Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Tegen junkiegedrag mag een arts stelling nemen

8 reacties

Een man gaat met zijn vriend naar de huisarts; daar krijgt het drietal ruzie. De huisarts wil de alarmknop op de telefoon indrukken, waarop de man ‘de telefoon op de grond heeft gegooid, de huisarts in het gezicht heeft geslagen en tegen een kast aan gedrukt’.

De man dient een klacht in bij het tuchtcollege over de huisarts. Onder meer omdat de huisarts hem ten onrechte geen benzodiazepinen zou hebben voorgeschreven en omdat hij hem voor junk zou hebben uitgemaakt.

Het blijkt dat de arts hem geen medicatie voorschreef in overleg met de psychiater van de man. Dit beleid van de huisarts vindt het Centraal Tuchtcollege in orde. Het tuchtcollege stelt vast dat de huisarts de man inderdaad ‘junkieachtig’ gedrag heeft verweten. Dit vindt de tuchtrechter weliswaar niet handig, maar, gezien de omstandigheden, ook niet onbegrijpelijk of tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Iemand mishandelen omdat hij je geen benzodiazepinen voorschrijft, dat lijkt inderdaad typisch junkiegedrag. Overigens heeft de arts de man en zijn vriend geadviseerd een andere huisarts te zoeken. In de rechtszaal blijkt dat beiden nog steeds patiënt zijn bij deze huisarts en dat hij gewoon de huisartsenzorg is blijven leveren. De arts krijgt van het tuchtcollege een compliment voor zijn professionele houding in dezen. En terecht. Klacht ongegrond.

Sophie Broersen, arts/journalist

Antina de Jong, gezondheidsjurist


C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.153 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, verbonden aan de Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1.        Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 11 september 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 23 februari 2016, onder nummer G2015/97, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 september 2016, waar is verschenen de huisarts, bijgestaan door mr. Hielkema voornoemd. Klager heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch laten weten niet te zullen verschijnen.

Ter zitting hebben de huisarts en zijn gemachtigde de standpunten van de huisarts nader toegelicht.

2.        Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.    Vaststaande feiten

Klager is patiënt bij verweerder. Klager gebruikte psychofarmaca.

Hij kwam op 2 oktober 2015 met zijn vriend naar de praktijk. Er ontstonden een woordenwisseling en enig handgemeen tussen deze vriend en verweerder.

            3.    De klacht

            3.1 Het eerste deel van de klacht houdt in dat verweerder klager heeft uitgemaakt voor junk en hem heeft toegevoegd dat hij ‘junkengedrag’ vertoont.

3.2  Het tweede deel van de klacht behelst dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd Diazepam 5 mg en Oxazepam voor te schrijven.

            3.3  Het derde deel van de klacht heeft betrekking op het lichamelijk geweld dat verweerder jegens klager zou hebben gebruikt en het feit dat hij hem heeft gekleineerd.

            4.    Het verweer

4.1(ad 3.1) Het verweer komt er in de kern op neer dat verweerder deze uitlatingen niet heeft gedaan.

4.2 (ad 3.2) Verweerder heeft op expliciet verzoek van de psychiater van klager geen psychofarmaca meer voorgeschreven. De psychiater wilde het gebruik van deze middelen in één hand houden. Verweerder kon zich vinden in dit beleid en heeft eraan meegewerkt.

4.3 (ad 3.3) Verweerder ontkent lichamelijk geweld jegens klager te hebben gebruikt. Het was juist klager die zich te buiten ging aan geweld toen hij zijn zin niet kreeg wat betreft de pillen die hij voorgeschreven wenste te krijgen. Verweerder heeft klager niet gekleineerd.

            5. Beoordeling van de klacht

            5.1 (ad 3.1)

De lezingen over wat over en weer is gezegd en gedaan, lopen uiteen, zodat de klacht in zoverre wegens het ontbreken van feitelijke grondslag moet worden afgewezen.

In de journaalregels heeft verweerder echter aangetekend dat hij klager ‘junky-achtig’ gedrag heeft verweten. Deze opmerking is wellicht niet handig, maar onbegrijpelijk is zij niet in het licht van klagers – uit het medisch dossier blijkende – voortdurende aandringen op de verstrekking van psychofarmaca. Voor een tuchtrechtelijk verwijt is bij stand van zaken geen plaats.

            5.2 (ad 3.2)

Klager heeft niets meer ingebracht tegen het gemotiveerde verweer. Nu er ook overigens geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, gaat het college er vanuit dat het niet meer voorschrijven van de desbetreffende middelen inderdaad in overleg met de behandelend psychiater is geschied. Het college kan dit beleid van verweerder billijken.

