röntgenfoto van de neus van klager kan verweerder niet worden verweten onzorgvuldig te hebben gehandeld. Gezien het tijdstip waarop klager door verweerder werd gezien op de huisartsenpost en de niet urgente aard van een eventuele behandeling van het mogelijke letsel kon verweerder er mee volstaan “pm X” in het dossier aan te tekenen. “pm X” staat voor “pro memorie röntgenfoto”, een herinnering aan de huisarts om eventueel later een röntgenfoto te laten maken. De klacht is in zoverre ongegrond.

 

5.3       Verweerder heeft weersproken dat hij zich nonchalant tegenover klager heeft gedragen en zich niet heeft voorgesteld. Bij de beoordeling van de klacht over de bejegening stelt het College voorop dat verwijten omtrent inhoud en wijze van bejegening zich moeilijk op hun juistheid laten beoordelen door het College, dat van die bejegening immers geen getuige is geweest. Het is vaak de toon die de muziek maakt, en die toon is aan derden niet altijd (goed) over te brengen.Wanneer over de bejegening verschil van mening bestaat, zoals in dit geval, betekent dit dat het College bij de beoordeling met betrekking tot de aanname van feiten terughoudendheid in acht moet nemen. Gelet op deze terughoudendheid bij de beoordeling staat voor het College niet vast, dat verweerder klager onprofessioneel en onzorgvuldig heeft bejegend.Ook dit klachtonderdeel slaagt niet.

 

5.4       De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is.

 

5.5       Gelet op het belang van een goede nazorg acht het College de maatregel van waarschuwing passend. Het College onderkent, zoals gezegd, dat het morsen van wondlijm niet altijd te voorkomen is, onafhankelijk van de vraag of een patiënt bij de applicatie ervan beweegt of niet. Komt echter lijm op het ooglid terecht dan ligt het wel op de weg van de behandelaar zelf de regie te voeren over de nazorg en de patiënt, eventueel via de huisarts, naar een oogarts te verwijzen.

 

5.6       Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, op de voet van artikel 71 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bekend worden gemaakt op de hierna te vermelden wijze.

 

6.         De beslissing

 

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

 

verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

 

legt op de maatregel van waarschuwing;

 

wijst de klacht voor het overige af;

 

bepaalt dat om redenen, aan het algemeen belang ontleend, deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift Medisch Contact ter bekendmaking zal worden aangeboden.

 

Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. E.M. Deen, lid-jurist, prof. dr. R.J. Stolker, dr. G.J. Dogterom, J.G.M. van Eekelen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. I.C.M. Spitters, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2018.

 

 

 

voorzitter                                                                                          secretaris

 

 

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.