Tuchtrecht
Sophie Broersen Josine Janson
10 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

Vochtbalans van vechtende peuter toch al verstoord

9 reacties

Op de huisartsenpost ziet een huisarts een peuter die sinds een week af en aan ziek is, al drie dagen braakt en in één nacht vijftien keer diarree heeft gehad. Bij onderzoek ziet de huisarts een alert kind dat flink tegenstribbelt. Ze vindt geen aanwijzingen voor dehydratie. Met adviezen en uitleg over alarmsymptomen mag het kindje met moeder mee naar huis. Enkele uren later raakt het kind buiten westen, en het overlijdt.

Uit het Nodok-onderzoek (nader onderzoek naar de doodsoorzaak bij kinderen) komt als meest waarschijnlijke doodsoorzaak ernstige dehydratie bij gastro-enteritis door een rotavirus.

Het tuchtcollege vindt dat de arts er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat de vochtbalans, ondanks het ontbreken van directe alarmsignalen, toch al ernstig was verstoord. Controle van de capillaire refill en vragen naar tranen was geïndiceerd en ze had de moeder een beter vangnetadvies kunnen geven. Het college verwijst daarbij naar de NHG-Standaard Acute diarree, waarin staat dat de capillaire refill een belangrijk criterium is voor (matige) dehydratie. Waarbij het college benadrukt dat het niet vaststaat dat het overlijden van het kindje was voorkómen als de huisarts anders had gehandeld. De huisarts krijgt een waarschuwing.

Deze verdrietige zaak heeft als nasleep dat de huisarts niet meer werkzaam is vanwege ernstige twijfel aan haar eigen beoordelingsvermogen. Je kunt er vraagtekens bij zetten of in deze casus, waarbij de arts bovendien heel open heeft gereflecteerd, het opleggen van de waarschuwing bijdraagt aan het primaire doel van het tuchtrecht: het bevorderen van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Anderzijds: voor andere artsen is het goed om kennis te nemen van een dergelijke casus. Wij hopen dat de huisarts snel weer het vertrouwen vindt om haar werk te hervatten.

Auteurs

Sophie Broersen, arts en journalist

mr. Robinetta de Roode, adviseur gezondheidsrecht


Download de ingekorte versie van dit artikel (PDF)

Voor meer uitspraken zie tuchtrecht.nl.

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheids­zorg

Datum uitspraak: 8 oktober 2019

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A en B,

wonende te C,

klagers,

gemachtigde: mr. R. Korver, werkzaam te Amsterdam,

tegen:

D, huisarts,

werkzaam te E,

beklaagde,

gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam te Amsterdam.

 

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-         het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 26 maart 2019;

-         het verweerschrift met bijlagen;

-         het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 11 juli 2019.

1.2 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2019. Klagers en beklaagde zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Daarbij is aan de zijde van klagers in plaats van mr. Korver als gemachtigde verschenen mr. M. Lousberg. Verder zijn met klagers meegekomen F en G. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht. De gemachtigde van klagers heeft daarbij pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

2.1 Klagers zijn de ouders van H, geboren in 2016 en overleden in 2018.

2.2 Klaagster (hierna ook: de moeder) is op vrijdag 6 april 2018 met H bij een waarnemer van de vaste huisarts geweest. Het verslag van dit consult vermeldt (alle citaten letterlijk inclusief typefouten):

S        Heeft gisteren 4x overgegeven. Enkel water gedronken, bij melk weer overgegeven.

            Eerder koorts, nu niet meer.

O         Abd: gb. ADS: cerumen, verder gb. Keel: gb.

Turgor: normaal. Cap refill < 3 sec

E         Gastro enteritis

P         Geruststelling en voedingsadviezen”.

2.3 Op zaterdag 7 april 2018 tegen 12.00 uur heeft de moeder met de huisartsenpost  E  (HAP) gebeld over H. De triagist heeft met de moeder gesproken en heeft haar uiteindelijk een consult aangeboden, omdat de moeder zich aan de telefoon niet gerust liet stellen. Vervolgens is de moeder omstreeks 13.00 uur met H en haar vertrouwenspersoon F bij beklaagde op consult gekomen. Van het gesprek met de triagist en het consult is één verslag gemaakt, dat voor zover hier van belang het volgende inhoudt:

“Si een week af en aan ziek, T- 3e dag braken, braakt voeding eruit diarree 15x vanaf vannacht. Plast + niet bijzonders te zien aa de urine. Huilen ++en onrustig. Bij ha geweest gisterochtend: buikgriep. Moeder denkt dat hij ergens pijn heeft. Wil alleen bij moeder hangen, wil verder niks. Pcm 240 mg, helpt niet Ondanks uitleg; exp, adviezen en utzieken (want nu geen alarmbellen) wil moeder komen, ze kent hem zo niet en is niet gerust te stellen. (TRI) ABCD is veilig!