            5.3 (ad 3.3)

Klager heeft uitdrukkelijk afgezien van deelname aan een mondeling vooronderzoek en geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een repliek in te dienen. Aldus, moet bij gebreke van aanwijzingen die op het tegendeel wijzen, worden aangenomen dat wat in het verweerschrift en de daarbij gevoegde bijlagen staat wat betreft dit onderdeel van de klacht feitelijk juist is. Dit betekent dat het ervoor moet worden gehouden dat klager en niet verweerder geweld heeft gebruikt en dat verweerder klager niet heeft gekleineerd.

            5.4

De journaalregels wijzen weliswaar uit dat klager is geadviseerd een nieuwe huisarts te zoeken, maar het stond verweerder vrij dat advies te geven in het licht van de kennelijk gespannen geraakte verhouding tussen hen beiden. Niet gebleken is dat verweerder de huisartsenzorg voor klager hangende de opvolging van dit advies heeft opgeschort.”

3.        Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.

3.1       Klager is sinds 2013 patiënt bij de huisarts en bekend met chronische psychiatrische klachten. Klager gebruikte psychofarmaca.

3.2       Op 2 oktober 2015 kwam klager met zijn vriend naar de praktijk. De vriend wilde de huisarts consulteren voor een niet-acute medische klacht. De huisarts heeft klager en zijn vriend in de spreekkamer ontvangen. Er ontstond een woordenwisseling waarbij klager zich dreigend gedroeg.

3.3       Op enig moment wilde de huisarts de alarmknop op de telefoon indrukken waarop klager de telefoon op de grond heeft gegooid, de huisarts in het gezicht heeft geslagen en tegen een kast aan heeft gedrukt. De vriend van klager heeft klager van verder geweld weerhouden. De huisarts heeft aangifte bij de politie gedaan.

4.        Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert - impliciet - tot gegrondverklaring van het beroep.

 

4.2 De huisarts voert hiertegen verweer. Primair voert de huisarts aan dat klager in

zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu het beroepschrift niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Subsidiair concludeert de huisarts tot verwerping van het beroep.

4.3       Met betrekking tot het standpunt van de huisarts dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen omdat in het (aanvullend) beroepschrift de gronden van het beroep niet duidelijk staan omschreven oordeelt het Centraal Tuchtcollege als volgt. Het Centraal Tuchtcollege acht de gronden van het beroep in het (aanvullend) beroepschrift voldoende duidelijk omdat daaruit kan worden afgeleid dat klager het geschil in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege wenst voor te leggen. Gebleken is dat de huisarts dat ook zo heeft begrepen en zich ter zake heeft kunnen verdedigen. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn beroep.

            4.4       Het Centraal Tuchtcollege oordeelt als volgt.

4.5       Anders dan het Regionaal Tuchtcollege acht het Centraal Tuchtcollege een feitelijke grondslag voor de klacht dat de huisarts klager ‘junky-achtig’ gedrag heeft verweten aanwezig. Zulks blijkt immers uit de journaalregels en voorts heeft de huisarts ter terechtzitting in beroep verklaard dat hij het, in afwijking van de gemaakte afspraken, voortdurend vragen om (meer) medicatie door klager aanmerkte als junky-achtig gedrag en dat hij dit ook zo heeft verwoord. De door de huisarts aldus aan het gedrag van klager gegeven kwalificatie is, in het licht van het hiervoor omschreven gedrag van klager, niet onbegrijpelijk noch tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.6       Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel dat betrekking heeft op het door de huisarts niet langer voorschrijven van medicatie volgt het Centraal Tuchtcollege het Regionaal Tuchtcollege in het oordeel dat, nu zulks in overleg met de behandelend psychiater is geschied, dit beleid van de huisarts geen bedenkingen ontmoet.

4.7       Ter terechtzitting in beroep heeft de huisarts verklaard dat klager en zijn vriend nog altijd patiënt zijn. Het Centraal Tuchtcollege merkt op dat dit, gelet op het incident van 2 oktober 2015 waar de huisarts door klager fysiek is belaagd, getuigt van een betrokken en professionele houding van de huisarts.

4.8       Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager moet worden verworpen.

 

4.9       Om redenen aan het algemeen belang ontleend,gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.      

5.        Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,  mr. A.R.O. Mooy

en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en dr. W. de Ruijter en

drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2016.

pdf

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.