Tuchtrecht
Uitspraak tuchtcollege

Ongerichte medische machtiging

1 reactie

Omzeilen van eindeloos heen en weer sturen van papierwinkels door een handigheidje, kan in de praktijk toch onhandig uitpakken.

De patiënt in deze zaak zette zijn handtekening onder een rapportage, waarna de arts later nog onderzoeksresultaten toevoegde. Praktisch, want daardoor hoefde de patiënt niet eindeloos te wachten voordat alles ingetikt was. Maar ook een tikje naïef.

Juist in zaken waarbij het om ziekteverzuim en werkhervatting gaat, bestaat de kans dat elk woord gewogen en zo mogelijk gebruikt wordt. Ook al heeft de arts niets anders toegevoegd dan wat al besproken was, het Centraal Tuchtcollege keurt de werkwijze af.

De klacht is gegrond, maar het college legt geen maatregel op. Het college valt veel meer over de machtigingsformulieren die de patiënt moest ondertekenen. Iemand laten tekenen voor het opvragen van medische gegevens bij ‘de curatieve sector’ is onjuist.

‘Te algemeen en te breed’, oordeelt het CTG, dat de werkgever sommeert om de formulieren direct aan te passen. Er moet precies gemeld worden door wie er aan wie informatie wordt gevraagd en met welk doel. Voor de patiënt moet het duidelijk zijn wat het belang van de gegevensverstrekking is en wat de consequenties daarvan kunnen zijn. Het college bevestigt nog eens hoe gegevens bij derden opgevraagd horen te worden. Doet u het ook zo netjes?

Sophie Broersen, arts
Diederik van Meersbergen, jurist KNMG

Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg d.d. 1 september 2011

(ingekort door redactie Medisch Contact)

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.302 van A, (…) klager in eerste aanleg, appellant in hoger beroep, tegen C, bedrijfsarts, (…) verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A, hierna klager, heeft op 9 april 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C, hierna de arts, een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 juni 2010, onder nummer 09/119, heeft dat college de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

(…)

2. Beslissing in eerste aanleg

Het regionaal tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

‘2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerder is keuringsarts bij E.

2.2 Op 29 november 2007 is klager, in het kader van de Wet Werk en Bijstand en op verzoek van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente B (hierna: DWI), door verweerder onderzocht naar zijn eventuele mogelijkheden voor arbeidsintegratie.

2.3 Voorafgaande aan het onderzoek zijn klager formulieren toegezonden, waaronder een “Medisch vragenformulier” en een “Akkoordverklaring medewerking arbeidskundig onderzoek/Akkoordverklaring informatieoverdracht” (hierna: de Akkoordverklaring). Tijdens het onderzoek op 29 november 2007 heeft klager zijn handtekening onder de Akkoordverklaring gezet.

2.4 Tevens heeft klager op 29 november 2007 een handtekening gezet op bladzijde 2 van het “Rapport Integraal Medisch Arbeidskundig Advies”. Met de ondertekening daarvan is klager akkoord gegaan met het advies van verweerder en met de overdracht van medische informatie aan DWI. Boven het kader waarin klager zijn handtekening heeft gezet, staat met de hand bijgeschreven “Eerst advies van de psycholoog afwachten.” De desbetreffende pagina heeft als nummering “blad 2 van 6”. Het voorblad heeft als nummering “blad 1 van 6”.

2.5 Klager heeft een door verweerder opgesteld “Rapport Integraal Medisch Arbeidskundig Advies” overgelegd waarin de hiervoor onder 2.4 vermelde en door klager ondertekende pagina voorkomt, met als nummering “blad 2 van 6”. Dat rapport telt echter in totaal 7 bladzijden. Daarnaast heeft het voorblad als nummering “blad 1 van 7”.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

3.1 verweerder klager op 29 november 2007 een blanco rapportage heeft laten ondertekenen en die handtekening vervolgens achter een andere rapportage heeft geplakt,

3.2 door verweerder in de keuringsprocedure formulieren worden gebruikt die niet voldoen aan hetgeen daarvan mag worden verwacht,

3.3 verweerder, ten nadele van klager, de procedure opzettelijk zo kort mogelijk heeft gehouden,

3.4 verweerder klager een kopie heeft onthouden van het nieuwe medisch arbeidskundig advies.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft verweerder betwist dat hij klager een blanco rapportage heeft laten ondertekenen en dat hij die handtekening vervolgens achter een andere rapportage heeft geplakt. Wel heeft hij klager zijn voorlopige conclusie en het akkoord voor de overdracht van medische informatie aan DWI, laten ondertekenen. Dat het Rapport Integraal Medisch Arbeidskundig Advies uiteindelijk in totaal zeven pagina’s telt en niet zes zoals op de door klager ondertekende pagina staat vermeld, is volgens verweerder het gevolg van de omstandigheid dat op het moment van het gesprek met klager diens volledige personalia nog niet in de rapportage waren ingevoerd. (…)