Ingangsklacht Triage: Braken

* Dehydratie = Nee

* Diabetes = Nee

* Hoofdpijn = Nee of licht (<4)

* Schedeltrauma = Nee

* Obstipatie = Nee

* Bloedbraken = Nee of weinig

*Onbekende hoofdpijn = Nee/lijkt op eerdere hoofdpijn

* Braken = Ja

* Kortademig = Nee

* Insuline = Nee

* Schedeltrauma kind = Nee

(…) braken en diarree, veel dorst; drintk en braakt dan weer. plast wel

(O) (TRI) Let op! De urgentie is door BEM overschreven van U5 naar U

Motivatie: zie verhaal

(…) t 37 niet ziek niet gedehdreerd; vecht als een grote

soepel buikje kno gb pulm schoon

(P) (…) adviezen ; ORS kleinere hoeveelheden aanbieden

alarmsytmpomenten; sufheid niet plassen etc”.

Beklaagde heeft het advies gegeven om H waterijs en ORS te geven en water te laten drinken.

2.4 Aan het eind van de middag was H er slecht aan toe en verminderde zijn bewustzijn. Een buurvrouw is gestart met mond-op-mond-beademing en er is een ambulance gebeld, die rond 18.15 uur ter plaatse was. Na vergeefse pogingen tot reanimatie gedurende ongeveer drie kwartier is H omstreeks 19.00 uur overleden.

2.5 Dezelfde avond heeft in het I van J een onderzoek naar de doodsoorzaak van H plaatsgevonden (zogeheten Nodokprocedure; de afkorting staat voor ‘nader onderzoek naar de doodsoorzaak bij kinderen’). De conclusie van het Nodok-onderzoek luidt volgens een aan de ouders verzonden brief van 15 juni 2018:

“Jongen van twee jaar oud met blanco voorgeschiedenis, op basis van de bevindingen van de NODOK procedure meest waarschijnlijk overleden als gevolg van ernstige dehydratie bij gastro-enteritis op basis van een Rotavirus. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een onderliggende voor een ernstig of fulminant beloop predisponerende aandoening of afwijkingen.”

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – dat beklaagde niet heeft gehandeld zoals dat in de gegeven omstandigheden van een redelijk professioneel handelend huisarts mag worden verwacht. Zij heeft slechts zeer marginaal onderzoek gedaan naar de gezondheidstoestand van H, heeft daarbij signalen gemist en niet voldoende oog gehad voor de bezorgdheid van de moeder en F. Beklaagde had H moeten doorverwijzen naar een specialist, of ten minste uitgebreider onderzoek moeten doen. 

4. Het standpunt van beklaagde

Beklaagde heeft tot verweer aangevoerd dat zij H naar eer en geweten en naar beste kunnen heeft onderzocht, waarbij zij echter geen aandacht heeft besteed aan de capillaire refill en aan de vraag of hij tranen had. Bij haar onderzoek heeft zij geen tekenen van dehydratie (uitdroging) gezien.

Beklaagde is ernstig aan haar eigen beoordelingsvermogen als huisarts gaan twijfelen en werkt sinds het gebeurde, op een poging tot reïntegratie na, niet meer als zodanig. Zij refereert zich aan het oordeel van het College voor de vraag of zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5. De beoordeling

5.1 Het is duidelijk dat het onverwachte overlijden van H diepe sporen nalaat in het leven van zijn ouders en verdere naasten.

5.2 In deze tuchtzaak moet het College beoordelen of beklaagde binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening is gebleven. Bij de beoordeling daarvan wordt rekening gehouden met de stand van de wetenschap van dat moment en met wat toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Verder moet bij de beoordeling of beklaagde als redelijk bekwaam huisarts heeft gehandeld worden uitgegaan van de informatie die haar ten tijde van haar onderzoek van H bekend was of bekend had kunnen zijn. De wetenschap achteraf dat H enige uren later aan de gevolgen van ernstige dehydratie is overleden, kan daarbij dus niet worden meegewogen.

5.3 Klagers verwijten beklaagde ten aanzien van haar onderzoek in het bijzonder dat zij:

-       niet naar de luiers met zwarte diarree heeft willen kijken die de moeder had meegenomen;

-       de diepliggende ogen en droge lippen van H niet heeft opgemerkt;

-       het niet nodig vond verder onderzoek in zijn mond te doen toen het haar niet lukte deze open te krijgen;

-       de huidspanning (turgor) van H niet heeft gecontroleerd.

