Tuchtrecht
Sophie Broersen Yvonne Drewes
7 minuten leestijd
Uitspraak tuchtcollege

Pleegkinderen: wie mag dossier inzien?

Plaats een reactie

Op een dag staat een vrouw op de stoep van een huisartsenpraktijk waar haar biologische kind ingeschreven staat. De jongen is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Via zijn pleegouders is hij bij deze huisarts terechtgekomen. Met speurwerk is de moeder achter het adres van de dokter gekomen en maakt aan de balie stampij om het dossier van haar zoon in te zien. Dat weigert de dokter.

Dat is geen slechte eerste reactie. Veel artsen weten niet precies hoe het zit met ouderlijk gezag, de rol van pleegouders of voogden en wie wat nu wel of niet mag. Eerst uitzoeken hoe het zit, is dan verstandig. Had de arts dat gedaan, dan had hij gehoord dat ouders niet per se hun ouderlijk gezag verliezen als hun kind uit huis wordt geplaatst. De vrouw had trouwens ook papieren bij zich waar haar ouderlijk gezag uit bleek.

Tegen het regionaal tuchtcollege zegt de huisarts zich ‘in een conflict gerommeld [te voelen] met een hem onbekende persoon, die (…) wel eisen kan stellen aan een huisarts’. Zijn woede is invoelbaar. Maar dat geeft hem nog niet het recht de moeder háár recht te ontzeggen. Als hij bij inschrijving van de jongen in de praktijk direct de gezagsverhoudingen had nagevraagd, had dit conflict voorkomen kunnen worden. Hij krijgt een waarschuwing; het Centraal Tuchtcollege is het daarmee eens.

Sophie Broersen, arts/journalist

Yvonne Drewes, jurist/arts M&G


CE N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2014.076 van:
A., huisarts, wonende te C.,
appellant, verweerder in eerste aanleg,
tegen
C., wonende te D.,
verweerster in hoger beroep, klaagster in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure
C. - hierna klaagster - heeft op 27 december 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te
‘s-Gravenhage tegen A. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 7 januari 2014, onder nummer 2012-253 heeft dat College de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd.
De huisarts is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Klaagster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 september 2014, waar zijn verschenen klaagster en de huisarts Als getuige is de heer E. gehoord.

2.         Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
2. De feiten
2.1       Klaagster is de moeder van een zoon, genaamd F., geboren op 2004, die in het kader van een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in een pleeggezin verblijft. Klaagster heeft het gezag over F..
2.2       De pleegouders hadden de arts als huisarts en hebben op 25 mei 2011 ook F. bij de huisarts ingeschreven. Aan de huisarts is daarbij geen medisch dossier van F. overgedragen.
2.3       De huisarts heeft enkele consulten aan F. gewijd.
2.4       Op enig moment heeft klaagster na speurwerk het praktijkadres van de huisarts van F. achterhaald en de arts daar opgezocht. Zij noemde zich ‘de moeder van F. die als pleegkind hier ingeschreven staat’.   De arts heeft bij dit onaangekondigde bezoek het verzoek van klaagster om inzage in c.q. afschrift van het medisch dossier van F. geweigerd.
Ook na indiening van een klacht tegen de huisarts en nadat klaagster daarbij in het gelijk was gesteld heeft de arts in deze weigering volhard.
3. De klacht
3.1       Klaagster verwijt de arts dat hij ondanks meerdere verzoeken (telefonisch, bij mail en in persoon bij de arts gedaan) weigert om haar inzage te geven in cq afschrift te geven van het medisch dossier van F..
4. Het standpunt van de arts
4.1       De arts heeft toegegeven dat hij het verzoek van klaagster om inzage in c.q. afschrift van het medisch dossier van F. heeft geweigerd.
Daarbij heeft de arts als toelichting gegeven dat hij ook rechten heeft, het recht heeft geïnformeerd te worden en het recht heeft op een werkbare praktijkvoering. Hij voelt zich in een conflict gerommeld met een hem onbekende persoon, die onvrijwillig is ontheven van de opvoedingsplicht maar wel eisen kan stellen aan een huisarts.
5. De beoordeling
5.1       De moeder heeft als gezaghebbende ouder recht op informatie over
de gezondheidstoestand en behandeling van haar kind (artikel 7: 456 BW juncto artikel 1: 245 BW). Het lag dan ook op de weg van de arts om klaagster die daarom vroeg inzage in c.q. afschrift van het medisch dossier van F. te geven.
Voorzover de arts zich onvoldoende in staat achtte om te kunnen beoordelen of er – tegen de achtergrond van een ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en een pleeggezinverblijf – wel of niet recht op inzage c.q. afschrift was, had het op zijn weg gelegen zich daarover te laten informeren, bijvoorbeeld via de website/richtlijnen van KNMG en/of NHG.
Indien het zo was dat – zoals de arts heeft gesteld – klaagster een enorm schandaal maakte aan de balie en er wegens het lopende spreekuur voor hem geen gelegenheid was om voldoende tijd aan haar verzoek te besteden, was de arts gehouden om er zorg voor te dragen dat het gesprek met klaagster op enig ander moment had kunnen worden voortgezet, althans om daar serieuze pogingen toe te doen. Hiervan is geen sprake geweest.
Door dit na te laten en ook overige gelijksoortige verzoeken van klaagster te weigeren heeft klager naar het oordeel van het College tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.2       Een sanctie in de vorm van een maatregel is daarvoor op zijn plaats.”