5.2 Het college overweegt dat niet is komen vast te staan dat verweerder anders heeft gehandeld dan zoals door hem gemeld. (…) Dat de rapportage met zeven pagina’s meer medische informatie bevat dan waarvoor klager met de ondertekening van het “blad 2 van 6” een akkoord voor overdracht aan DWI heeft verleend, is dan ook niet komen vast te staan. Evenmin dat het hier een “nieuwe” rapportage betreft zoals door klager gesteld, waarvan een nieuw afschrift had
moeten worden verstrekt. (…) Gelet op het voorgaande beschikt het college over onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder met het invoegen van de reeds door klager ondertekende pagina in de uiteindelijk uitgeprinte document tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klachtonderdelen
3.1 alsmede 3.4 zijn daarmee ongegrond.

5.3 Ten aanzien van het klachtonderdeel dat door verweerder in de keuringsprocedure formulieren zijn gebruikt die niet voldoen aan hetgeen daarvan mag worden verwacht, wordt overwogen dat gesteld noch gebleken is dat dit formulieren betreft die door verweerder persoonlijk zijn opgesteld. Evenmin is gesteld of gebleken dat verweerder een persoonlijke keus heeft in het gebruik van die documenten. Dit overigens niet feitelijk onderbouwde klachtonderdeel ziet derhalve niet op persoonlijk handelen van verweerder. Klager is daarmee met dit tweede klachtonderdeel, wat ook verder inhoudelijk van de klacht zij, niet-ontvankelijk.

5.4 Dat verweerder de procedure opzettelijk kort heeft gemaakt, zoals door klager gesteld, heeft klager niet aangetoond of anderszins aannemelijk gemaakt. Het onder 3.3 vermelde klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.’

3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals die zijn vastgesteld door het regionaal tuchtcollege en hierboven onder ‘2. De feiten’ staan weergegeven, waarbij nog het volgende wordt aangetekend.

Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft klagers kanttekening dat hij – anders dan het regionaal tuchtcollege onder 2.4 van zijn beslissing heeft vermeld – het formulier ‘Akkoordverklaring medewerking aan een medisch-arbeidskundig onderzoek/Akkoordverklaring informatieoverdracht’ juist niet heeft ondertekend. Dit is voor de beoordeling van de grieven verder echter niet van belang.

4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 De in eerste aanleg door klager tegen de arts ingediende klacht bestaat uit vier onderdelen die door het regionaal tuchtcollege in de bestreden beslissing zijn weergegeven onder ‘3. Het standpunt van klager en de klacht’. Het regionaal tuchtcollege is tot het oordeel gekomen dat de klachtonderdelen een, drie en vier ongegrond zijn en dat klachtonderdeel twee niet-ontvankelijk is.

Klager is onder aanvoering van een drietal grieven tegen dat oordeel in beroep gekomen.

De arts heeft het beroep van klager gemotiveerd bestreden met conclusie het beroep te verwerpen.

4.2 Met zijn eerste grief keert klager zich tegen het oordeel van het regionaal tuchtcollege dat de klacht tegen de werkwijze waarbij klager een blanco rapportage diende te ondertekenen onder het tekstblokje ‘handtekening voor gezien en/of gehoord van het advies...’ , en waarbij de arts op een later tijdstip de onderzoeksresultaten toevoegde, ongegrond is. Volgens deze grief had de arts deze werkwijze niet mogen volgen.

Het Centraal Tuchtcollege overweegt dienaangaande als volgt.

Het Centraal Tuchtcollege twijfelt niet aan de gang van zaken zoals door de arts in de stukken uiteengezet en zoals door het regionaal tuchtcollege onder 5.2 vermeld. Alhoewel het Centraal Tuchtcollege begrip heeft voor het standpunt van de arts om tijdens het onderzoek van de patiënt niet te veel te willen typen, is het college evenwel – en in afwijking van het regionaal tuchtcollege – van oordeel dat de werkwijze waarbij klager eerst dient te ondertekenen ‘voor gezien en/of gehoord’ en waarbij de arts naderhand de onderzoeksresultaten toevoegt, niet acceptabel is. Het gegeven dat de arts de onderzoeksresultaten wel met klager heeft besproken, doet daar niet aan af. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft de arts zich onvoldoende vergewist van de situatie waarin klager door een dergelijke werkwijze wordt gebracht. De hiertegen gerichte grief is derhalve gegrond.

4.3 De tweede grief strekt ten betoge dat de door de arts in de keuringsprocedure gebruikte formulieren niet voldoen aan de eisen die daaraan in redelijkheid mogen worden gesteld en dat de arts had moeten nalaten deze formulieren te gebruiken.

Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dienaangaande – anders dan het regionaal tuchtcollege onder 5.3 van zijn beslissing – als volgt.

De door de arts gehanteerde formulieren zijn onduidelijk en verwarringwekkend. In het bijzonder voldoet – naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege – het door de arts aan klager ter ondertekening aangeboden formulier met de navolgende tekst niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld:

‘2. Machtiging

Door ondertekening van dit formulier verklaart ondergetekende zich akkoord met:

(-…)

(-…)

- het opvragen van medische gegevens bij de curatieve sector.’

De hiervoor geciteerde zinsnede bevat immers een ‘ongerichte medische machtiging’ tot het opvragen van medische gegevens bij de curatieve sector. De machtiging is te algemeen en te breed geformuleerd. Er dient sprake te zijn van een ‘gerichte medische machtiging’ waarin wordt vermeld door wie, aan wie, en voor welk doel informatie kan worden ingewonnen over klager. Bovendien dient klager duidelijk te zijn wat het belang van gegevensverstrekking is en wat de consequenties daarvan kunnen zijn. De arts heeft de reikwijdte van het door hem aan klager ter ondertekening voorgelegde formulier onvoldoende ingezien. De hiertegen gericht grief is derhalve eveneens gegrond.

4.4 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de werkgever van de arts (E), de formulieren met daarin een ongerichte medische machtiging niet langer mag laten gebruiken en deze onverwijld dient aan te passen.

4.5 De derde grief richt zich tegen de werkwijze van het regionaal tuchtcollege waarbij klager niet de mogelijkheid zou zijn geboden om in eerste aanleg tijdens een mondeling vooronderzoek door het regionaal tuchtcollege te worden gehoord.

Het Centraal Tuchtcollege merkt hierover op dat klager – gelet op de in de stukken aanwezige telefonische gespreksnotitie – klaarblijkelijk heeft ingestemd met het niet houden van een mondeling vooronderzoek.Wat daar evenwel ook van zij, nu klager in hoger beroep zijn klachten ten volle heeft kunnen toelichten, is deze klacht ongegrond.

4.6 Met betrekking tot de vraag of een maatregel dient te worden opgelegd, overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

Gegeven het feit dat de werkwijze van de arts als bedoeld onder 4.2, blijkbaar gangbaar is binnen de werkgever van de arts, E, en gegeven het feit dat het formulier met daarin de ongerichte machtiging als bedoeld onder 4.3 door E aan de arts wordt aangereikt, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de arts weliswaar verwijtbaar heeft gehandeld, maar niet in die mate dat hem dienaangaande een tuchtrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd. Om die reden zal het Centraal Tuchtcollege daarvan afzien.

4.7 De slotsom is dat het beroep doel treft. De beslissing van het regionaal tuchtcollege wordt voor zover daarbij het klachtonderdeel over de gebruikte formulieren niet-ontvankelijk is verklaard, en het klachtonderdeel over de blanco ondertekening van de onderzoeksrapportage ongegrond is verklaard, vernietigd. Deze klachtonderdelen worden alsnog gegrond verklaard evenwel zonder oplegging van een maatregel. Voor het overige faalt het beroep.

4.8 Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

- vernietigt de beslissing van het regionaal tuchtcollege voor zover daarbij de klacht aangaande de gehanteerde formulieren niet-ontvankelijkheid
is verklaard, en de klacht aangaande de werkwijze met het blanco ondertekenen van de onderzoeksrapportage ongegrond is verklaard;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

- verklaart deze klachten alsnog gegrond en bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- verwerpt het beroep voor het overige;

Bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan-geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. P.J. Wurzer en mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen, mr. drs. W.A. Faas en mr. drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten, en mr. E.B. Schaafsma-van Campen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2011 door mr. E.J. van Sandick in tegenwoordigheid van de secretaris.

Integrale tekst van deze uitspraak

pdf van dit artikel

Meer Tuchtrecht

bedrijfsgeneeskunde
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Bart Bruijn

    Huisarts, Streefkerk

    Dit is schering en inslag. Vooral bij overheidsorganen, maar ook bij allerlei soorten verziekeringen. Het CIZ spant de kroon in dezen. Ik maak er bijna elke week wel een keer ruzie over en de patient wordt gegijzeld om mij onder druk te zetten om de ...informatie toch maar te geven. Het vraagt van mij uren uitleg, kost me zelfs patienten en dat alleen maar omdat de vragers te lamlendig zijn om hun werk fatsoenlijk te doen. Nogmaals, vooral het CIZ is hierin een zeer schrijnend voorbeeld. Waarom staan de info-vragers niet voor de tuchtrechter???

 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.