Beklaagde heeft hierover opgemerkt dat zij zich niet kan herinneren dat er luiers waren meegebracht. Verder heeft zij inderdaad, ondanks dat zij uitvoerig en van nabij contact met H heeft gehad, geen diepliggende ogen of droge lippen bij hem gezien. Hoewel het openen van de mond, zelfs met hulp van de moeder, moeizaam verliep omdat H stevig tegenstribbelde, heeft zij toch kort in zijn mond kunnen kijken en daarbij geen duidelijke afwijkingen gezien die op dehydratie konden wijzen, aldus beklaagde. Daarnaast heeft zij wel de huidspanning beoordeeld door de huid te bekijken en te voelen, maar zij heeft niet de capillaire refill gecontroleerd en ook niet gevraagd naar tranen.

5.4 Het College overweegt dat beklaagde heeft verklaard dat zij de door de triagist genoteerde verschijnselen tijdens het consult met de moeder heeft doorgenomen. Op grond daarvan was het beklaagde dus bekend dat H al drie dagen braakte en sinds de nacht voor het consult vijftien maal diarree had gehad. Bij de diagnose gastro-enteritis (buikgriep), die beklaagde op goede gronden heeft gesteld, is het bij die hoeveelheid diarree in combinatie met braken belangrijk om de vochtstatus goed te beoordelen en het lichamelijk onderzoek uit te breiden met het meten van de pols, ademhaling, bloeddruk, capillaire refill en turgor. Het College verwijst hiervoor naar de NHG-standaard Acute diarree. Bij zo frequente diarree en een aantal dagen braken wordt veel vocht verloren, wat zeker bij een jong kind als H, die nog maar een paar dagen voor het consult de (in de NHG-standaard genoemde) grens van twee jaar was gepasseerd, een verhoogd risico geeft op uitdroging. Uit het door beklaagde gegeven advies blijkt overigens wel dat zij zich heeft gerealiseerd dat de inname van vocht door H van groot belang was en ook dat zij heeft gelet op mogelijke alarmsignalen voor dehydratie, zoals sufheid, niet drinken en niet plassen, die zij niet bij H heeft gezien. Naar het oordeel van het College heeft zij zich er echter bij de interpretatie van alle voorhanden zijnde informatie onvoldoende rekenschap van gegeven dat de vochtbalans ondanks het ontbreken van directe alarmsignalen mogelijk toch al ernstig was verstoord. Onder die omstandigheden werd controle van ook de capillaire refill en de aanwezigheid van tranen van meer belang. De diarree, in combinatie met de door de moeder uitgesproken zorg dat H alles wat hij dronk weer uitspuugde, zou dus voor beklaagde reden hebben moeten zijn om meer rekening te houden met dreigende dehydratie, zeker nu zij niet uitgebreid in zijn mond had kunnen kijken.

5.5 Het College acht de beslissing van beklaagde om H niet in te sturen naar het ziekenhuis overigens niet onjuist, gelet op de bevindingen bij haar onderzoek, in het bijzonder zijn alertheid van dat moment en de mededelingen van de moeder dat hij dronk en plaste. Beklaagde had echter, in verband met wat hiervoor onder 5.5 is overwogen, wel de vochtinname van H na het consult beter moeten monitoren en met dat doel een duidelijker vangnetadvies moeten geven, met een concrete termijn waarop zij H wilde terugzien als hij niet of onvoldoende zou drinken en er geen verbetering of zelfs een verslechtering zou optreden. In zoverre treft haar wel een verwijt.

5.6 Het College overweegt nadrukkelijk dat daarmee niet gezegd is dat het overlijden van H met een beter vangnetadvies van beklaagde zou zijn voorkomen. Het is niet aan het College om vast te stellen of er een oorzakelijk verband bestaat tussen het handelen of nalaten van beklaagde en het overlijden van H. Het College kan alleen oordelen over het consult en het daarop door beklaagde ingezette beleid.

5.7 De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Met betrekking tot een op te leggen maatregel overweegt het College dat sprake is van een lichte mate van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid, waarbij als uitgangspunt een waarschuwing past.