3.         Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep
4.1       De huisarts kan zich in het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege niet vinden en heeft daartegen beroep ingesteld. De huisarts voert aan dat hij niet redeloos geweigerd heeft om klaagster inzicht te geven in de medische gegevens van haar zoon F., maar dat hij daartoe in alle redelijkheid niet in staat was. De huisarts stelt dat hij niet wist wat de juridische status van klaagster was en dat hij bovendien niet de beschikking had over het adres dan wel het telefoonnummer van klaagster. Nu klaagster de huisarts niet in de gelegenheid heeft gesteld zich ervan te vergewissen dat zij de gezaghebbende ouder van F. was, stelt de huisarts dat hij zich moet houden aan de privacy eisen die zijn beroepsuitoefening met zich brengen.
4.2       Klaagster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Bovendien, zo stelt klaagster, heeft de huisarts nog steeds geen volledige inzage gegeven in het dossier van haar zoon F..
4.3       Ingevolge artikel 7:456 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verstrekt de hulpverlener aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 7:454 BW. De verstrekking blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander. In een situatie als de onderhavige komt het recht op inzage op grond van art. 7:465 lid 1 BW toe aan de met het gezag over de minderjarige belaste ouder(s).
4.4       Klaagster stelt dat zij meerdere keren telefonisch contact heeft opgenomen met de huisarts met het verzoek om inzage te krijgen in het medisch dossier van haar zoon F.. Zij heeft tijdens deze telefoongesprekken nimmer met de huisarts gesproken, maar alleen met de assistente. De huisarts betwist dat klaagster meer dan eens heeft gebeld.
Wat er ook zij van het aantal telefoongesprekken, vast staat dat de huisarts in ieder geval bekend was met één telefoongesprek van klaagster met de assistente. Daarnaast heeft de huisarts ter terechtzitting erkend telefonisch contact te hebben gehad met de heer E. over de onderhavige kwestie en heeft de heeft E. de situatie van klaagster bij brief van 14 mei 2012 aan de huisarts uiteengezet. Onder deze omstandigheden is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de huisarts zich - toen klaagster zich nadien meldde bij de balie van de praktijk - bewust moest zijn van het gegeven dat klaagster al geruime tijd inzage wenste in het medisch dossier van haar zoon F.. Niet valt de huisarts te verwijten dat hij tijdens deze ontmoeting met klaagster aan de balie kordaat heeft opgetreden om verergering van de situatie op dat moment te voorkomen, maar in het licht van het voorafgaande had na dit voorval van de huisarts een meer actieve houding verwacht mogen worden. Dit geldt temeer nu klaagster ter terechtzitting onweersproken heeft verklaard dat zij tijdens haar bezoek aan de praktijk niet alleen haar legitimatiebewijs bij zich had, maar ook stukken waaruit bleek dat zij was belast met het ouderlijk gezag over F.. Het lag op de weg van de huisarts om in de onderhavige situatie de-escalerend op te treden en bij te dragen aan effectuering van het recht van klaagster op inzage van het dossier van haar zoon. De huisarts had hiertoe de stukken van klaagster kunnen kopiëren en een afspraak met haar kunnen maken. Door dit na te laten heeft de huisarts klaagster onnodig belemmerd in de verwezenlijking van haar recht op inzage, hetgeen de huisarts tuchtrechtelijk valt te verwijten. Daarbij acht het Centraal Tuchtcollege van belang dat de huisarts na het moment waarop klaagster aan de balie van de praktijk verscheen erg lang heeft gewacht met het verstrekken van het dossier van haar zoon F.. Voor zover de huisarts stelt dat hij niet beschikte over gegevens van klaagster, lag het op zijn weg deze gegevens aan klaagster te vragen toen zij op de praktijk aanwezig was. Bovendien beschikte de huisarts over het telefoonnummer en e-mailadres van klaagster, die in de brief van de heer E. stonden vermeld.
Anders dan klaagster is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de huisarts klaagster nadien geen inzicht heeft gegeven in het volledige dossier van F..
 
4.5 Uit het voorgaande volgt dat het beroep van de huisarts niet slaagt. Het zal dan ook worden verworpen. Dit betekent dat de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel met verbetering van gronden als hiervoor weergegeven in stand blijft.

5.         Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en drs. M. van Bergeijk en dr. B.P.M. Schweitzer, leden- beroepsgenoten en mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2014.

<b>Download het tijdschriftartikel met de ingekorte uitspraak (pdf)</b>
  • Sophie Broersen

    Sophie Broersen was journalist bij Medisch Contact van 2008 tot 2021. Na haar studie geneeskunde en huisartsopleiding ging zij als journalist aan de slag. Bij Medisch Contact schreef zij over geneeskunde en zorg in de volle breedte: van wetenschap tot werkvloer, van arts-patiëntrelatie tot zorg over de grens. Samen met de juristen van de KNMG becommentarieerde zij tuchtzaken. Na haar journalistieke carrière is zij in 2021 weer als arts gaan werken.  

Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.