Gebleken is dat ook beklaagde zeer geraakt is door het overlijden van H, nu zij niet meer als huisarts werkt. Het College realiseert zich dat in haar specifieke situatie, waarbij zij ook open heeft gereflecteerd op haar handelen, het opleggen van een waarschuwing niet bijdraagt aan het primaire doel van het tuchtrecht: het bevorderen van de kwaliteit van de gezondheids-zorg. Nu dit doel zich echter ook op de beroepsgroep in het algemeen richt, en vanuit het standpunt van de patiënt, in dit geval van de nabestaanden van H, onderkent het College echter het belang om zich uit te spreken over de geboden zorg. Vanuit dit perspectief zal het College aan de gedeeltelijke gegrondverklaring de maatregel van waarschuwing verbinden.

5.8 Om deze uitspraak ter lering in bredere kring bekend te maken zal het College bepalen dat deze uitspraak geanonimiseerd zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

6. De beslissing

Het College:

-          verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

-          legt op de maatregel van waarschuwing;

-          bepaalt dat deze beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, in geanonimiseerde vorm in de Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, E.P. de Beij, lid-jurist, G.J. Dogterom, J.G.M. van Eekelen en N. Hartwig, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2019.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.      Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.      Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.

Tuchtrecht
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Marianne Reimert

    Huisarts en tropenarts, Uithuizen

    Als tropenarts in Congo had ik het geluk dat ik kritische verpleegkundigen had. Tijdens de ochtendoverdracht kreeg ook ik als dokter de vraag; had u dat niet anders kunnen doen? Deze besprekingen waren leerzaam voor mij, niet alleen medisch inhoudeli...jk maar met name betreffende de cultuur rondom ziekte en ziek zijn. Wat ik de verpleging echter ook uitlegde is dat ik als dokter niet in de toekomst kan kijken. Dat ik op dat moment met de kennis die ik toen had en mijn beste kunnen als dokter een bepaalde beslissing heb genomen. Achteraf blijkt dan soms dat je een andere beslissing had moeten nemen. Dat wil niet zeggen dat je het dus fout hebt gedaan, maar dat ik als dokter niet elk overlijden kan voorkomen. Dat is niet makkelijk, maar hoort bij ons vak.

    Ik lees vrijwel alle tuchtzaken omdat ik het interessant vindt. Bijna altijd speelt communicatie met de patiënt een belangrijke rol en reden voor het indienen van een tuchtzaak. Ik weet niet of dit hierin ook een rol speelde (moeder wilde luiers laten zien, de arts wilde hier niet naar kijken in beleving van de moeder, en de arts zou onvoldoende oog hebben gehad voor de bezorgdheid van moeder). Het spijt mij dat deze huisarts is gaan twijfelen aan haar kunde als arts, wat versterkt wordt door een oordeel van collega’s uit het tuchtcollege gebaseerd op veel achteraf (aangenomen) kennis en het toekennen van veel waarde aan een protocol. Laat protocollen ons handelen als arts in tijden van twijfel ondersteunen in plaats van onze deskundigheid als dokter ondermijnen.

  • GJ Bonte

    Neuroloog, Dalfsen

    "Het beoordelen van de dehydratie van een klein kind (leeftijd niet vermeld) is niet eenvoudig."

    "Er moet een andere oorzaak zijn geweest voor de dramatische afloop, daarover is niets vastgesteld. Zonder chemie, bacteriologie, virologie en postmor...taal onderzoek is geen enkele conclusie gewettigd."

    "Het hoort bij ons beroep, soms ontglipt je iets en de pijn daarover gaat niet meer weg."

    Ik denk dat dit ontzettend wijze woorden zijn, van iemand die zo te zien gepokt en gemazeld is in de dagelijkse praktijk.

    Het zou van grote wijsheid getuigen als ieder medisch tuchtcollege deze woorden ter harte zou nemen.

  • J.J.P. Lamoré

    chirurg in ruste, Naaldwijk

    Dit noem ik nu echt "natte vinger werk" van het tuchtcollege! Het beoordelen van de dehydratie van een klein kind (leeftijd niet vermeld) is niet eenvoudig. Om op grond van genoemde criteria de arts te veroordelen gaat mij te ver. Er moet een andere ...oorzaak zijn geweest voor de dramatische afloop, daarover is niets vastgesteld. Zonder chemie, bacteriologie, virologie en postmortaal onderzoek is geen enkele conclusie gewettigd. De arts dient vrijuit te gaan. Het hoort bij ons beroep, soms ontglipt je iets en de pijn daarover gaat niet meer weg.

  • Bart Bruijn

    Huisarts, Streefkerk

    Wat een warrige, onbegrijpelijke uitspraak van het RTC Den Haag weer. Dit is eens te meer een voorbeeld van het naar de uitkomst en de maatregel toepraten van een beoordeling.

    Het RTC Den Haag beschikt over een heel goede retrospectoscoop en scha...amt zich nooit deze uitgebreid in te zetten om artsen, in de volheid van hun moeilijk vak, te beschadigen.

    Wanneer gaan dit soort tuchtcolleges eens twijfelen aan hun eigen vermogen?

  • Gadellaa

    Huisarts, Nagele

    Reflecterend naar mezelf: open reflecterend op mijn handelen heb ik ernstige twijfel aan mijn eigen beoordelingsvermogen gekregen.
    Ik leg de vraag bij alle huisarts lid van de LHV en maak er een sociacratische beslissing van.

    Ik roep de huisartse...n op te reageren op deze uitspraak.
    Heeft deze huisarts gehandeld als een goede huisarts en dient geen enkele maatregel te worden opgelegd.

    Zij die niet reageren stemmen instemmend, daarmee de algemene regel -wie zwijgt stemt toe- volgend.

  • Gadellaa

    Huisarts, Nagele

    UITSPRAAK ONGELDIG
    Nadrukkelijk is de schrijver zich bewust van het leed van de nabestaanden en spreekt zich hier zijn condeolance uit. deze feedback neemt niet weg de
    1.Het college realiseert zich dat ....het opleggen van een waarschuwing niet b...ijdraagt aan het primaire doel van het tuchtrecht: het bevorderen van de kwaliteit van de geondheidszorg. Dan begeeft het tucht college zich buiten haar bevoegdheid en is oplegging maatregel onrechtsgeldig. Hoe begripelijk ook voor de nabestaande. Als het college dit echter zo belangrijk acht zijn daar andere, meer geeigende wegen, voor zoals publicatie in de Huisarts, NTvG of MC als casus.
    2. De onderbouwing is marginaal: Er wordt een NHG-standaard aangehaald. Die is niet voor tuchtrechtdoeleinden ontwikkeld en daarmee ondeugelijk voor rechtspraak. Bovendien wordt er maar verwezen naar een zeer klein onderdeel van die stanaard waarbij ook nog eens geen rekening is gehouden met de zeer geringe senditiviteit en specificiteit van de genoemde testen laat staan de extrapolatie van onderzoek naar deze casus. Bovendien wordt de kunstfout gemaakt van een statistisch gegeven waarbij de kracht van het grote getal geldt te plaatsen in een casus waar de kracht van het klein getal geldt.
    3. Het feit dat a) in de P-regel -alarmsmptomenten- vermeldt staat geeft aan dat beklaagde zich hiervan bewust was, en b) achteraf met de einddiagnose in de hand
    ernstig is gaan twijfelen aan haar eigen beoordelingsvermogen als huisarts geeft aan dat ze als een redelijk bekwaam huisarts heeft gehandeld en daarmee gehandeld volgens de geest van de wet en een kundig huisarts met reflectie.
    Zelfs het college kan geen beter vangnetadvies bedenken.

    4 Zo een uitspraak met oplegging van een maatregel is niet bevorderend tot kwaliteit, alswel tot overdreven defensief handelen, nog meer valspositieve diagnosen en uiteindilejk kosten verhogend. En uiteindelijk tot vermindering in vertrouwen in de huisarts als beroepsgroep door de gehele bevolking.

  • JC van der Molen

    Huisarts, Amersfoort

    Tja, hoe waarschijnlijk is het dat een tegenstribbelende en nog plassende peuter met een gastroenteritis - we zien ze wekelijks- een paar uur later als gevolg van een circulatie stilstand door dehydratie overlijdt? Het is dramatisch voor alle betrokk...enen en in het bijzonder voor de ouders. Maar huisartsgeneeskunde kenmerkt zich door waarschijnlijkheidsdenken. En daarin past het dramatische verloop in deze casus niet. Ik voel mee met de beklaagde collega, cappilaire refill test of niet, en wens betrokkene veel sterkte.

  • M Roessink

    Huisarts, Zwolle

    ik ben het eens met uw reactie, ook voor ouders. Niets zal het verdriet minder maken, maar woede om een gemiste diagnose maakt het verdriet mogelijk nog zwaarder. als er een zeldzame oorzaak zou zijn geweest had de discrepantie misschien ook verklaar...d kunnen worden

  • Viktor Blum

    sportarts n.p., Haarlem

    Ik zie hier een grote discrepantie. De veroordeelde huisarts vond kort voor overlijden geen aanwijzingen voor dehydratie. Het beperkte post mortem onderzoek verklaart het overlijden door dehydratie.

    Ik denk dat een virale myocarditis en hartfalen... zeer zeker een oorzaak van het overlijden kunnen zijn geweest. De uitspraak van het college vind ik zeer aanvechtbaar.

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.